‘It takes a village to raise a child.’ En een apotheek.
18 maart 2016
‘De gezondheidszorg biedt containerbegrippen voor de problemen waar kinderen en hun ouders in zitten’ (..) ‘en biedt tweede keus-oplossingen, terwijl kinderen en hun ouders veel beter verdienen.’ Hans Koppies laat zijn licht schijnen op de grote toename van medicatiegebruik onder kinderen: hij analyseert een fenomeen van deze tijd en biedt alternatieven. 'Probleemgedrag is altijd een subjectief en normatief begrip.'‘It takes a village to raise a child.’ En een apotheek. Het medicaliseren van gedrag neemt zorgwekkende vormen aan. En houdt niet toevallig gelijke tred met de explosieve toename van psychiatrische classificaties van gedrag als ADHD en ASS. En daar kan depressie aan toegevoegd worden. Op het Depressiegala maakte minister Schippers bekend 10 miljoen uit te trekken voor onderzoek naar vroegsignalering van depressie onder jongeren.
Terwijl het aantal jongeren dat zogeheten ‘antidepressiva’ krijgt voorgeschreven sinds 2007 met 40% is gestegen. De stroming is sterk; om probleemgedrag onder een neurobiologisch vergrootglas te leggen past bij de tijdgeest waarin hersenonderzoek een dominant mensbeeld vertegenwoordigt. Maar dreigen kinderen en jongeren hier niet het slachtoffer te worden van een neurobiologisch bewustzijnsvernauwing als het gaat om hulp bij opgroeien en opvoeden? En waar is de orthopedagoog?
Apotheek
Nog even terug naar de apotheek. Het gebruik van SSRI’s – door de farmaceutische industrie eigenhandig gemunt als ‘antidepressiva’- bij depressie onder jongeren tussen 15-19 jaar is het afgelopen jaar met 6% gestegen; tot 21 jaar is sinds 2007 zelfs sprake van een stijging van 40%, zo bleek uit een documentaire van Zembla (De Piekerpil II). De toename is opvallend te noemen omdat een placebo in verreweg de meeste gevallen bewezen even effectief is. De toename is zelfs des te schokkender omdat al sinds 2004 bekend is dat deze medicijnen bij jongeren suïcidaal gedrag kunnen opwekken, naast andere, ernstige bijwerkingen als angstaanvallen en vervreemding.
Huisartsen zijn om deze redenen sinds 2012 uiterst terughoudend met het voorschrijven van deze medicijnen aan jongeren. Dat 80% van de eerste voorschriften voor rekening komt van kinder- en jeugdpsychiaters is in het licht van de gevaren en bezwaren ronduit opmerkelijk. Tot veel beroering in de beroepsgroep leidde dit echter niet, zo werd duidelijk uit de uitzending van Zembla. Vorig jaar luidde de alarmbel wel toen bekend werd dat het gebruik van Ritalin onder kinderen in de afgelopen tien jaar is verviervoudigd: ruim 130.00 kinderen krijgen neurostimulantia voorgeschreven. De conclusie luidt dat er te gemakkelijk medicatie wordt voorgeschreven; zelfs bij ernstige twijfel over de effectiviteit en zorgen om de bijwerkingen. Wat gaat er mis?
Containerbegrippen
Arts, hoogleraar en publicist Ivan Wolffers raakt in zijn boek Gezond (2011) de kern van het probleem: ‘De gezondheidszorg biedt containerbegrippen voor de problemen waar kinderen en hun ouders in zitten’ (..) ‘en biedt tweede keus-oplossingen, terwijl kinderen en hun ouders veel beter verdienen.’ Een begrip zonder scherp afgebakende betekenis richt zich op globale kenmerken in plaats van individuele kenmerken. En herbergt het gevaar van een te algemene toepasbaarheid: ADHD, ASS, depressie. Want waar houdt neerslachtigheid op en begint depressie? De leerkracht in de klas ziet geen teruggetrokken gedrag meer maar autisme, geen interactieproblemen maar ADHD. Te veel classificatie en te weinig diagnostiek levert een levensgroot gevaar op als het gaat om adequaat hulp verlenen. Want wat heeft dit kind echt nodig? Wat hebben de ouders van dit kind echt nodig?
Het is cruciaal eerst vast te stellen wanneer het gedrag van een kind of jongere te beschouwen is als een probleem, waar de grens ligt die bepaalt dat gedragingen als problematisch zijn te benoemen, wat normaal/abnormaal is. En ook welk probleemgedrag passend is bij de levensfase. Overbeweeglijkheid is het meest voorkomende probleem in de peuter/kleuterfase, depressie een van de meest voorkomende problemen tijdens de puberteit/adolescentie. Daarvoor hoeft niet meteen aangeklopt te worden bij een kinderpsychiatrische instelling. Maar wie gaat dit bezorgde ouders uitleggen?
Ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek en kinderpsychiatrie
- Wanneer benoem je een ontwikkeling als afwijkend, wat zijn de belemmeringen?
- Wat vraagt dit kind en hoe kunnen ouders dit kind zo goed mogelijk opvoeden/grootbrengen, hoe kunnen leerkrachten dit kind onderwijzen?
- Is het kind de drager en de veroorzaker van het probleem?
In het krachtenveld van de hulpverlening aan kinderen en ouders in moeilijkheden worden deze vragen gesteld vanuit de aan elkaar grenzende en deels overlappende kennisgebieden ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek en kinderpsychiatrie. Adequate hulp voor kind en ouders is het uiteindelijke doel. Maar de balans is zoek. Ouders worden zelfs door school onder druk gezet om hun kind medicatie te laten gebruiken, zo bleek onlangs uit een uitzending De Monitor over ADHD. De kinderpsychiater is een dominante zorgprofessional geworden, zijn prille vakgebied en DSM-georiënteerde gedachtegoed blijken een grote aantrekkingskracht uit te oefenen. De orthopedagoog lijkt inmiddels bijna van het toneel verdwenen. Belangrijke, pedagogische vragen worden niet langer gesteld.
Probleemgedrag is altijd een subjectief en normatief begrip. Waar de een zich zorgen maakt over agressief gedrag, noemt een ander dit gezonde opstandigheid. Waar de een een teruggetrokken tiener ziet, signaleert een ander de voorloper van een depressie. En bovendien, zo houdt voormalig hoogleraar orthopedagogiek Van der Ploeg (Gedragsproblemen, 2014) ons fijntjes voor: ‘heeft het kind van wie het gedrag als problematisch wordt getypeerd zelf ook een mening over de ouders.’ En over de leerkracht. Die kant van het verhaal blijft veelal onderbelicht.
Simplificatie
Het kind als drager en veroorzaker van het probleem is een simplificatie, maar wel een die inmiddels algemeen breed geaccepteerd lijkt. Teveel psychiatrie, te weinig orthopedagogiek. En dat is een groot probleem. Want wat er ook speelt, ieder kind is op opvoeding aangewezen, heeft een eigen, specifieke opvoeding nodig. Bij een stagnerende opvoeding is het perspectief van een deskundige onmisbaar – de orthopedagoog.
Bijval uit onverwachte hoek komt van Theo Compernolle – mede-auteur van de bestseller ‘Zit Stil!’ (1999) – over het omgaan met overbeweeglijke kinderen. Eind jaren ’90 werd hij keer op keer uitgenodigd om lezingen te geven over de omgang met ‘drukke kinderen’. Vaak was hij naar eigen zeggen ‘verbijsterd’ over de omvang van opvoedingsvragen, de grote aantallen ouders die op zijn voordrachten afkwamen. ‘’Ik maak me zorgen om de onervarenheid van ouders. Het is leuk om mee te maken, maar er klopt iets niet. Ik heb er een nasmaak over: ’Dokter Compernolle over het drukke kind.’ Er klopt iets niet als er zo’n behoefte is aan simpele, praktische informatie.’’ ¹ Zijn boek werd een besteller. ADHD begon aan een niet te stuiten opmars. The rest is history.
Klein handboek voor opvoeders
Niet medicaliseren maar normaliseren is de grote uitdaging voor de hulpverlening. Weg met het Farmacotherapeutisch Kompas, het Klein Handboek voor Opvoeders² is wel een bruikbaar vademecum voor problemen met opgroeien en opvoeden. Jan Dirk van der Ploeg – emeritus hoogleraar orthopedagogiek van de universiteit van Leiden – beschrijft hierin ruim dertigveelvoorkomende problemen die zich bij jeugdigen van 6-18 jaar kunnen voordoen. Van agressie, tot slaapproblemen en overgevoeligheid.
Lees verder.
Hans Koppies is orthopedagoog en schrijft op zijn eigen website Pedagoogle.
Reacties