Kijken voorbij het label: 'Over gewone en ongewone klassen: #1
19 augustus 2013
Ronald Heidanus - leraar op een cluster 4-school - probeert voorbij het (container) begrip 'autisme' te schrijven. 'Het gaat namelijk om de mens. En als autisme - het label - de drager als persoon zelf helpt, prima! Wij als neurotype mensen voeden onze beeldvorming met het woord. Jammer, want echt iedereen is anders, ook (of net als) die mensen met autisme.' In deze bijdrage gaat het over verschillen en overeenkomsten tussen mensen, over de relatie tussen die twee. 'In mijn klas tracht ik mijn leerlingen duidelijk te maken (door ervaring, inzicht en begrip) dat wanneer ze alleen de verschillen zien, dat er nooit een brug geslagen kan worden naar overeenkomsten.'Je zult er maar zitten, op een speciale school én in een ongewone klas met andere, ‘soortgelijk’ gelabelde klasgenoten. Je wordt elke ochtend opgepikt. Met een taxibusje. In de grote stad of de wijde omgeving. Elke dag. Gebracht en gehaald.
Tegenwoordig is dat busje vaak wit. Die staat dan, ruim voordat de school begint, voor de deur te wachten met draaiende motor. Dan maak je een rondje, iedere dag hetzelfde. En elke ochtend zie je ze weer: die schreeuwende moeder met haar kind dat niet de bus in wil. Soms brengt een ‘verdwaalde’ ouder je naar school. Is de school niet te ver weg, is het veilig genoeg, dan mag je op de fiets. Dag-in dag-uit ‘zeul’ je met die zware tas op je rug waar niets uit gaat, maar waar alleen maar extra bagage wordt ingestopt.
Iedere ochtend - zo vroeg. Geen rekening gehouden met je bioritme, in een overvolle, stinkende taxi met allemaal ‘ongewone’ mensenkinderen. Zonder mp3-speler of DS irriteer je jezelf aan al die geluiden en ‘prikkels’ om je heen. Want ja, je moet naar school!
Uiteindelijk kom je dan aan bij een afgelegen schooltje, diep weggestopt in een kraakpand in een achterstandsbuurt. Je wordt verwelkomd en ingesloten door een enthousiast team van leerkrachten die jou probeert te empoweren en te overladen met - vooral - kennis zodat je uiteindelijk, zo is de verwachting zeggen de kwaliteitskaarten, in het gewone onderwijs verder kan.
Perspectief noemen ze dat. En soms, heel soms kom je thuis te zitten…
Maar er is ‘hoop’. En die lijkt dichterbij dan ooit: de aparte klas voor de leerling met specifiek label. Ik lees een artikel in Het Parool YES, zou je kunnen denken. Er wordt meegedacht met een bepaalde doelgroep.
De vraag is echter of deze aparte klas wel zo nieuw is!? Op verschillende scholen in verscheidene landen wordt al gewerkt met aparte klassen. Ga eens naar Eindhoven, daar is een ‘inclusieve’ school met een speciale vuursteenklas. De bijzondere leerlingen in deze bijzondere klas krijgen een eigen lokaal met juf (of meester), waarna ze op gezette tijden ook weer instromen in ‘gewone’ groepen.
In dit Parool-artikel gaat het specifiek over leerlingen met een andere cognitieve stijl, een stijl waar zaken als (er zijn er meer, zie de verklaringsmodellen) communicatie, sociale interactie en (niet te onder-/overschatten) sensorische waarnemingen echt wezenlijk anders kunnen verlopen.
Maakt ze dat speciaal?
Maakt ze dat als mens anders?
Waar zitten de overeenkomsten?
Wordt er echt begrepen waarom ze zijn wie ze zijn?
In mijn klas tracht ik mijn leerlingen duidelijk te maken (door ervaring, inzicht en begrip) dat wanneer ze alleen de verschillen zien, dat er nooit een brug geslagen kan worden naar overeenkomsten.
Het is natuurlijk heel nobel dat de VVD - samen met stichting Mama Vita - zich hard maakt voor deze bijzondere leerlingen! Jammer is dat in beginsel, in het taalgebruik en in de visie, alleen verschillen worden benoemd. Bijvoorbeeld de eerste zin op de site van Stichting Mama Vita:
‘Je bent moeder/verzorgster of professional van een prachtig, speciaal kind(eren) met diagnose …’
Ik ben geen moeder en heb (nog) geen kind met een diagnose!? En wil ik dat eigenlijk wel? Komt het dan ook in een ‘speciale’ klas?
Zolang in de taal begrippen als speciale, reguliere en (on)gewone de overhand houden, zal uitsluiten onderdeel zijn van onze samenleving.
Natuurlijk, het is heel goed dat ouders een pact vormen en opkomen voor hun kinderen. Blijven doen! Maar mis je als ouders vaak niet de (volledige) kennis/binding om het ‘onderwijssysteem’ te doorgronden? En daarbij, als ik in een artikel zinnen lees als: “…ze niet goed meekomen in gewone klassen…” , toont dat niet het aanstaande faillissement van ons onderwijssysteem (en samenleving) aan?
Dit is de realiteit. Schijnbaar. Het zit in deze omschrijvingen van probleemsituaties.
ZIJ kunnen niet goed meekomen…
Precies, het ligt bij de leerling! Zo zien we dat dus! Daarom zitten er natuurlijk ook zoveel leerlingen thuis. Nou ja, veel… Misschien procentueel niet. Maar voor mij is één leerling al te veel.
Mijn vraag: VOOR wie gaan WIJ het systeem veranderen? VOOR die leerlingen? Voor de scholen? Voor de ouders? Voor de samenleving?
Als het probleem vooral bij de leerling ligt, laten we dan met hen in gesprek gaan en de onderwijsomgeving samen aanpassen! Is dat realistisch? Ik denk het wel. Laten ‘we’ ze het eens ‘gewoon’ vragen!
Mijn eerste vraag zou zijn: ‘Waar en wanneer voel jij je prettig?’
Volgens mij gaat het om het welbevinden van het kind. Maar wat houdt dat in? Dat het kind zich laat herkennen aan signalen van voldoening? Dat het geniet, deugd beleeft? Dat het kind ontspannen is, innerlijke rust toont, energie in zich voelt stromen en vitaliteit uitstraalt, open is en zich voor de omgeving toegankelijk opstelt, spontaniteit aan de dag legt en zichzelf is? Wanneer is zo’n moment?
Vervolgens zou ik willen vragen: ‘Waar zou jij graag naar school willen gaan?’
Omgeving en groepsdynamiek spelen een belangrijke rol. Het gezin, de buurt, de school, de klas, vrienden. Zou de buurt waarin het kind woont, niet de ideale plek zijn om naar school te gaan? Zoals bijv. Cleves Primary School in London, een school waarin iedereen welkom is en veel activiteiten gedragen worden door ouders en buurt. Een mini-samenleving.
Het gaat in eerste instantie over het welbevinden en daar zijn leerlingen bij nodig. Geef hen dus medezeggenschap! Het sterkt het gevoel van eigen verantwoordelijkheid en stimuleert daarmee op een positieve wijze het eigen leer-, en ontwikkelproces. Ook goede relaties met de leerkracht en medeleerlingen hebben een positief effect op het welbevinden van een leerling. Is dit in het idee van VVD en Mama Vita meegenomen?
Een volgende vraag zou kunnen zijn: ‘Wat heb jij nodig?’
Daarvoor heb je jezelf als leerkracht al afgevraagd hoe het kind nu eigenlijk precies denkt? Waarop en wanneer het ‘vastloopt’ in gedachten? Wat maakt dat het ‘blokkeert’ (intrinsiek/extrinsiek)? Je bent de relatie aangegaan met het kind, je hebt het gesprek gevoerd, geluisterd en er is wederzijds begrip. Je bent samen op zoek gegaan naar wat nodig is en vooral HOE een omgeving aangepast dient te worden.
De nieuwe mindset kan zich vertalen in een stimulerende dagelijkse praktijk, in het zien van mogelijkheden, voorbij de functie van gedrag, taken of eisen die worden gesteld. Soms is een simpele aanpassing voldoende. Soms vraagt het een gezamenlijke inspanning: van het kind zelf, de leerkracht, de ouder, de school en/of de buurt.
Met andere woorden:
Ik weet niet of een aparte klas nu direct een duurzame oplossing is. Als het de visie ‘bonding and bridging’ van Putnam in zich draagt, zie ik mogelijkheden. En deze aanpak begint met ‘bonding’, het de verbinding en relatie aangaan. Maar ook het zien van overeenkomsten en (h)erkennen van talenten en (on)mogelijkheden zijn belangrijke richtingwijzers.
De uiteindelijke brug wordt mijn inziens geslagen met een werkelijk open mindset. Daarin zijn acceptatie en vertrouwen nodig om de HOE-vragen te verwezenlijken. En daarbij is de stem van de leerling een onmisbare schakel en zal er altijd buiten de lijntjes gekleurd moeten kunnen worden.
Tot slot: ontwikkeling heeft tijd nodig, dus wees geduldig…
#wordtvervolgd
Reacties