Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz Over Nivoz

Paul Verhaeghe

hoogleraar klinische psychologie Gent, schrijver

Paul Verhaeghe (1955) werkt als gewoon hoogleraar aan de universiteit van Gent en is van opleiding klinisch psycholoog, van vorming psychoanalyticus.

Zijn eerste doctoraat (1985) handelde over hysterie, zijn tweede (1992) over psychodiagnostiek. Sedert 2000 gaat zijn belangstelling vooral naar de invloed van maatschappelijke veranderingen op psychologische en psychiatrische moeilijkheden.

In 1998 werd Verhaeghe bekend met de publicatie van “Liefde in tijden van eenzaamheid”, een psychoanalytische lezing van de postmoderne man-vrouw verhouding. Ondanks de moeilijkheidsgraad werd het boek een onverwacht succes en is het ondertussen in acht talen vertaald.

Tot 2000 publiceerde hij vooral artikels waarin hij het werk van Sigmund Freud en Jacques Lacan combineerde tot een klinisch bruikbare theorie. Met “Over normaliteit en andere afwijkingen” (2002) bood hij een alternatief voor de DSM-diagnostiek; de Amerikaanse editie van het boek “On being normal and other disorders” kreeg de Goetheprijs.

Kort na 2000 maakte Paul Verhaeghe deel uit van een studiegroep opgericht in de schoot van het IPA (International Psychoanalytic Association) over de raakvlakken tussen neurologie en psychoanalyse. De samenwerking met onder andere Jaak Panksepp en Mark Solms overtuigde hem van de onbruikbaarheid van elke benadering die de mens uitsluitend psychologisch of uitsluitend lichamelijk probeert te begrijpen. Op grond daarvan zal hij in “Het einde van de psychotherapie” een zeer kritische houding aannemen tegen het reduceren van psychologische en psychiatrische problemen tot neurobiologische, erfelijk bepaalde aandoeningen, en in “Identiteit” tegen een sciëntistische benadering (zie: sciëntisme) van de psychologie.

Vanaf de millenniumovergang ging zijn aandacht naar de explosieve groei van het aantal mentale stoornissen, de dominantie van een psychodiagnostiek gebaseerd op labels (DSM) en het verband met maatschappelijke veranderingen.

In een lezing in Dublin (2007) stelde Verhaeghe dat de klassieke psychotherapie onder invloed van de labeldiagnostiek en een bepaalde invulling van evidence based onderzoek aan het verdwijnen is. De organisatoren plaatsten de video van de lezing op het net, waardoor zijn stellingen ruim aandacht kregen. De verdere uitwerking daarvan gaf aanleiding tot het boek “Het einde van de psychotherapie” (2009), dat op korte tijd zeven herdrukken kende.

Op grond van onderzoek met zijn vakgroep naar burn-out en depressie ging zijn aandacht steeds meer naar de gecombineerde effecten van maatschappelijke veranderingen en arbeidsorganisatie. Hij werkte dit uit in de Oikoslezing van 2010. De publicatie daarvan (Verhaeghe, 2011) en de digitale overname van de tekst door de website van de liberale denktank Liberales zorgden voor de nodige publieke belangstelling. In 2011 werd dit werk bij Liberales bekroond als ‘essay van het jaar’. Verdere uitdieping daarvan bracht hem tot de stelling dat de hedendaagse identiteit gebaseerd is op een dwingende neoliberale ideologie, en dat een dergelijke identiteitsvorming ingaat tegen onze evolutionair ingebakken sociale aard.

Eind januari 2012 bracht Verhaeghe op een Belgische nationale stakingsdag een scherpe lezing in het kunstencentrum Vooruit Gent, waarin hij de bankencrisis als een bevestiging van de neoliberale ideologie beschouwt. De uitwerking daarvan op de Paul Verbraekenlezing in Antwerpen en de daarbij aansluitende publicatie van de tekst kreeg in Vlaanderen zeer veel aandacht. Deze lezing was gebaseerd op twee hoofdstukken van “Identiteit”, een boek dat in het najaar van 2012 verscheen, en dat zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn weg vond naar een breed publiek, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde. Een Engelse en Duitse editie zijn ondertussen in voorbereiding.

In het eerste deel van “Identiteit” argumenteert Verhaeghe dat onze psychologische identiteit een constructie is bovenop een evolutionair gegronde onderbouw. Evolutionair beschouwd is de mens een sociale diersoort waarin twee tegenovergestelde gedragstendensen aan het werk zijn: enerzijds een gerichtheid op gemeenschap en delen, anderzijds een gerichtheid op individualisme en nemen. Welke van de twee tendensen er de overhand krijgt in de identiteitsconstructie wordt bepaald door het maatschappijmodel. In het tweede deel beschrijft hij de huidige maatschappij als neoliberaal, waarbij hij het neoliberalisme opvat als een nieuwe versie van het sociaaldarwinisme. De daardoor bepaalde identiteitsontwikkeling is volgens hem zeer negatief, omdat ze ingaat tegen de sociale aard van de mens.

De negatieve impact van het neoliberalisme vindt hij ook terug in de organisatie van het onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en de gezondheidszorg. In het laatste hoofdstuk stelt hij dat verandering van onder uit zal moeten gebeuren, aangezien de neoliberale ideologie ondertussen deel uitmaakt van onze identiteit.

Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief