Het prachtige risico van onderwijs en de betekenis voor het mbo: 'Geef jongeren de kans om te groeien in het beroep'
3 maart 2015
De onderwijspedagogische benadering van Gert Biesta ervaart Erica Aalsma als een bevestiging voor haar werk en missie om de beroepspraktijk een sterkere positie te geven in het beroepsonderwijs. Dagelijks maakt ze in het werken met onderwijsteams mee dat die beroepspraktijk in denken en doen ver naar de achtergrond is geraakt: in het curriculum, in de ervaringskennis van de docenten, in het gemis van een directe samenwerking met praktijkopleiders, in de fysieke omgeving. Haar blog: 'Ik hoop dat het boek van Biesta - Het Prachtige Risico van Onderwijs - ook in het mbo (Leren voor een beroep) een plaats gaat innemen, zodat de aandacht in beroepsopleidingen zich steeds meer gaat verplaatsen naar de beroepspraktijk. En we jongeren de kans geven te kunnen groeien in het beroep.'
Biesta - een zeer gewaardeerd onderwijsdenker en sinds januari als hoogleraar verbonden aan de University of Brunel - bekijkt het ‘prachtige risico’ vanuit het perspectief van de opleider/opvoeder/docent en zoekt vooral naar de manier waarop je ervoor kunt zorgen dat een kind ‘mens’ wordt (het doel van onderwijs volgens Biesta is: het bevorderen van het menszijn van een ander ‘menswezen’). Het kind begeleiden op dat pad is de essentie van de docent. Biesta probeert met zijn boek aan te tonen dat onderwijspedagogische processen en praktijken niet op een machineachtige manier werken. Iedere poging om dat wel te bereiken, keert uiteindelijk tegen zichzelf.
In de proloog zegt Biesta: ‘Dit boek gaat over wat veel onderwijzers weten, maar waar ze in toenemende mate van worden weerhouden over te spreken: dat onderwijs altijd een risico met zich meebrengt.’
Het risico van onderwijs bestaat volgens Biesta, omdat het in het onderwijs niet gaat om het vullen van een emmer, maar om het aansteken van een vuur.
Het risico bestaat, omdat onderwijs geen interactie is tussen robots, maar een ontmoeting tussen mensen.
Het risico bestaat, omdat leerlingen geen objecten zijn die moeten worden getraind en gedisciplineerd, maar handelende en verantwoordelijke subjecten (pagina 15).
Hoewel Biesta zich vooral lijkt te richten op het algemeen vormend onderwijs, zie ik wel veel parallellen met het beroepsonderwijs. De laatste tijd spreek ik steeds vaker met mensen over het feit dat de ‘O’ van “onderwijs” ons in het beroepsonderwijs in de weg zit (zie ook mijn artikel in het boek ‘Onderwijshelden’. Ons systeem vraagt van betrokkenen ervoor te zorgen dat de machine loopt en blijft lopen, dat elke opleiding efficiënt en snel georganiseerd wordt; dat er homogeniteit wordt toegepast: alle leerlingen hetzelfde rooster en door hetzelfde leerproces heen, gericht op hetzelfde einddoel voor iedereen. En dus proberen we beroepsonderwijs te organiseren vanuit een klaslokaal: daar hebben we immers maximale regie op het leerproces (denken we) en kunnen we het gemakkelijkst plannen en organiseren.
Voor het Leren voor een beroep heb je (echter) ook een beroepspraktijk nodig. Een werkomgeving, waar je de fijne kneepjes van het vak leert, waar je de cultuur kunt ervaren, opsnuiven, proeven; kortom waar je een vak kunt leren. En die omgeving is dynamisch, niet altijd even voorspelbaar en wordt georganiseerd op totaal andere principes (productieprocessen, snelheid van werken, efficiëntie, resultaatgericht en - in de meeste gevallen - bedrijfsmatig of economisch renderend) dan de principes waarop we een schoolse leeromgeving bouwen. Met het gedachtegoed van de hybride leeromgevingen bouwen we aan het verbinden van beide leeromgevingen, zodat de leerling daarin als vanzelfsprekend leert en met beide werelden in samenhang kennismaakt.
De onderwijspedagogische insteek van Biesta spreekt me in dit kader aan. Hoewel ik het boek zeker nog niet helemaal gelezen heb (het is ‘stevige kost’, zoals op de avond in Driebergen ook herhaaldelijk gezegd werd) word ik blij van zijn benaderingswijze en zoektocht naar de pedagogische opdracht van het onderwijs of onderwijsgevenden. In het laatste hoofdstuk, Virtuositeit, raakt hij in mijn ogen aan het kernvraagstuk van het beroepsonderwijs als hij spreekt over het opleiden van leraren. Biesta vertrekt bij Aristoteles, die schrijft ‘dat een jonge man met praktische wijsheid niet kan worden gevonden.’ (pagina 196). Wijsheid komt met de jaren, maar beter misschien: wijsheid komt met ervaring. Hier werkt Biesta zijn gedachten verder uit door te stellen dat lerarenopleidingen (en ik vertaal dat nu naar ‘beroepsopleidingen’) zich zouden moeten bezighouden met het vormen van de hele persoon. En hij benadrukt daarbij dat hij daarmee niet een persoon als een privaat individu bedoelt, maar als een professional:
“De lerarenopleiding (lees: beroepsopleiding) draait niet slechts op het verkrijgen van kennis, vaardigheden en eigenschappen (kwalificatie), noch enkel om doen zoals andere leraren (lees: beroepsgenoten) doen (socialisatie), maar het begint met de vorming en omvorming van de persoon. Alleen van daaruit kunnen kwesties van kennis, vaardigheden en disposities, van waarden en tradities, competenties en bewijs ‘binnenkomen’. ”
Aldus Biesta op pagina 197 van zijn boek.
Op het platform van hetkind plaatste Hartger Wassink een artikel dat hierbij aansluit: ‘Ausbilding versus bilding: leren voor een beroep vindt nooit los plaats’ .
'De geur van de werkplaats, die typische combinatie van metaal, olie en rubber, en, hoewel de school waarschijnlijk al jaren rookvrij was, een zweempje tabak, zorgt ervoor dat de leerling van de opleiding Motorvoertuigentechniek zich thuis voelt en onmiddellijk weet waarvoor hij leert. Dat geeft motivatie en zin, in alle opzichten,' concludeert Wassink.
In de lijn van Biesta: juist daar kan je als lerende gevormd en omgevormd worden tot de persoon die je moet en wilt zijn in de branche van de motorvoertuigentechniek. En aanvullend: een praktijkopleider, die het vak verstaat, rolmodel kan zijn, weet hoe je in deze omgeving met elkaar omgaat, is daarbij onmisbaar. In het samenspel tussen de vakman/praktijkopleider en de docent die (theoretische) kennis toevoegt, vindt een veel betere aansluiting en verwerking plaats van de kennis en vaardigheden die je nodig hebt om een goed beroepsbeoefenaar te worden. Op deze manier krijg je de kans om in het beroep te groeien, iets wat in een klaslokaal onmogelijk lukt.
Erica Aalsma werkt als zelfstandig adviseur aan het ontwerpen en ontwikkelen van innovatieve onderwijsconcepten, onder de naam De Leermeesters. Haar hart gaat uit naar het beroepsonderwijs, in het bijzonder het mbo. Lees hier haar blogsite.
Reacties
Ype Akkerman
Een verademing, deze ode aan de beroepspraktijk als bron van professionele, persoonlijke en sociale vorming. Hoeveel leermeesters en praktijkopleiders, maar zeker ook ouders hebben jongeren niet zien groeien als ze na jaren van onderwijs eenmaal ergens aan de slag konden? Desondanks is de beroepspraktijk een risico, althans in de ogen van veel onderwijsgevenden. Verklaart dit ook dat blijkens Ruud Klarus’ mooie publicatie over 100 jaar beroepsonderwijs het werkend leren, laat staan werk als zodanig , steeds minder op waarde geschat wordt? Dat zie je zowel in het beleid als in het publieke debat over het vmbo en mbo. Overigens leer je altijd van arbeid, ook als dat er niet intentioneel op gericht is.