‘Hoe kun je van leerlingen verwachten dat ze een acht halen, als ze les krijgen van een zesje?’
25 juni 2015
VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg sprak zich onlangs vrij negatief uit over leraren in de Tweede Kamer tijdens een debat over het Onderwijsverslag van de inspectie. Adrie Groot, voorzitter College van Bestuur van de Stichting Flore, vindt dat Duisenberg daarmee een hardwerkend deel van onze samenleving tekort doet. Hij vraagt zich af: ‘Hoe komt het toch dat de politiek in Nederland, of moet ik zeggen een groot aantal politieke partijen, geen oog heeft voor de disbalans tussen (minder) investeren in en (hogere) eisen stellen aan kwaliteit?’De onderwijskwaliteit van het Nederlandse primair onderwijs behoort tot de top in de wereld. Natuurlijk niet als je alleen maar naar de rigide lijstjes kijkt van PISA, opgesteld door het CITO en consorten. Maar als je kijkt naar de vele data die op Europees en wereldniveau beschikbaar zijn en ook kijkt naar motivatie, geluk, tevredenheid, creativiteit, dan blijkt dat de Nederlandse kinderen meestal in de top 5 bivakkeren. Zo stelt Unicef in het rapport Child Well Being In Rich Countries (2013) dat kinderen in Nederland het gelukkigst zijn. En ook de WHO (World Health Organization) stelt dat kinderen van onze bodem een gelukkig leven leiden. Nederland scoort het beste van alle landen op het materiële welzijn, onderwijs en gedrag. Ons land neemt de vierde plaats in waar het gaat om huisvesting en een vijfde plek wat betreft gezondheid en veiligheid. Nederland blijft de nummer 2 Noorwegen ruim voor en IJsland, Finland en Zweden completeren de top 5.
Als je echter naar het totaal aan investeringen in het onderwijs kijkt, dan valt op dat Nederland ver achterblijft bij andere landen. Opvallend is daarbij dat Noorwegen, IJsland, Finland en Zweden dan ruim boven Nederland scoren op het overzicht. En als we de cijfers van het CBS in het rapport "Uitgaven voor onderwijs 2013, Trends en Ontwikkelingen" (pdf) goed interpreteren, zakken we steeds verder weg. Vergelijk deze cijfers maar eens met eerdere jaren: in het rapport "Jaarboek Onderwijs in Cijfers CBS 2010" zijn de Nederlandse uitgaven, als weergave van een percentage van het BBP, nog goed voor een 4de plek bij de Europese landen. In het rapport "Uitgaven voor onderwijs 2013" zijn we gezakt naar een 7de plaats.
De eerste conclusie is eigenlijk dat het ongelooflijk is dat alle betrokkenen in het primair onderwijs, ondanks de achterblijvende financiële support van de overheid, toch in staat zijn om onze kinderen zo ver te krijgen in hun brede ontwikkeling. Maar het zal duidelijk zijn dat de boog inmiddels (te) gespannen is. Er is heel veel ongenoegen in het onderwijs, met name gericht op het feit dat de aanvliegroute van het Ministerie van OC&W in toenemende mate gericht is op de economisering van het onderwijs. Naar onderwijs en onderwijs geven wordt vooral vanuit het didactisch, instrumenteel, perspectief gekeken. Als je de ontwikkelingsbehoefte van kinderen en leerkrachten vertaalt naar competenties, meetbaar tot op de vierkante millimeter, en daar heel specifiek een batterij toetsen aan koppelt om dit in beeld te brengen, kan je heel gericht interveniëren en is succes verzekerd.
Vanuit dit perspectief wordt alle ruimte geboden aan toetsfabrieken (zoals CITO) en onderzoeksinstellingen. Het aantal verzoeken aan scholen en besturen om deel te nemen aan een landelijk onderzoek is met een factor 10 verhoogd. Verzoeken die veel tijd vragen, ongetwijfeld veel mensen werk verschaffen, maar waar je nooit meer iets van hoort en het onderwijs en vooral het kind geen haar beter van wordt.
Ja, ongetwijfeld zal de minister aan de hand van een Europees lijstje, waarin zal staan dat Nederland stijgt op de onderzoekslijst, bepleiten dat we op de goede weg zijn. Maar in die trein moeten we met z'n allen niet willen stappen.
De kracht van ons onderwijs zit juist in relatie en autonomie. Niet alleen op kindniveau, maar ook op school- en bestuursniveau. Dat scholen en schoolbesturen in Nederland, die veel dichter bij leerkrachten, ouders en kinderen staan, vanuit een betrekkelijke autonomie hun keuzes kunnen maken is een groot goed. Dit leidt tot pluriformiteit. Op deze manier worden kinderen, ouders en leerkrachten onderdeel van een bloeiende leergemeenschap waarbinnen keuzes gemaakt worden om het rijke leef- en leerklimaat van kinderen te optimaliseren. Het eigenaarschap van alle betrokkenen wordt vergroot en leidt tot een situatie waarin mensen, in hun kracht, het maximale uit zichzelf kunnen halen. Hun talenten kunnen ontwikkelen en zo een optimale bijdrage kunnen leveren aan eigen en andermans geluk. En aan de samenleving van de toekomst.
Een dichtgetimmerd curriculum met een extravagante focus op data, controle en de maakbaarheid van leren is een gevaar voor onze samenleving.
Onlangs las ik een column van schrijfster Nelleke Noordervliet in dagblad Trouw. Zij gaf daarin feilloos aan wat constateringen als die van VVD’er Duisenberg doen met het onderwijs. En met al die mensen die professioneel en met passie werken aan goed onderwijs voor onze kinderen. Een mooi pleidooi voor respect voor leerkrachten en kinderen!
Adrie Groot is voorzitter College van Bestuur van de Stichting Flore.
Reacties