Over angsten en dilemma's rondom aanraken: 'Een relatie vereist in veel gevallen fysiek contact'
10 mei 2016
Op een middag in 2012 verschenen de meiden van groep 7 collectief aan Tom Pellis’ bureau: waarom knuffelde en stoeide hij wél met de jongens, maar nooit met hen? De schooldirecteur van Nutsbasisschool Teteringen schreef er een goed gelezen blog ‘Een knuffel als het nodig is? Daar ben ik als leraar nog niet’ over. Zijn conclusie destijds: ‘Ik voel dat ik mezelf rem in mijn eigenheid. Ik ervaar deze situatie als een groot manco in het onderwijs en ik wéét dat veel leraren hiermee worstelen.’We zijn ruim drie jaar verder en het onderwerp houdt Tom nog steeds bezig. Samen met Simone Mark (auteur van Pedagogisch Contact) ging hij in gesprek over twee casussen uit zijn dagelijkse praktijk en de betekenis van de pedagogische aanraking. Annonay Andersson doet verslag.
‘Door een kind tegen je aan te houden,
lijf tegen lijf, wordt het omsloten:
je biedt je lichaam aan als houvast,
als steun, als huisje’
Tom > Wat kan er misgaan bij aanraking? Het ergste wat er kan gebeuren is dat het op een ongepaste manier gebeurt. Dat heeft mij in het verleden geremd, zeker als er in het nieuws of mijn directe omgeving negatieve ervaringen boven kwamen. Echter, ‘zonder relatie geen prestatie’. En een relatie vereist in veel gevallen fysiek contact. Ik ben de afgelopen jaren steeds meer gaan durven vertrouwen op mijn eigen oprechtheid en kan daarmee mijn handelen in de klas en op school legitimeren. Dat kwam tot uiting in casus één, ik voel over die situatie geen spanning. Maar ik ben benieuwd wat jij erin leest, Simone.
Simone > Jij laat in de eerste casus zien, dat je in staat bleek het perspectief van Stef in te nemen. Zijn verdriet roept ‘troostgedrag’ op. Stef zoekt steun en veiligheid bij jou, als . Je zegt daarover: Er floept een automatisch ‘Kan ik helpen?’ uit.Met andere woorden: onbewust ben je geprogrammeerd om responsief te reageren op de jongen. Stef beantwoordt die vraag met een knikje en met fysieke overgave door zijn armen te openen. Wederom kan je als opvoeder dit signaal niet anders beantwoorden, dan door zelf te ope- nen en het kind je schoot aan te bieden. In de veiligheid van jouw schoot kan Stef zijn verdriet laten gaan, waardoor zijn tranen gaan
rollen.
Tom > Ik denk toch ook dat op een bepaalde manier ‘gemakkelijker’ was geweest om hem een aai over de bol te geven, maar ik koos
ervoor hem op schoot te nemen. Waarom precies weet ik niet.
Simone > De manier waarop jij Stef troostte is een afgeleide vorm van veiligheid die de moederschoot een kind biedt. Door een kind tegen je aan te houden, lijf tegen lijf, wordt het omsloten: je biedt je lichaam aan als houvast, als steun, als huisje. Dit gedrag hebben we geleerd van onze ouders, wanneer zij ons op die manier troostten. Wanneer kinderen ouder worden passen we dit gedrag aan door iets meer afstand te nemen, maar ook volwassenen hebben behoefte aan lichaamscontact als ze verdriet ervaren: een arm om je schouder of een omhelzing. In pedagogische zin noem je dit gedrag ‘vriendschappelijk affectief’: je aanraking heeft als doel het kind te erkennen in zijn verdriet en door er gepast op te reageren bevestig je dat je het signaal hebt gezien en wilt en kunt beantwoorden.
Tom > Sinds dit voorval met Stef krijg ik elke ochtend een enthousiast ‘Goedemorgen, meneer Tom!’ als ik hem zie. Dat geeft mij het idee dat onze relatie versterkt is sinds deze les.
Simone > Dat vind ik niet vreemd: Stef weet door deze ervaring dat je beschikbaar bent voor hem en dat ervaren de andere kinderen ook die jou op hun beurt hierdoor ook meer durven te vertrouwen.
Tom > In mijn tweede casus gebeurt weer iets heel anders. Joep was niet gediend van mijn aanraking en liet dat merken. Maar omdat er een escalatie dreigde, leek het een noodzakelijk kwaad. Ik vind het lastig in te schatten of ik hier nou goed gehandeld heb. Heb ik de boel niet verder laten escaleren? Waren de gevolgen niet minder groot geweest als ik anders had gehandeld? Wat had ik anders kunnen doen? Hoe nu verder? Wat doet dit met de andere kinderen en betrokkenen?
Simone > Dat is inderdaad een lastig vraagstuk. In mijn boek heb ik een model ‘fysiek contact met kinderen – motieven en effecten’ opgenomen. Bekeken vanuit dat model heb je in het ‘grijze gebied’ gehandeld: door Joep begrenzend aan te raken (hem stevig vast te pakken totdat hij rustig wordt), beperk je enerzijds de lichaamsruimte van de jongen, maar bied je tegelijkertijd een veilige, besloten ruimte waarbinnen de boosheid weer tot rust kan komen.
Tom > Ik had hem natuurlijk ook helemaal niet kunnen aanraken.
Simone > Aanraken in het geheel vermijden is geen optie: het is een levensbehoefte. Wanneer kinderen niet worden aangeraakt, ontneem je hen de mogelijkheid tot een gezonde ontwikkeling als mens: zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Het alternatief bij agressief gedrag is inderdaad afstand houden en het kind laten uitrazen. Dit is voor veel kinderen heel onveilig: een woede die nergens wordt ‘opgevangen’ of ‘beantwoord’ zal zeker uitdoven, maar laat tevens een eenzaam en ontredderd gevoel achter in het kind.
Lees verder in PDF
Dit is een verhaal uit magazine #3 van hetkind , met als thema Vertrouwen.
Magazine #4 Grenzen
Op 10 mei verschijnt het volgende magazine van het kind. Het vierde nummer draagt het thema Grenzen. U kunt nu al een aantal exemplaren bestellen voor uw school, uw organisatie of uw collega's. Klik dan op deze link. De kosten zijn gering. Het magazine wordt verkocht per 5 of 10 stuks, juist om het gesprek over goed onderwijs te stimuleren, om te inspireren en om jezelf en elkaar in de praktijk te legitimeren.
Reacties