Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Jij moet beter je best doen! Ja, meneer'

7 maart 2012

“Jij moet beter je best doen”, zegt de één. “Ja meneer”, antwoordt de ander . Als kind, en later als vader, docent en mentor was Tamir Herzberg vaak een van de twee hoofdpersonen. Hij verbaast zich erover dat beide partijen echt geloven dat zo’n standaardgesprek iets zal veranderen. Op welk niveau van ons bewustzijn en communicatie speelt deze uitwisseling zich af? Het lijkt alsof in opvoeding en onderwijs bepaalde gebieden niet worden geregeerd door rede, maar door een obscuur schimmenspel dat wij moeiteloos de plaats van de realiteit laten innemen. Maar om iedereen gerust te stellen: het is geen domheid en geen zwakte.

Inleiding
Wat is frustrerender en krachtelozer dan de opdracht of het voornemen om beter je best te doen? Taalkundig klopt het niet, want je best is de overtreffende trap, en beter kan dus niet. Inhoudelijk klopt er nog minder van omdat het volkomen onduidelijk en ongericht is. Wat moet je doen? Er komen beelden bij mij op van iemand die met rood aangelopen hoofd en luid kreunend probeert een veel te zware halter op te tillen, bij voorbaat wetend dat het niet gaat lukken. Met de wanhoop in de ogen geeft hij een show aan zichzelf en aan de omstanders, hij houdt op met ademen, spant alle spieren tegelijk, en ploft na een halve minuut hulpeloos neer. Wat we er ook van kunnen zeggen, hij heeft in elk geval wel zijn best gedaan. Aan zijn wilskracht ligt het niet.

In het klein komen we hetzelfde tegen in het standaardgesprekje tussen mentor en leerling dat zo vaak neerkomt op: “jij moet beter je best doen”- “ja meneer”. Het meest verbazend hieraan vind ik niet eens dat het gebeurt, maar dat beide partijen soms werkelijk geloven dat zo’n gesprek iets zal veranderen. Als leerling, als kind, en later als vader, docent en mentor ben ik deze vertoning zo vaak tegengekomen, dat ik me ben gaan afvragen op welk niveau van ons bewustzijn en communicatie dit alles zich eigenlijk afspeelt. Het kan toch geen heldere logica zijn die ons hiertoe beweegt?

Het lijkt alsof in opvoeding en onderwijs bepaalde gebieden niet worden geregeerd door rede, maar door een obscuur schimmenspel dat wij moeiteloos de plaats van de realiteit laten innemen, zoals op oude landkaarten het bekende en het onbekende zo mooi in elkaar overliepen en je alleen aan de teksten en de illustraties kon zien wat echt in kaart was gebracht, en wat was ontleend aan de fabels: terra incognita, Arabia deserta, hic sunt leones, met prachtige plaatjes van zeemonsters, draken en nooit geziene walvissen.

Een ander deel van ons denken dat ook herkenbaar is in die kaarten, is het perspectief. De maker zette het middelpunt van zijn fysieke of van zijn geloofswereld in het midden, geheel buiten proportie. Daaromheen werd de wereld, of liever, de kaart, opgevuld om in het veronderstelde model te passen. Hoe verder naar de rand, hoe onbekender, maar toch voorzien van evenveel illustratie en detail.

Onze fysieke wereld is inmiddels aardig in kaart gebracht en hedendaagse kapiteins hebben betrouwbare kaarten en instrumenten. Met de mentale wereld is het heel anders gesteld. Hier moeten wij navigeren op instrumenten en kaarten die erg lijken op de middeleeuwse, terwijl we denken dat de routebeschrijvingen die mensen elkaar op dit gebied meegeven en waarop wij varen, eenduidige en kloppende weergaven zijn van de mentale “realiteit.” Zonder ons daar rekenschap van te geven lijken wij het model van de fysieke werkelijkheid ook op de belevingswereld te hebben gelegd, maar die analogie is even verwarrend als de aan fantasie van de cartograaf ontsproten weergave van de fysieke wereld eens moet zijn geweest voor de vroege scheepvaart. Fantasie, terra incognita, wolven en beren zijn immers een wezenlijk deel van onze mentale wereld, ook al hebben we die uit de stoffelijke omgeving weggeredeneerd.

In dit artikel wil ik op drie aspecten van deze double-think ingaan: het verschil tussen mentaal en fysiek perspectief, het idee van wilskracht als beweger daarbinnen, en de taal die hoort bij  die twee concepten.  Dit doe ik vooral om iedereen die keuzes maakt en daar vervolgens niet naar handelt, gerust te stellen: het is geen domheid en geen zwakte.

Perspectief
N.B. Alle personen in dit artikel, onder wie ikzelf, zijn fictief en dienen uitsluitend ter illustratie.

Mijn tante Aukje is tachtig, maar zoals ze zeggen, “toch nog” heel helder en actief. Ze woont ergens in de provincie aan de rand van wat vroeger een dorp was, nu een stadje. Sinds de dood van Wanja, haar man, woont ze alleen. Haar dochter is geëmigreerd en haar zoon Louis woont nog in de buurt. Hij is nooit helemaal zelfstandig geworden en komt een keer per week langs met zijn 45 km/u- wagentje om zijn was door haar te laten doen. Ze heeft een auto, voor noodgevallen zegt ze, maar ik heb haar er nog nooit in zien rijden. Boodschappen doet ze lopend, met de fiets als een soort pakezel aan de hand.

Ze woont met twee honden in een oud wit huis waar vroeger een smederij in heeft gezeten. Het huis heeft een groot erf, met oude witte kassen met tomaten, een verwaarloosde moestuin, pergola’s begroeid met kamperfoelie en clematis, scheefgezakte schuttingen, een composthoop die eruit ziet als een brandnetelkwekerij, en een inmiddels bijna dichtgegroeide modderkuil, die ze nog steeds trots haar vijver noemt.

Aukje is een schat. Ze vraagt me naar allerlei details en onthoudt alles. Ik kom er niet vaak, niet eens een keer per jaar, maar bij elk bezoek komt ze terug op gesprekken van de vorige keer. Ze heeft belangstelling voor iedereen, onthoudt verjaardagen en andere belangrijke data. Ze weet wat voor eten ik lekker vind en hoeveel suiker ik in mijn koffie wil. Verder heeft ze een heel brede belangstelling en er is altijd veel om over te praten. Als ik daar zit, wil ik er eigenlijk altijd langer blijven.

Ik maak me vaak zorgen over haar: elke herfst, bijvoorbeeld, moeten de bladeren uit de dakgoten worden gehaald. Daar gebruikt ze een oud houten laddertje voor, dat eigenlijk net iets te kort is, zodat ze het heel wiebelig moet neerzetten om erbij te kunnen. Tot nu toe is het altijd goed gegaan, maar je weet het nooit zeker. Vroeger repareerde oom Wanja alles zelf, maar hij is nu al tien jaar dood en sindsdien is er niet zoveel meer gebeurd. De schuttingen moeten echt worden vervangen, het nachthok van de honden is omvergewaaid in de laatste storm, de composthoop moet worden omgezet. Louis steekt geen poot uit. Tante Aukje zegt dat ze dat allemaal wel zelf kan, en dat ze het gaat doen als ze eraan toekomt, maar ze is al helemaal buiten adem als ze de honden naar buiten heeft gelaten.

Als ik bij haar kom, stap ik een andere wereld binnen. Een soort betovering. Het lijkt alsof alles buiten haar erf minder belangrijk wordt, ver weg. Ik richt me op Aukje, zij behandelt mij alsof ik de enige andere mens op aarde ben. De geluiden van de drukke wereld om ons heen dringen nauwelijks door op haar erf. Als ik op dat moment een gevoelde wereldkaart zou tekenen, stond haar erf in het midden en nam het de helft van het hele papier in beslag.

Het lijkt dan ook heel vanzelfsprekend als ik haar aanbied om in de herfstvakantie een paar dagen te komen helpen. Ik weet wel dat ik nog meer te doen heb, maar dat lijkt vanuit dit perspectief heel onbelangrijk. Pas als ik weer thuis ben, realiseer ik me de implicaties. Ik had ook mijn kinderen beloofd om iets met ze te doen in de herfstvakantie, wilde ook nog dit artikel schrijven, bij mijn ouders langs gaan en in mijn eigen tuin werken, en ik heb nog heel veel nakijkwerk. Op stap met de kinderen denk ik: dit moest ik vaker en langer doen. Als ik bij mijn ouders zit, vraag ik me af  waarom ik dit niet elke week doe. Tijdens het tuinwerk lonken allerlei andere klussen. Terwijl ik met al die dingen bezig ben, denk ik ook nog aan alles wat ik zou willen opschrijven. Op de middag die ik heb gereserveerd voor het nakijkwerk, krijg ik bezoek van vrienden die ik lang niet heb gezien; ik ben blij dat ze er zijn, maar geef ze maar halve aandacht omdat ik weet dat ik ook nog aan het werk moet. Als ze eindelijk weg zijn,
ben ik echt te moe om nog nakijkwerk te doen. Dan maar op zondagavond.

Ik voel me als iemand die door elk raam van zijn huis een totaal ander uitzicht heeft, een andere wereld ziet, en elk van die werelden is genoeg om een heel leven mee te vullen. In zekere zin is elk van die lonkende werelden een heel leven, is iedereen die je ontmoet potentieel een beste vriend, kan elke keuze tussen een stap naar links of naar rechts een wereld van verschil betekenen, of liever, een verschil van wereld. LEES VERDER

Tamir Herzberg houdt zich bezig met onderwijsadvies, – ondersteuning en -ontwikkeling. Zie website www.tamirherzberg.nl

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief