'Liefde blijft niet beperkt tot die ene liefdesrelatie, maar betreft eerder een oriëntatie op de gehele sociale omgeving'
25 september 2015
‘Lessen in liefde’ zijn binnen het onderwijs nog geen gemeengoed; het blijft een controversieel onderwerp dat (bewust of onbewust) niet of zelden aan de orde komt, en tegelijkertijd veel leerlingen (maar ook leraren) bezig houdt. In deze bijdrage behandelt Gijs Verbeek daarom Fromm’s werk over de liefde en de noodzaak voor het onderwijs om zich daar op te oriënteren. Naast dat liefde op zichzelf al ruimschoots de moeite is en daarom aandacht verdient binnen onderwijs, betrekt hij dit ook op pesten, vanuit een persoonlijke achtergrond.Erich Fromm (socioloog, sociaal filosoof en psychoanalyticus) schreef The Art of Loving al in 1956, maar is nog steeds actueel en relevant. De 'menselijke situatie' vormt de rode draad in zijn gehele werk en The Art of Loving wordt door sommigen gezien als conclusie van zijn levenswerk. En in zekere zin is dat het geval. The Art of Loving is goed op zichzelf te lezen, maar het betoog wordt duidelijker (en logischer) als je bekend bent met het werk dat hieraan vooraf ging. In deze bijdrage ga ik voornamelijk in op de theoretische kant van Fromm’s verhaal, waarbij ik hopelijk een weergave kan geven van de rijkdom en ook urgentie van zijn werk. Voor de praktische kant verwijs ik graag naar het oorspronkelijke werk, omdat je daar echt de theorie en nuance van Fromm’s verhaal als basis voor nodig hebt.
De mens is binnen de huidige maatschappij zelfstandiger en individualistischer dan ooit te voren; zij is in materialistisch opzicht en op steeds vroegere leeftijd rijker dan ooit te voren maar tegelijkertijd ook eenzamer en voelt zich niet evenredig aan deze ‘rijkdom’ fijner, prettiger of gelukkiger. Er is eerder sprake van een omgekeerde situatie en dat is op zijn minst opmerkelijk (zie voor een actuele schets hiervan bijvoorbeeld Verhaeghe, 2013). De emotionele verbindingen met anderen buiten de directe familie of vriendenkring zijn veelal oppervlakkig en grillig wat niet bijdraagt aan een gevoel van welbevinden. Fromm zei over deze paradoxale situatie:
People capable of love, under the present system, are necessarily the exceptions; love is by necessity a marginal phenomenon in present-day Western society. Not so much because many occupations would not permit of a loving attitude, but because the spirit of a production-centered, commodity-greedy society is such that only the non-conformist can defend himself succesfully against it.’ (p. 122)
Eerlijkheidshalve is bovenstaande schets uiteraard niet universeel representatief en geldend; er zijn ook op dit gebied tegenstrijdige geluiden. Enerzijds concludeert UNICEF (2013) namelijk uit onderzoek dat Nederlandse kinderen tot de gelukkigste van de wereld behoren – nog even los van de vraag of en hoe je dat überhaupt valide en betrouwbaar zou kunnen vaststellen – maar tegelijkertijd geeft staatssecretaris Dekker opdracht tot een onderzoek naar het meest effectieve pestprogramma. Een dergelijk onderzoek zou toch overbodig moeten zijn in een maatschappij vol liefdevolle en gelukkige mensen? Tegen deze achtergrond houdt Fromm een pleidooi over en voor de liefde.
Liefde en liefhebben als levensfundament
Liefde wordt door Fromm als de meest fundamentele menselijke kwestie opgevat; liefde doordringt het leven in al haar aspecten. Een kritische analyse van de liefde binnen de hedendaagse maatschappelijke context is volgens hem dan ook absoluut noodzakelijk: ‘To analyze the nature of love is to discover its general absence today and to criticize the social conditions which are responsible for its absence’ (p. 123).
Fromm wijst er echter in zijn voorwoord op dat zijn boek niet op te vatten is als handleiding met strikt te volgen regels die leiden tot het beheersen van de kunst van de liefde. “Succes in de liefde” komt volgens hem eerder overeen met het beheersen van een kunst, dan dat het ‘een sentiment is waar iedereen zich in kan storten, ongeacht de mate van bereikte volwassenheid’ (p. xvii, vertaling GV). De ware kunst van het liefhebben heeft betrekking op de gehele persoon en vraagt om een productieve instelling; liefde blijft niet beperkt tot die ene liefdesrelatie, maar betreft eerder een oriëntatie op de gehele sociale omgeving. Oprechte bescheidenheid, moed, vertrouwen en discipline vergezellen liefde daarom als een schaduw en zijn hieraan tegelijkertijd voorwaardelijk.
Lees verder in het gehele artikel van Gijs Verbeek, die onder meer als redacteur van het NIVOZ forum actief is.
Waardevolle verhalen voor goed onderwijs
Iedereen maakt verschil, samen hebben we impact
Als donateur (50 euro) ontvang je ‘het Jaarboek 2014‘
en de jubileumuitgave ‘NIVOZ & de urgentie van goed onderwijs‘
Reacties