‘Ik maak een kompas dat altijd bij je is!’ Verbeeldend denken in artefacten van jonge kinderen
16 november 2022
Verbeelding is een belangrijke motor voor de (cognitieve) ontwikkeling van jonge kinderen (3-7 jaar). Spelen en maken zouden daarom in de kleuterklas geen bijzaak moeten zijn, maar centraal moeten staan, betogen Hanneke Saaltink, Barend van Heusden, Marijn van Dijk en Annerieke Boland. Ze beschrijven hoe leerkrachten kunnen aansluiten bij het verbeeldend denken in artefacten van jonge kinderen, ook bij het aanleren van schoolse vaardigheden.
‘Juf, ik wil iets vragen.’ De kinderen van mijn kleutergroep spelen nog even buiten en Isa komt opvallend netjes en beleefd naast mij lopen. ‘Ik weet wel dat het kaartje van het knutselen niet op het kiesbord hangt, maar mag ik straks misschien toch alstublieft iets maken? Het moet voor Stijn, want die was verdrietig.’
In mijn hoofd ga ik razendsnel alle geplande activiteiten na: instructies in de ‘kleine kring’ en andere doelgerichte, gestructureerde lesjes die ik heb voorbereid. Om tijd te winnen vraag ik door en ik hoor dat Stijn verdrietig was, omdat hij zijn moeder miste. ‘Wat wil je dan maken?’ vraag ik. Ze fronst haar voorhoofd, beweegt alvast wat met haar handen en dan komt daar ineens dat woord: een kompas. ‘Ik ga een kompas maken! Dat kun je omdoen en dat is altijd bij je als je je vader en je moeder mist.’ Ik ben verrast door het efficiënte gebruik van dat onalledaagse woord.
Natuurlijk geef ik mij gewonnen en Isa gaat aan de slag met papiertjes, stiften, plakband, een schaar, een perforator en wol. De ietwat verbouwereerde Stijn krijgt een piepklein papiertje aan een draadje omgehangen met daarop drie getekende knopjes. Daarna gaat ze in één moeite door met een kompas voor zichzelf. Want ook zij mist haar vader en moeder af en toe. Noa, die vandaag na school nog naar de buitenschoolse opvang moet, wil ook wel zo’n kompas. Samen werken de meiden verder. Noa krijgt gedetailleerde instructies, maar geeft er toch haar eigen draai aan. Op een langwerpig stuk papier tekent ze haar hele familie. Het moet als een band om haar arm komen. ‘Hoe heet het ook alweer?’ hoor ik haar een aantal keer vragen. ‘Een kompas.’ Het woord begint rond te zingen in de klas. Aan het eind van de middag is Noa intens gelukkig met mijn plakbandje dat de armband compleet maakt. ‘Nu hoef ik nóóit meer naar huis, want ik heb een kompas.’
Menig kleuterleerkracht zal herkennen hoe je iedere dag weer balanceert tussen voorbereide lesactiviteiten en dat wat er spontaan gebeurt in je groep. De afgelopen decennia sijpelden meer en meer vast omschreven, specifieke (taal- en reken)leerdoelen het onderwijs voor jonge kinderen binnen. In plaats van te genieten van het samen voorlezen en vertellen van verhalen moet een leerkracht zich vooral richten op de ontwikkeling van het fonemisch bewustzijn en ontluikende geletterdheid. Het spelen met rijmpjes en versjes wordt verdrongen door de letter van de week. Aan het spel in de huis- of bouwhoek worden specifieke doelen gekoppeld zoals ‘het herkennen van de getal-symbolen van 0 t/m 10, deze op de juiste positie van de getallenlijn kunnen plaatsen en de buurgetallen kunnen benoemen’ (MijnKleutergroep, 2021) . Typische activiteiten van jonge kinderen als tekenen, knutselen, spelen, dansen en zingen worden niet genoemd als formele leer- en ontwikkelings - doelen en lijken daarom van ondergeschikt belang.
Wat is de meerwaarde van al die leerdoelen in de voor- en vroegschool? Ontwikkelen kinderen zich beter en leren ze meer als je vooraf leerdoelen beschrijft en achteraf toetst of deze behaald zijn? Hoe verhouden die leerdoelen zich tot het verbeeldende, creatieve denken en leren van jonge kinderen zoals we dat ook zien in het verhaal van Isa?
In dit artikel staat de vraag centraal hoe we in het onderwijs kunnen aansluiten bij de specifieke manier waarop jonge kinderen denken en leren. Van Heusden (2010, 2020) en Van Dorsten (2015) wijzen ons op de belangrijke rol die verbeelding speelt in de ontwikkeling van jonge kinderen. Zij stellen dat het denken van kinderen vanaf een jaar of 4 sterk bepaald wordt door verbeelding en een, daarmee samenhangend, denken in artefacten. Pas rond het zevende jaar wordt het denken geleidelijk conceptueler (Van Dorsten, 2015).
Verder lezen
Lees verder op de website van LKCA of download hier de pdf.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Cultuur+Educatie | jaargang 21 | 2022 | nr. 61.
Reacties