'Ik had me zo goed voorbereid. Alles gepland, en tóch ging het weer helemaal anders...'
8 mei 2017
Het kan zo spannend zijn, een reis naar een onbekende bestemming. Martine Huurman ondervindt het aan den lijven en moet denken aan de spannende, onbekende momenten in het leven van een leerling. Van de brugklasser Jesper in dit geval. 'Hij had op internet foto’s bekeken van de school en hij was er al een paar keer langs gefietst. Maar dat hoefde niemand te weten.'Alleen. In een onbekende stad. Een land waarvan ik de taal niet spreek of begrijp. Vooraf leek het zo spannend. Een uitdaging noemde ik het. Waarschijnlijk om mezelf moed in te praten. Het liep direct al anders dan verwacht. De taxi zette me af bij mijn logeeradres. Na het uitladen van de koffer keken de aardige taxichauffeur en ik naar het gebouw voor ons.
Een bordje van een makelaar prijkte aan een armoedige muur. Een grauwe grijze trap leidde naar een vale houten voordeur. In het portiek een tableau met afgesleten naambordjes. Onleesbaar. Dit leek in de verste verte niet op het idyllische plaatje van internet. Ik voelde me belazerd. Was ik er dan ingetrapt? Had de foto van de vriendelijke dame me misleid? De chauffeur stelde in gebrekkig Engels voor om het opgegeven telefoonnummer te bellen. Van de zenuwen kon ik het niet terugvinden. Uiteindelijk herinnerde ik me waar ik het op had geschreven.
Raar. Ik had me zo goed voorbereid. Alles gepland, ik kon mijn aankomst bijna uittekenen. Niets aan het toeval overgelaten en dan toch nog voor een onaangename verrassing komen te staan. De chauffeur belde het nummer en ondertussen schoten mijn gedachten als een dolle door mijn hoofd. Ik had de oplossing al klaar. Tegenover de plek waar we stonden zag ik een hotel. Daar zou ik een kamer kunnen regelen. De aanbetaling zou ik kwijt zijn, jammer. Lesje geleerd. Ik zou me niet laten kennen. Wie A zegt, moet B zeggen. Zet je er maar overheen. Ik bent hier gekomen met een doel.
Dan hoor ik de chauffeur praten. Hij lacht en steekt een duim naar me omhoog. Ik slaak een zucht van verlichting. Het lijkt goed te komen. De man vertelt me dat de, dus toch vriendelijke, dame van de foto me niet zo vroeg had verwacht. Ze was met haar zoon aan het wandelen in ‘the country’. Dát klinkt vertrouwd. En hopla, daar werd het plaatje ter plekke weer ingekleurd met de idylle van voorheen.
Ik bedankte de taxichauffeur door hem een dikke fooi te geven. Al zat die, bleek later, al drie dubbel en dwars in het tarief dat hij had gerekend. Opluchting kan leiden tot impulsieve acties. Althans bij mij.
De vriendelijke dame zou binnen twee uur arriveren. Tot die tijd kon ik koffie drinken in een nabijgelegen cafeetje. En daar ging ik. Hobbel de bobbel met een zware koffer op pad. De zon scheen. De bladeren van de bomen kleurden dit deel van de stad groen. Een smal straatje leidde me naar een vriendelijk klein koffiehuisje. Daar binnen voelde ik me fijn, ook al was de onwennigheid nog niet verdwenen.
Terwijl het meisje van de bediening mijn cappuccino klaar maakte, zette ik mijn laptop op tafel. Ik voelde de drang om mijn gevoel op papier te zetten. Want het gevoel wat zich van me meester had gemaakt was herkenbaar. Ik herken het bij al die kinderen waarbij het allemaal niet vanzelf loopt. Kinderen die soms een andere 'taal’ spreken dan de mensen om hen heen. Kinderen die baat hebben bij voorspelbaarheid, terwijl dagen vaak anders lopen. Maar ook kinderen die voor een nieuwe uitdaging staan, zoals de jonge brugklasser Jesper.
Brugklasser Jesper
Na de zomervakantie is het zover. Hij gaat naar de brugklas. Met grote zorgvuldigheid hebben zijn ouders en hij de keuze laten vallen op de school in zijn dorp. Het was niet makkelijk. Verschillende scholen lonkten met hun aanbod. Maar nadat hij de keuze had gemaakt voelde hij rust. Het was goed.
Helaas ging er niemand uit zijn oude klas met hem mee. Hij stond er alleen voor. Daarom heeft hij zich goed voorbereid. Hij wilde niets aan het toeval overlaten. Een buurmeisje van hem zit op dezelfde school. Hij heeft haar gevraagd hoe het er is. ‘Leuk’ had ze gezegd. ‘De leraren zijn er erg aardig en het is een mooi gebouw. Best nieuw nog.’
Hij vond het erg spannend allemaal. Hij had op internet foto’s bekeken van de school en hij was er al een paar keer langs gefietst. Maar dat hoefde niemand te weten.
Zijn moeder heeft hem geholpen met het kaften van zijn boeken. Hij heeft het lesrooster al in zijn agenda gezet. De brieven met de weekindeling heeft hij vier keer doorgelezen. Het zal dus allemaal wel goed komen. Zijn rugzak staat al klaar. Hij heeft de schriften en boeken op mooie stapeltjes naast zijn bureau liggen. Netjes met een etiketje erop.
De avond voor de eerste dag ligt hij nog lang wakker. Hij neemt de brief in zijn gedachten nog een keer door. Brugklassers mogen hun fiets aan de voorkant van het gebouw zetten. De ontvangst is in de aula. Na een korte inleiding zullen de mentoren met hun groep naar een lokaal lopen. Daar wordt verder uitleg gegeven over de rest van de week. Gymkleren hoeven nog niet mee.
En dan is het zover. Hij is al wakker voordat de wekker gaat. Extra deo, zijn mooiste shirt aan en niet vergeten om gel in zijn haar te doen.
Hij krijgt geen hap door zijn keel. Dan de boterhammen maar mee in zijn brooddoos. Drinken lukt wel. Zijn moeder zit bij hem aan tafel. Hield ze haar mond nou maar. Het lijkt wel alsof ze het spannender vindt dan hij.
Hij pakt zijn fiets en gaat op weg. Zijn moeder roept nog iets, maar hij hoort het niet. Aangekomen bij de school rijdt hij naar de voorkant van het gebouw. Daar moet hij zijn fiets neerzetten. Maar dat is vreemd. Geen fiets te zien. Hij rijdt het plein op. De poort staat half open. Het is stil. Een gevoel van onrust bekruipt hem. Hij voelt de zenuwen door zijn buik gieren. Niets. Niemand.
Een onaangename verrassing. Hij rijdt het plein weer af en kijkt rond. Herhaalt nog een keer de brief in zijn hoofd. Maar kan het zich opeens niet meer herinneren. Misschien moet hij toch aan de achterkant zijn? Hij voelt zijn hart in zijn keel kloppen. Allerlei gedachten komen in hem op, maar hij krijgt er geen vat op.
Ook aan de achterkant ziet hij niemand. Hij kijkt op zijn horloge. Half negen. Om 8.45 uur moet hij in de aula zijn. Hij snapt er niets van. Dan zouden er toch al lang andere kinderen moeten zijn? Hij zucht van ellende en rijdt nog een rondje om de school heen.
Dan ziet hij iemand op het plein lopen. Een oudere man met een donkerblauwe jas en een pet. Ergens een bekend gezicht.
‘Meneer, mag ik iets vragen?’ hij herkent zijn eigen stem niet. De man draait zich om. Vriendelijke ogen kijken hem van onder de pet aan. ‘Wat is er jongen? Wat kom je hier doen? Moet je niet naar de opening van het schooljaar?’
Een hoopvol gevoel vervult de jongen, een zucht van verlichting ontsnapt hem. ‘Ja!!’, hij schrikt nu van zijn eigen stem. ‘Ja, daar moet ik heen’. De man kijkt hem medelevend aan. ‘Dat is niet hier, je moet bij het hoofdgebouw zijn, heb je de brief niet gelezen?’
‘Het hoofdgebouw? Dat meent u niet! Wat erg. Dat ik daar niet aan heb gedacht. Bedankt!’
De man steekt zijn duim omhoog en loopt lachend weg. De jongen had hem bijna een knuffel gegeven. Opluchting kan rare dingen met je doen.
Hoe had hij zo stom kunnen zijn. Het hoofdgebouw. Hij was zo gefocust geweest op zijn nieuwe school, dat hij helemaal vergeten was dat iedereen na de vakantie in het hoofdgebouw verwacht werd. Tijdens de open dagen was dit duidelijk gezegd.
Hij stapt op zijn fiets. Als hij doortrapt is hij nog ruim op tijd. Hij vindt het nog steeds spannend. Maar, erger dan dit kan het niet worden. De zon scheen, de wind blies hem in de rug richting de school.
Vol goede moed zette hij zijn fiets aan de voorkant van het gebouw neer. Hij stapte dapper de grote aula in. Die zat al bijna vol met brugklassers. Het deerde hem niet. Wie A zegt, moet B zeggen en in zijn geval kon B alleen nog maar meevallen.
Drs. Martine Huurman is leerkracht geweest, locatiedirecteur, intern begeleider en behandelcoördinator in het speciaal onderwijs voor kinderen met (ernstige) gedragsproblemen. Ze werkt nu vanuit haar eigen organisatie Streep.
Reacties