Micha de Winter in Uden: ‘Goed samenleven, wat is dat? Leren we kinderen nog wel hoe je met spanningen omgaat?’
9 november 2016
Hij was snipverkouden en lag ’s middags nog onder de wol. Maar eenmaal op het podium in theater Markant in Uden – waar de eerste ‘Brabantse’ Onderwijsavond plaatsvond - bezorgde Micha de Winter maandag bijna 200 leraren een meer dan genoeglijke en onderhoudende avond. Dat kregen ook Clemens Geenen (Fioretti College) en Lambert van der Ven (stichting Kiem Onderwijs en Opvang) te horen. Namens drie VO-scholen en drie PO-besturen dromen zij van een reeks Onderwijsavonden in het Veghel-Udense, waarin vooral de pedagogische opdracht doorschijnt. Met Micha de Winter – hoogleraar pedagogiek, ook vertrouwd met gastoptredens bij tv-debatten - konden ze zich geen betere start wensen.Van Micha de Winter (‘een paar aspirientjes doen wonderen’) zijn op het platform hetkind de afgelopen jaren al vele publicaties verschenen. De 65-jarige Winter - ook na december nog verbonden aan de UU, maar daarna vooral betrokken bij het nieuwe lectoraat Jeugd van de Hogeschool Utrecht - verzorgde de inleiding op het thema Grenzen in het vorige hetkind-magazines en stond in november 2012 al eens in theater Maitland – kort nadat zijn boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding was verschenen. Het zijn ook deze Onderwijsavonden in Driebergen die voor Lambert van der Ven en Clemens Geenen als inspiratie dienen voor het initiatief in hun eigen regio. ‘Wat het NIVOZ en hetkind daar is gelukt, kan hier lokaal ook, een pedagogische gemeenschap creëren waar fundamentele onderwijsvragen worden gesteld, over het waartoe wordt uitgewisseld en inspiratie en legitimatie wordt geboden voor de dagelijkse praktijk. Of het nu PO is of VO, dat maakt in de kern niet uit. Juist de ontmoeting van die twee onderwijsvelden geeft een krachtig fundament voor de pedagogiek voor alle kinderen van 0 tot 20 jaar.’
Want: opvoeden is een serieuze zaak geworden, zo maakte ook De Winter duidelijk. ‘We leven tegenwoordig in een ingewikkelde wereld waarin we – door spanningen tussen groepen, de mate van polarisatie – langzamerhand ook zelf soms niet meer weten hoe we nu daarmee om moeten gaan, of zouden willen gaan.’ Dat geldt voor opvoeders, maar ook voor mensen in de onderwijspraktijk. ‘De conflicten in de grote en kleine wereld komen immers tegenwoordig – al dan niet langs de dynamiek van sociale media – rechtstreeks de school binnen.’
Na de aanslag op Charlie Hebdo – bijna 2 jaar terug alweer – was er sprake van een omslagpunt. Zo vertelde een meisje in de klas dat ze dat heel erg vond, maar dat die Franse tekenaars ook wel heel erge dingen hadden gedaan. Ze hadden de profeet beledigd. Expres. ‘Als ik een geweer had gehad, had ik hetzelfde gedaan,’ liet ze de klas en haar lerares weten. De Winter vertelt dat deze juf van groep 7 zo schrok dat ze pardoes de klas uitliep, onthutst en onthand als ze zich voelde. ‘En ik heb begrepen dat deze situatie zich op meer scholen heeft afgespeeld. De verlegenheid is groot. En het wordt alleen maar erger.’
Vanuit die situatie benadrukt De Winter de verantwoordelijkheid die we dragen – als volwassenen, als onderwijskrachten – naar kinderen. En de pedagogische opdracht, juist ook in scholen, uiteindelijke het enige instituut waarin we structureel met ‘opvoeding’ van kinderen, burgerschap en een democratische samenleving bezig kunnen zijn. ‘Kinderen leren omgaan met verschillen, met diversiteit en met conflicten, daar ontkomen we niet aan. Zeker niet met het oog op de duurzame, vreedzame samenleving die we voor ogen hebben.’
De Winter sprak in Uden natuurlijk over De Vreedzame School, het project dat daarin al een tiental jaren een rol speelt. Hij liet een filmpje zien van hoe 12-jarige kinderen door dit project gewend zijn als mediator op te treden als er conflicten plaatsvinden, op schoolpleinen of binnen de muren van de klas. En over de exorbitante focus op (gewenst) gedrag van kinderen, de regulatie die er het gevolg van is, maar vooral over het verschil tussen pacificatie en participatie van kinderen. ‘Aan pacificatie, louter aanpassing, heb je uiteindelijk niet veel. Dat leidt slechts tot gehoorzaamheid. Dat is niet de belangrijkste eis die je aan kinderen stelt of in een toekomstige samenleving nodig hebt. Het gaat veel meer over kernwaarden als verantwoordelijkheid en samenleven, over kritisch burgerschap en empathisch vermogen. In een vacature lees je toch ook nooit: we zijn op zoek naar een gehoorzame buschauffeur.’
De Winter verwees naar voor hem vertrouwde bronnen als Hannah Arendt, de politiek-filosofe, en haar begrip van enlarged mentality, het verbreden van je mentaliteit. ‘To go visiting in the thoughts of others’. Om op reis te kunnen gaan in de gedachtewereld van anderen, om over anderen te kunnen oordelen en diversiteit te waarderen, zullen we verbeeldingskracht moeten ontwikkelen. Alleen zo kun je vermijden dat ‘waarheden’ verworden tot totalitarisme.’ Ook op het werk van Lea Dasberg (Grootbrengen door kleinhouden uit 1975) liet hij het licht schijnen. ‘Kinderen hebben hoop en perspectief nodig, optimisme en levenslust. Haar pedagogie van de hoop bevat de boodschap aan opvoeders en onderwijzers om kinderen vanaf het begin duidelijk te maken dat ze ertoe doen, dat ze verbonden zijn. Waarom zouden ze zich anders nog inspannen om te willen leren?’
Het gaat ook zeker niet over het verdoezelen van problemen, geeft De Winter aan, – met al die positive behaviour schoolprogramma’s, want dat is namelijk weer gedragsregulatie – ‘maar die problemen pedagogisch leren te vertalen.’
In het onderzoekswerk Idealen op drift interviewde hij ooit eens 50 extreem geradicaliseerde jongeren. Stuk voor stuk wereldverbeteraars, constateerde hij, die vanuit een grote betrokkenheid op onrecht in de wereld met oplossingen komen waar je van schrikt. Maar wie buigt dat om? De Winter: ‘De ouders vinden het – niemand uitgezonderd – verschrikkelijk. Maar die geven het uiteindelijk op. En de scholen? Wat doen zij? Een groot aantal verbiedt het: zulke taal willen we hier niet hebben! Wat vervolgens overblijft voor deze jongeren is de sociale media. Daar zoeken ze elkaar op. Maar daar vindt geen correctie of nuancering plaats. En wie het wel aandurft, wordt direct weggeblazen! ‘
Onderwerpen als homoseksualiteit of het Midden-oosten komen op veel scholen – vaak vmbo-scholen in steden - niet meer aan de orde. ‘Die moeilijke thema’s worden gemeden,’ zo constateert De Winter. Hoe moet dat dan met kinderen, van wie leren zij over burgerschapsvorming, hoe worden zij kritische burgers, mensen die niet alleen in staat zijn hun mening te geven, maar die ook te onderbouwen met feiten? Competente rebellen – zoals de studenten die het Maagdenhuis bezetten heetten – is dan een mooi begrip. De UvA – die de term bedacht in haar opleiding - kreeg eigenlijk precies wat ze wilden.
Het gaat volgens De Winter bij burgerschapsvorming dan ook vooral om participatie (van kinderen) in plaats van pacificatie. En dat heeft kenmerken als:
* actieve deelname aan de samenleving,
* bottom-up ontwikkelen,
* initiatief ligt bij het kind;
* kinderen, docenten en ouders bedenken oplossingen samen (eigenaarschap bij iedereen)
Dat betekent dat je – bijvoorbeeld in de strijd tegen radicalisme - vooral bezig bent om mensen te betrekken bij het probleem, dat je pedagogische coalities vormt (zie ook het laatste boek van Marcel van Herpen, Wij de leraar), zodat kinderen ontdekken dat de mensen om hen heen op dezelfde lijn zitten, met elkaar in contact staan, dezelfde pedagogische waarden delen, waardoor kinderen het gezag gemakkelijk kunnen accepteren. ‘In de verbondenheid tussen pedagogen ligt een nieuwe vorm van gezag.’
Want: de huidige samenleving is per definitie conflictueus. Er is weinig sprake meer van een natuurlijke hiërarchie, gezagsverhouding. De Winter wijst in dat opzicht op Hans Achterhuis en de Kunst van het vreedzame vechten. ‘Burgers hebben in de moderne samenleving gelijke rechten, maar zijn ook steeds meer elkaars gelijken geworden. Ze accepteren daardoor veel minder een andere mening, de ander. Gelukkig hebben we dankzij eerdere generaties geleerd hoe je conflicten zonder bloedvergieten kunt oplossen, al zal je dat misschien niet direct zeggen. Zo laat een studie van Steven Pinker zien dat we minder gewelddadig worden, dat bijvoorbeeld in de Middeleeuwen een man voor zijn 40ste levensjaar 60% kans had dat hij door een andere mens zou zijn vermoord. En intussen hebben we in de vorige eeuw ook allerlei instanties gecreëerd die ons helpen om met conflicten om te gaan. Zoals een Parlement, de rechtspraak, etc… Dat helpt ons op weg.‘
Maar dan nog: Goed samenleven, wat is dat? Leren we kinderen nog wel hoe je met spanningen omgaat? Hoe bereiden we kinderen daarop voor? Dat zijn we een beetje vergeten. Systematisch hierover nadenken gebeurt niet meer. En vredig samenleven is prettig, natuurlijk, maar niet voldoende… Waarom pesten mensen elkaar of sluiten ze elkaar uit? Het is belangrijk dat kinderen die mechanismes leren te begrijpen. Je kunt dan wel een streep trekken – zoals in de uit Amerika overgewaaide populaire programma's die het ook op tv goed doen – maar belangrijker is: hoe kun je het grondig met elkaar oneens zijn en toch vrienden blijven? Hoe ga je met tegenstellingen om? Hoe werkt dat bij ons, mensen?’
Je hebt daarvoor natuurlijk competenties nodig, zo geeft De Winter aan: empathie, wijsheid, kennis van democratische begrippen. Zoals Janusz Korczak dat zeventig jaar geleden in zijn Poolse weeshuis al deed met de kinderen, met zijn kinderparlement, met de kinderrechtbank, door ze verantwoordelijkheid te geven, door ze het verschil te leren tussen feiten en meningen. Maar De Winter heeft meer inspiratiebronnen. Hij wijst op de Iranees-Amerikaanse hoogleraar Fathali Moghaddam en op zijn Psychology of democracy – de democratische beginselen waarmee je jezelf, je gedachten en ook de ander (of zelfs de sacred dogma’s) ten principale bevraagd en ter discussie moet stellen. Maar hij komt ook met een betekenisvolle tekst van Martha Nussbaum: het gaat haar om ‘the ability to imagine the experience of others and to participate in others suffering.’
‘Kinderen hebben het nodig om nodig te zijn,’ zo sluit Micha de Winter na een goed uur in Uden af. De eerste twee van tien bevindingen die het NJI (Nederlands Jeugd Instituut) in 2013 als leidraad opstelde in de jeugdzorg, zijn voor hem het allerbelangrijkst. Kinderen moet zich verbonden voelen en Alle kinderen moeten kansen krijgen door betrokkenheid & participatie aan de samenleving.
Nadat Micha de Winter het applaus heeft ontvangen, krijgt ook Lambert van der Ven - niet veel later in de volle foyer - van opvallend veel kanten dankzeggingen. ‘Een mooie, inhoudelijke avond,’ zo wordt er vastgesteld. ‘Een avond die naar meer smaakt.’ Met cabaretier en tv-maker Peter Heerschop en Marcel van Herpen is op 21 maart de volgende avond al gepland, dan overigens in Veghel. ‘Dan bouwen we voort op wat er vanavond is gebeurd. En verwachten we ook wel meer mensen. Dit is toch allemaal een beetje kort dag geweest voor de meesten.’
De Onderwijsavonden in Uden/Veghel zijn nochtans bedoeld voor leraren die vallen onder het PO-bestuur van Skipov, Kiem en stichting OOG, alsmede voor docenten die afkomstig zijn van het Udens College, het Zwijsen College en het Fioretti College, alledrie VO-scholen. ‘Maar als de basis staat,’ vertelt Clemens Geenen, ‘dan kijken we verder en kunnen we ook aan meer avonden per jaar denken.’
Rob van der Poel was te gast in Uden. Hij is redacteur bij hetkind en verbonden aan NIVOZ.
Reacties