Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Interview Michael Fielding: ‘Je beseft vaak niet welk effect je op leerlingen hebt. Your work touches lives.’

9 december 2014

‘Hoe ik van leraar Engels onderzoeker werd?’, vroeg professor Michael Fielding in de Rotterdamse haven. ‘Nou, ik had nogal een bullebak van een directeur met wie ik altijd overhoop lag. En die zei: Ga jij maar een masterstudie doen. Op één voorwaarde: dat je hier niet meer terugkomt. Die kans pakte ik!’ Typisch Fielding, zo ondervond Geert Bors, die tijdens het symposium Stem van de leerling op 20 november met hem optrok als tolk: bescheiden, humorvol en gepassioneerd. Een week later belde Geert naar Engeland voor een gesprek over student voice, democratie en wat ieder van ons kan doen. Fielding: ‘Democratie is een streven, dat altijd incompleet zal blijven. Daarin schuilt een deel van haar kracht.’

fielding aank2 Geert Bors: Twee jaar geleden ontvingen we de Japanse leraar Toshiro Kanamori, met een door hetkind georganiseerde reis door Nederland. Tijdens een masterclass in Driebergen had ik de gelegenheid hem één vraag te stellen. Ik vroeg: ‘Heeft u een leraar gehad, die voor u een voorbeeld geweest is?’ Met die vraag zou ik nu ook willen beginnen.
Michael Fielding: Wat was zijn antwoord?

Dat was kort: hij zei dat hij geen leraar had gehad, die hij ‘favoriet’ of ‘lievelingsleraar’ zou willen noemen. Maar dat je geen prachtige voorbeeldleraren gehad hoeft te hebben, om zelf de drang te voelen leraar te willen worden en ernaar te streven een goede te zijn.
Zo’n antwoord zou ik ook kunnen geven. Toen ik zelf leerling was, had ik ook geen favoriet. Toch denk ik wel dat er leraren zijn geweest die me beïnvloed hebben, maar dan zonder dat ik me daar toen heel erg bewust van was.
Als ik terugkijk, waren het vooral bepaalde kwaliteiten, die een aantal van mijn leraren hadden, die ik nog altijd koester. Ik had leraren die in staat waren met aandacht te luisteren naar de gedachten en de vragen die in me opborrelden. Ze stimuleerden me en stelden eisen aan mijn inspanningen. Niet dat ik die eisen als een expliciete druk ervoer, maar ze lieten me iets aanboren dat in mezelf zat. Ik wilde dichter worden – ik ben ook blijven dichten – en ik herinner me een leraar die zei: ‘Dit is iets waar je hard aan moet werken.’ Dat bedoelde hij niet gemeen. Wat ik verstond was: ‘Als dit is wat je echt wilt, heb je toewijding nodig. Dan moet je jezelf helemaal geven’.

Klinkt als een mooie aanmoediging. En als echte aandacht voor u en uw ontluikende levensvragen.
Ja, zeker. En er zijn anderen geweest, die ik misschien niet zelf als leraar had, maar die wel hun sporen nalieten in mijn visie op wat goed onderwijs is. Neem de Jamaicaans-Engelse cultuurwetenschapper Stuart Hall, een belangrijke denker aan de linkerkant van het politieke spectrum. Hij is recent overleden. Zijn werk heeft invloed op vele wetenschappelijke terreinen, maar vroeg in zijn carrière is hij een tijdje inval-leraar in Londen geweest. Over die ervaringen schreef hij en hij kwam tot een prachtige observatie. Op de vraag wat je doet met een klas met ordeproblemen, een ‘indisciplinary class’ zei hij: ‘The only discipline worth having is the discipline of purpose in the context of love’. Wat wijs en wonderschoon: om je rekenschap te geven dat discipline zeker belangrijk is, maar dan als iets dat intrinsiek hoort bij datgene dat je wilt verwezenlijken. En dat tweede deel is minstens zo mooi: dat gaat over relatie, over zorgdragen voor de ander. Het is een frase die alles wat er te zeggen valt over discipline responsief maakt.

Ik zou niet willen zeggen dat u geen goede leraren bent tegengekomen.
Er waren er een heel aantal die me iets deden, zonder dat ik hen ‘lievelingsleraar’ zou willen noemen. Veel heeft ook te maken met toeval. Er was bijvoorbeeld een leraar scheikunde, die heel belangrijk voor me is geweest. Terwijl ik zelf geen scheikunde in mijn pakket had. Ik weet niet eens meer hoe we voor het eerst met elkaar aan de praat raakten, maar we hadden lange gesprekken over filosofie. Hij wakkerde een ontluikende interesse aan.
Er waren ook veel tamelijk excentrieke leraren. Ik kon wel wat met hun excentriciteit. Ik voelde een verwantschap, een kameraadschap en een tolerantie voor anders denken. Neem onze schooldirecteur: een geweldige leraar Grieks, ook erg excentriek. Zo’n directeur en zo’n lerarencorps heeft een invloed op de schoolcultuur: niet alleen werd ‘anders zijn’ getolereerd, er heerste ook een gedeeld gevoel van avontuur.

fielding vk 0.50Dat doet me denken aan Sjef Drummen en zijn Agora-school – de kunstenaar van de eerste workshop, die u volgde bij ‘Stem van de Leerling’.
Ja, die creatieve energie, dat ontwrichtende denken. Zijn manier van ‘er staan’ en van het benaderen van onderwijs brengen dat gevoel van avontuur helemaal terug.

U bent twintig jaar leraar Engels geweest voordat u op het wetenschappelijke pad belandde, dat de tweede helft van uw carrière heeft bepaald. Wat voor leraar was u zelf?
Jong. Enthousiast. Het waren de progressieve idealen van de jaren zestig en zeventig die vorm gaven aan hoe ik in de klas stond. Al snel begon ik met mijn leerlingen een schoolkrant, waarin alles van poëzie tot politieke artikelen zijn plaats kreeg. Ik zette een cursus ‘ethiek’ op. In bepaalde klassen introduceerde ik ‘MUST’ – Mutual Support Time. Daarin zaten leerlingen in groepjes van drie bij elkaar – vaak leerlingen die behoorlijk van elkaar verschilden – die hun werk deelden. Ik liet leerlingen die dat wilden dagboeken bijhouden, waardoor zij en ik in gesprek konden raken. Niet alles lukte, maar veel wel. Wat ik wilde aanwakkeren was dat kinderen creatief leerden omgaan met en reageren op de wereld om hen heen.

Daarin zat al best veel ‘student voice’.
Eigenlijk was ik altijd al geïnteresseerd in een dialogische benadering, in de wederzijdsheid van het leerproces. Terwijl ik in die eerste jaren leerde lesgeven, ontstond er tegelijk ook een diepere vorm van leren. Ik was gefascineerd door hoe je met je leerlingen samen vormgeeft aan wat er wordt geleerd. Hoe de scheidslijn tussen wie de leraar is en wie de leerling dan diffuus wordt. Daarin lagen de zaden van mijn latere werk.
In de tijd dat ik een jonge leraar was, schreef Michael ArmstrongThe role of the teacher’. Het was 1973 en het sprak me enorm aan. Daarin zegt hij bijvoorbeeld:

‘For a pupil to direct his own learning successfully he needs close and systematic help and guidance from teachers who know him well – his interests, attitudes, values, abilities and quirks – and whom he knows equally well. (…) In order to be equipped to offer sustained guidance to his pupils a teacher needs to know them, as students and as people, and in order to know them he needs to study with them as well as talk to them and observe them’


Elkaar kennen, ook als mens. Het leren als een gezamenlijk project aanpakken. Het klinkt zo vanzelfsprekend, en tegelijk ook als een grote verantwoordelijkheid én als een omvattende opgave.
Ja, dat is zo. En je weet ook niet altijd even goed wat je overbrengt. Er zullen vast ook leerlingen zijn die bepaalde dingen negatief hebben ervaren. Ik werd een tijd terug benaderd door iemand die ik destijds in de klas had. Hij was inmiddels professioneel fotograaf en hij vertelde me dat ik had bijgedragen aan wie hij nu was. Wat hij zich vooral herinnerde, was voor mij helemaal niet zo opmerkelijk geweest: vaak waren we nog niet uitgesproken – de klas en ik. Ik woonde vlak bij school en in mijn enthousiasme nodigde ik dan leerlingen die zin hadden uit om het gesprek voort te zetten. Tja, zoiets kan een leraar zich in het Engeland van nu niet meer zo makkelijk veroorloven. Maar deze fotograaf had die samenkomsten heel mooi gevonden. Hij kon zich sommige van die gesprekken nog levendig herinneren. Wat ik wil zeggen is: vaak besef je niet eens welke effecten je op leerlingen hebt. Your work touches lives.

Wanneer ontstonden uw ideeën over leerlingparticipatie en democratie?
Toen ik de lerarenopleiding deed. We hadden het grote geluk om een docent te hebben, die ons liet kennismaken met de radicalere tradities van denken over onderwijs. Dat is ook wat ik wilde onderstrepen tijdens de Q&A, samen met Luc Stevens op het symposium: er waren een aantal leraren, die uiting gaven aan hun vertwijfeling over de invloed die ze hadden. Ze wilden dingen anders doen en hadden sterke eigen overtuigingen, maar in een schoolcontext en bij collega’s vonden hun ideeën niet altijd een vruchtbare voedingsbodem. Ieder land heeft zijn alternatieve tradities. Een deel van wat wij kunnen doen, is ons opnieuw verbinden met die tradities en er onze eigen bijdrage aan leveren. Tradities – ook die waaruit alternatieve, radicalere ideeën ontspruiten – kunnen alleen bestaan, als ze levend worden gehouden. En dat is een taak die je blijmoedig én met verantwoordelijkheidsgevoel op je mag nemen.


Wat je ook kunt doen is zielsverwanten zoeken. Via internet is het tegenwoordig makkelijk om de aansluiting te vinden, die je op je eigen school soms mist.
Klopt. In mijn tijd waren de alternatieve tradities ook geen mainstream, maar wel zichtbaarder en hoorbaarder dan nu. In de jaren zestig waren er bezettingen en ging er in Engeland The Little Red Schoolbook rond – een uit het Deens vertaald werk waarin twee leraren aan kinderen laten zien hoe je sociale normen en waarden van je tijd kunt bevragen. Dat was zo’n overduidelijk teken des tijds. En ik ben een kind van mijn tijd. Er werd veel geschreven over democratisering op school. In 1969 verscheen er een bundel The school that I’d like, waarin jonge mensen vertelden hoe zij willen dat hun school eruit ziet. Kortom, democratie en participatie hield ons bezig.

patternspatterns 2

Ik vond uw presentatie van de zes ‘patterns of partnership’ erg boeiend, vooral omdat u begon vanuit de minst intensieve wederkerige samenwerking met leerlingen en toewerkte naar een heel omvattend idee van intergenerationeel leren. Het werd daarmee steeds spannender. Het deed me beseffen dat ik in mijn schoolcarrière niet veel partnership ondervonden heb. Hoe bent u gekomen tot de zes ‘patterns of partnership’?
Al in mijn tijd als leraar was ik bezig met het verschil tussen ‘participatie’ en ‘consultering’. Word je als leerling écht gevraagd mee te doen, of mag je alleen even iets zeggen. In de jaren negentig publiceerde Roger Hart zijn ‘ladder of participation’. Daarmee gaf hij een visuele representatie van verschillende participatievormen en verschillen in intensiteit. Hij deed zijn onderzoek bij jonge mensen buiten de schoolcontext. Ik wilde kijken of ik iets soortgelijks kon ontwikkelen voor leraren op school. Daar begon mijn onderzoek op Cambridge mee, toen ik mijn loopbaan als leraar Engels achter me liet.
Iemand op de conferentie sprak me aan over de patronen. Ze zei: ‘Ik dacht eerst dat u ze hiërarchisch bedoelde. Dat de een beter was dan de ander. Maar volgens mij geeft u een beschrijving van mogelijkheden en hebben ze allemaal hun waarde.’ Dat is het inderdaad: wat ik wil is een democratische ‘way of life’ ontwikkelen voor leerlingen, leraren en school.
Ik krijg wel eens te horen: ‘Michael, al dat gedoe over democratie. Het gaat gewoon niet gebeuren!’ Nou, er zijn prachtige voorbeeldscholen waar het wel gebeurt. En we kunnen allemaal ons werk doen in onze eigen context. Steeds weer kleine, opbouwende stappen. Democratie is niet iets dat ooit perfect gerealiseerd zal zijn. Democratie is een streven, een aspiratie. Het zal altijd incompleet blijven. Daarin schuilt een deel van haar kracht.

Wat was uw indruk van dat streven op het symposium ‘Stem van de leerling’?
Het was opbeurend en spannend. Door alle voordrachten en workshops, maar ook in de koffiegesprekken stroomde een golf van warmte, van energie en creativiteit. Ik ben blij dat ik erbij mocht zijn. Het maakte me ook weer bewust van het belang te leren met mensen uit een ander land dan je eigen.
En ook Rotterdam als stad vervulde me met hoop – ik herkende gedeelde waarden en nieuwe mogelijkheden. ’s Avonds probeerde ik wat foto’s te maken van de Erasmusbrug, die zo prachtig verlicht werd. Tegen de taxichauffeur op weg naar het vliegveld vertelde ik hoe bijzonder ik hem vond. Hij vertelde me dat in het begin de kabels van de brug getrild hadden in de wind en hoe de brug dan vibreerde. De Rotterdammers hadden destijds een schunnige bijnaam voor de brug, die de chauffeur niet kon vertalen, zei hij. Het bracht die brug – waarvan de schoonheid me zo diep geroerd had – terug naar de menselijke maat. Niet langer iets afstandelijks, maar iets van levende mensen die er dagelijks overheen gaan. Met democratie werkt het net zo: het gaat om person-centred values.

Die menselijke maat – dat ‘wat kun je doen in je eigen context’ – was ook belangrijk in de Q&A met Luc Stevens. Hoe kijkt u daarop terug?
Ik ben me er steeds meer van bewust dat onze eigen verhalen belangrijk zijn. We hebben ons eigen narratief nodig, om onze persoonlijke integriteit te behouden en om nieuwe mogelijkheden te ontplooien om onze gedeelde waarden uit te dragen.
Je kunt ‘student voice’ inzetten en leerlingen laten reflecteren op hun eigen werk, omdat je hoge resultaten en een hoge output wilt realiseren. Maar je doel kan ook zijn je leerlingen te leren een goed leven te leiden. Om nieuwe manieren te vinden en bestaande manieren te ondersteunen om jonge mensen terug te brengen naar de grote vragen. En dat geldt ook voor leraren, op wie zoveel druk ligt.
Hoe kun je dat doen? Onder andere door je eigen verhalen, je eigen narratief te ontwikkelen. En je daarbij spiegelen aan wat er al is: de traditie van je school; het verhaal dat de school zichzelf, de gemeenschap, de kinderen en hun ouders vertelt over hoe hier de dingen worden gedaan.
Daarbij heb ik altijd gemerkt dat het goed werkt om over de grenzen te kijken, naar hoe je je kunt verhouden tot andere tradities, andere verhalen. Het interessante is, dat de verschillen tussen tradities vaak ondersteunend zijn. Je ziet andermans voorbeelden, maar vooral kijk je ook met andere ogen naar je eigen praktijk. Dergelijke verschillen helpen je, je verhaal te vertellen en je ziet op welke manier andere mensen streven naar soortgelijke dingen als jij.

Dank voor dit gesprek. Er zijn bepaalde woorden die u meermalen hebt laten vallen. Traditie en creativiteit, bijvoorbeeld. Dat fascineert me.
Ik was leraar Engels. Dat zal ermee te maken hebben. Maar ik heb ook de overtuiging dat onze wereld een vrolijkere plek zou kunnen zijn dan hij is. We hebben een verantwoordelijke én schone taak om een betere wereld voor onze kinderen, voor de mensheid achter te laten. Mensen blijven ingewikkelde wezens: we zijn tot zulke tegenstrijdige dingen in staat. Sommige mensen doen elkaar de meest vreselijke dingen aan, terwijl anderen vrijwillig ebolapatiënten gaan helpen. Ik geloof in democratie als middel om de mensheid te waarderen en te verfijnen. Om mensen te activeren deel uit te maken van een manier van leren en van in-de-wereld-zijn die blijer, creatiever, meer life-affirming is. In het besef dat het meerdere kanten op kan gaan met onze wereld, wil ik daarop inzetten.

Geert Bors is anglist, freelance redacteur en als zodanig huisschrijver van het NIVOZ. 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief