Mindset: bepalend voor je inzet en doorzettingsvermogen
25 april 2015
De mindset die een kind vormt, bepaalt hoe het omgaat met leren en met de taken die het moet maken. En het bepaalt waar het succes aan toeschrijft. Schrijft het succes toe aan slimheid of aan inzet? (Cain en Dweck, 1989). De opvatting die een kind vormt van zijn intelligentie is dus van grote invloed op zijn verdere leven. Marlies Bras licht het onderwerp toe. Dit is het eerste blog in een reeks van drie.Stel tien mensen de vraag ‘wat versta jij onder intelligentie?' en je zult tien verschillende antwoorden krijgen. Ieder mens heeft zijn eigen opvatting over intelligentie. De basis van deze opvatting vorm je in je kinderjaren. Door de jaren heen ontwikkel je deze opvatting meer en meer. We noemen deze opvatting over intelligentie ook wel mindset. Een mindset is de manier waarop je over dingen denkt en hoe je met deze dingen omgaat. Vaak zijn we ons niet bewust van onze mindset. Toch is je mindset van grote invloed op de beslissingen die je neemt.
Hoe ontwikkelen kinderen een mindset?
Vanaf het moment dat kinderen ontdekken wat prestatie is, beginnen ze zich een beeld te vormen van wat intelligentie is. Vaak gebeurt dit op het moment dat een kind naar school gaat. De ontwikkeling van een mindset gebeurt in drie fases (Cain en Dweck, 1989).
Fase 1: Eerste analyse
Voordat een kind zijn mindset gaat ontwikkelen moet het zich bewust worden van drie zaken.
-
Er bestaat een verschil tussen succes en falen.
Bijvoorbeeld: je vangt de bal of je vangt hem niet. -
Het resultaat dat je haalt, hangt af van je eigen gedrag.
Een kind ontdekt dat het zelf invloed heeft op een bepaald resultaat.
Het gaat bedenken hoe het komt dat iets gelukt is (of niet). Wat heeft het gedaan? -
Het kind ontdekt dat de één meer succes heeft dan de ander.
Een kind ontdekt dat het ene kind beter presteert dan de ander.
Het zal proberen te bedenken hoe dit komt.
Als kinderen zich bewust zijn van deze drie punten kan de mindset-ontwikkeling beginnen.
Fase 2: Resultaat is afhankelijk van betrokkenheid en kunnen
In fase twee probeert een kind te verklaren hoe het komt dat je bepaalde resultaten bereikt. Hoe komt het bijvoorbeeld dat je jas nog niet dicht is? Het kind ontdekt dat als je een taak goed uit wilt voeren, je:
- betrokken moet zijn bij de taak.
- moet weten hoe je de taak op kunt lossen.
Zo kan een kind bedenken dat het nog geen poging heeft gedaan om de rits dicht te doen. Of dat hij nog niet weet hoe dat moet. Misschien bedenkt hij dat hij vergeten is om hulp te vragen aan iemand anders. In deze fase ontwikkelen kinderen een eenvoudige, recht-toe-recht-aan-mindset.
Fase 3: Resultaat is afhankelijk van inzet, kennis en capaciteit
Op het moment dat kinderen verschillen in prestaties proberen te verklaren en meer kennis krijgen over deze verschillen, komt een kind bij stap drie terecht. In deze fase ontdekken kinderen dat succes afhankelijk is van inzet, kennis van een taak en van intellectuele capaciteiten. De ontwikkeling van hun mindset wordt steeds verfijnder en specifieker. De termen waarin een kind denkt worden steeds abstracter. Ze hebben het bijvoorbeeld over ‘ik ben slim’ in plaats van ‘ik kan die puzzel goed’.
LEES VERDER.
Marlies Bras was tot 2007 leraar in het basisonderwijs in Rotterdam. Nu heeft ze een praktijk voor Integratieve Kindertherapie. Dit is haar website.
Reacties