'Mijn uitroeptekens begonnen weer te veranderen in vraagtekens'
31 augustus 2015
Zonder visie, zonder stevige bodem, zonder stuur in je handen, zonder kompas, zie dan maar eens overeind te blijven in de dagelijkse lespraktijk. Marieke Zwinkels schrijft over het thema visie, in relatie tot haar moederschap en haar onderwijsleven. 'Er verschoof iets, want ‘willen’ is iets heel anders dan ‘moeten’.De afgelopen weken hebben voor mij in het teken gestaan van visie. Eigenlijk kan ik ook maanden zeggen, of jaren (het is een on-going process) maar deze laatste weken kwam visie op scholen en het belang ervan, de rol en de functie ervan in volle glorie in beeld.
Ik heb het niet alleen over dromen, bij visie. Ik heb het over het concreet maken van wat dat dan betekent, hoe ziet het er dan uit, hoe voelt en proeft en ruikt dat dan. Dus niet een vaag beeld, een verre droom voor managers en besturen, iets om in een documentje te zetten om dan weer snel over te gaan tot de orde van de dag maar nee, de daadwerkelijke bodem onder je voeten. Zodat je zelfverzekerd jouw pad kan bewandelen. Die reis kunt maken naar die droom waar je, maar dat terzijde, helemaal nooit komt. Omdat je onderweg steeds een ander gezichtspunt hebt en je tegen de tijd dat je een béétje in de buurt komt van jouw ideaal, jouw wens en verlangen, alweer iets anders wil, meer wil, beter wil, verder wil.
En gelukkig maar ook hè. Dat is groei. Expansie. Dus we kunnen ons dan ook direct ontspannen in ons proces: we gaan er toch nooit komen. Mooi.
Zullen we dan nu genieten van de reis op zich?
Toen ik kinderen kreeg was het zo: ik had geen idee. Ik las dingen en hoorde dingen en vroeg dingen en deed mijn best. Flesje, fruitje, badje, dekentje erbij, dekentje eraf, kruikje, slaapje, inbakeren ja of nee, laten huilen of toch niet, ja maar zielig nee want goed, tv aan of uit, is stofzuigen trouwens slecht als hij slaapt? Inenten of niet, katoen of niet moeilijk doen, houten speelgoed of met geluiden, homeopathisch of naar de gewone dokter, biologisch alles of te duur dus alleen fruit, op tijd naar bed, overal mee naar toe? Te warm? Te koud? Te streng? Wel of niet boos worden? Schuldgevoel. Ik kan het niet,. Ik weet het heus wel. Laat me met rust. Ik wil zo graag, maar hoe dan? Hoe dan? Hoe dan? Zeg dan hoe!
Oja, en ik was nooit klaar.
Dus. Werd ik steeds zorgelijker. Moeier. Sjacherijniger ook. Onzekerder. Twijfelend, me afvragend, bang. Ik zocht de antwoorden overal, behalve bij mezelf. Dat werkt natuurlijk nooit: hoe meer mensen je spreekt, leest en/of hoort hoe meer manieren, meningen en methodes en als je die dan allemaal goed wil doen.. Dat wilde ik ook echt: goed doen. Goed. Alsof er iemand met zo’n scorekaart en een afgekloven potloodje zat bij te houden hoe vaak ik te veel of juist te weinig deed.
Ik deed vooral dingen voor deze grote onbekende scoorder in the sky.
Zie je het voor je? Dat je dan om vijf uur ’s middags in de keuken een soort van wakker wordt en je realiseert, ik sta in een pan met stinkende bioprut te roeren van groenten die ik gisteren door weer en wind op de biomarkt heb gekocht, geschrobt, gehakt en gekookt om zakjes oranje snot te maken voor in de vriezer zodat de kinderen hun groentehapje dagelijks lekker gezond hebben. Want dat is goed voor ze. En ik heb de hele dag nog niets gegeten of gedronken en oja, ik heb ook nog niet gedoucht en heb mijn pyjama nog aan. En ik heb blote voeten.
En die blote voeten zijn heel koud ook.
Wat ben ik in he-mels-naam aan het doen?
Door de waan van de dag schoot ik in waangestuurd gedrag. In beheersing en controle. Ik had lijsten op de koelkast en schema’s. Alles moest echt zo, want anders. Ik verloor de verbinding en daardoor houvast. Dus ik zoeken: grip had ik nodig, grip! En mijn wereld werd steeds kleiner. Ik vond het een uitje om naar de supermarkt te gaan. Echt. Als mijn moeder vroeg: joh, zal ik een dagje langskomen, dan kun jij even uitrusten snauwde ik: Hoezo?! Doe ik het niet goed dan? Ja duh ben ik moe! Maar dat wil toch niet zeggen dat ik het niet goed doe toch! Of wel!
Ik voelde compassie als kritiek, vond dat ik er alleen voor stond en vond vooral ook dat HET niet anders kon. Ja! Ik moet toch ook al die dingen! Ik kan toch niet géén eten geven! Ik moet en moet en moet! En het is allemaal de schuld van die omstandigheden!
Iemand zei, op een moment dat ik het blijkbaar kon horen en op een manier waarvan ik niet direct in de gordijnen ging, ja maar Marieke, jij wílde toch kinderen?
(ja maar, ja maar, ja maar)
Het duurde nog een week of twee voordat-ie helemaal landde. Ik wilde kinderen ja. Goh. WILDE. Als in: keuze. Kiezen. Ik had gekozen voor kinderen en ik zou er iedere dag weer voor kiezen ook, als ik mocht kiezen. Ik kies voor kinderen.
Er verschoof iets. want ‘willen’ is iets heel anders dan ‘moeten’.
En ‘kiezen’ houdt in dat je dus eh, tja, kunt kiezen. Kiezen hoe. Wat past bij jou. Wat wil je wél? Ik begon, heel langzaam en voorzichtig, met het ontwikkelen van een visie. Dat noemde ik natuurlijk niet zo, maar dat was het wel. Wat voor moeder wilde ik zijn? Want die ‘als je maar van ze houd’, die deed het niet voor me. Ik hield, en hou, zielszielzielsveel van ze. Maar daarnaast was ik door alle stress niet echt heel leuk, als moeder, soms. Dan voelde ik me weer schuldig. Meer zelfverwijt. Meer stress. Hoe goed kun je dan nog inspelen, reageren, je verplaatsen, genieten?
Hoe dacht ik eigenlijk over opvoeden? Wat vond ik van ontwikkeling van kinderen? En aha! Wat wíst ik van ontwikkeling van kinderen? Van complimenten geven, voorlezen, voeding, fasen. Ik begon een mening te vormen. Ik begon er zelf iets van te vinden. Ik verschoof van buiten naar binnen. Ik begon de antwoorden in mezelf te zoeken. Ik liet het mezelf toe gewoon te kiezen, op basis van mijn gevoel, mijn verbinding met mezelf en mijn kinderen en als ik dingen niet wist verdiepte ik me en koos dan alsnog. Dat verdiepen kon ook heel simpel: alleen al door te kijken naar de kinderen en hun reacties had ik een schat aan informatie. Ik stond het mezelf toe fouten te maken en open te staan voor manieren, meningen en methodes. Open staan. Dat voelde dus ook ineens heel ontspannen. Veel beter dan dat gevoel van argh! nou moet ik DUS óók nog…!
Mijn uitroeptekens begonnen weer te veranderen in vraagtekens.
En die vraagtekens, die deden geen pijn meer. Die voelden niet als het bewijs van zie je wel, ik ben niet goed, ik doe het niet goed. Die voelden weer gewoon als vragen. Open.
De relatie met onderwijs?
Even kijken..
‘Ik voel me verzuipen in de waan van de dag.’
‘Het moet nou eenmaal.’
‘Ik raas maar door en voel niet meer de vreugde die ik voelde.’
‘Het zijn ook gewoon de omstandigheden.’
‘Ik doe het toch goed?’
‘Ja zeg, ik doe het toch goed!’
‘Als we niet … dan. Dus we moeten wel. Want anders.’
‘Ik voel me een slechte leraar.’
‘Ik weet nooit zeker of ik het wel goed doe, maar daar zeg ik niets over, dat durgf ik niet.’
‘Zonder methode zou ik echt niet weten wat ik zou moeten!’
‘Ik voel me altijd gestrest.’
‘Als er iemand komt kijken in de klas wordt ik zeker afgerekend..’
‘Ik denk soms wel: waar ben ik mee bezig?’
Ach, zomaar wat uitspraken van leerkrachten. Hardwerkende, het-hart-op-de-juiste-plaats-hebbende mensen. Die oprecht van kinderen houden, oprecht het goed willen doen, daar zit het ‘m niet in. Net zo min als dat bij mij ‘het probleem’ was.
Zonder visie, zonder stevige bodem onder je voeten, zonder stuur in je handen, zonder kompas dat de richting aangeeft, zie dan maar eens overeind te blijven in de storm die woedt in onderwijsland. In de waan van de dagelijkse lespraktijk.
Zie je dat blaadje in die storm, heen en weer geslingerd? Dan weer daarheen, dan weer dat. Grip zoekend, in regeltjes en afspraken en systemen en methoden en formulieren en instrumenten. Hoe blij is dat blaadje nou?
Ik gun het elke leerkracht zich de boom te voelen.
Meebewegend en verbonden en interacterend met de wind en de omgeving maar diep, diep in de bodem. Stevig geworteld in de wetenschap, ja! Ja, ik ben een goede leerkracht! En dat weet ik omdat we daar met zijn allen goed over hebben nagedacht, over wat dat eigenlijk is. We hebben ons daarover een mening gevormd. En omdat we met zijn allen regelmatig praten over de dingen die er toe doen.
En we houden elkaar ook scherp. We reflecteren met elkaar en kijken bij elkaar en leren van elkaar en spelen met elkaar. We zien wat het doet met kinderen, we zien wat het doet met ouders, met onszelf als team en met mij als individu. We staan in contact met onszelf en daardoor ook met de kinderen en we kunnen ons verplaatsen en daardoor ook goed inspelen op behoeften.
En we zijn ontspannen in ons proces omdat we ons realiseren: we zijn nooit klaar. Met ontwikkelen, met bijsturen, met veranderen. En we zijn nergens bang voor. En we genieten ons helemaal suf.
Ik vraag me af: wat zou dát betekenen voor de kwaliteit van onderwijs?
Reacties