Eigenaarschap is waar het om draait. Wat vraagt dat In de onderwijsketen?
7 juni 2015
‘De belangrijkste taak van een leidinggevende is het creëren van eigenaarschap,’ stelt Alex van Emst, een van de belangrijke voortrekkers van het zogeheten ‘Natuurlijk leren’. Als je alle publicaties vanuit het primair onderwijs leest, schrijft bestuurder Adrie Groot, heeft het begrip eigenaarschap daarin bijna overal een plaats. ‘Maar aan het verlangen naar eigenaarschap kan alleen tegemoet gekomen worden als alle betrokkenen in het domein dezelfde ruimte daarvoor scheppen.’ Het is de richting waarmee Maria van der Hoeven al in 2006 het onderwijs op wilde laten bewegen, stelt hij in zijn blog.Met de inwerkstelling van de LUMPSUM-bekostiging per 1-8-2006 heeft de overheid en in het bijzonder het Ministerie van OCW - onder verantwoordelijkheid van minister Maria van der Hoeven - gekozen voor meer beleidsvrijheid voor besturen en scholen. Met name die financiële beleidsvrijheid moest een bijdrage leveren aan de verbetering van de onderwijskwaliteit.
Bij deze vrijheid hoort, zo schrijft de minister in een brief aan de Tweede Kamer op 23 juni 2006, ook een sterke verantwoording. Maar aan die inspanningen die besturen en scholen moeten leveren, ligt vertrouwen ten grondslag. Vertrouwen om de middelen beter in te zetten, het juiste te doen. Om maatwerk te leveren ten dienste van de kwaliteit van het onderwijs. Ten bate van de leerlingen.
Het is niet moeilijk om de invoering van LUMPSUM-bekostiging dan ook te zien als een belangrijke stap van de overheid om het eigenaarschap over onderwijs en onderwijskwaliteit terug te leggen waar het hoort. Bij de scholen, de leerkrachten en de besturen. Meerdere malen is gesteld dat deze vergroting van de beleidsvrijheid van scholen en besturen een groter beroep doet op professionalisering van het onderwijsveld. Een professionalisering die gericht moet zijn op alle lagen van de organisatie: leerkrachten, directie, besturen, (gemeenschappelijke)medezeggenschapsraden en Raden van Toezicht.
Het is aantrekkelijk om na bijna 10 jaar LUMPSUM-bekostiging eens te bekijken wat daarvan terecht is gekomen. Vanuit mijn perspectief zie ik de laatste jaren, onder leiding van de huidige regering, en waarschijnlijk mede ingegeven door de recessie die vanaf 2009 onze samenleving teistert, een aantal opvallende ontwikkelingen.
Laten we de verschillende actoren in het onderwijsdomein eens tegen het licht houden ten aanzien van de denkrichting die Van der Hoeven destijds al voorstond.
De overheid
De afgelopen jaren is duidelijk dat de overheid zich blijft mengen in het 'hoe' van het onderwijs. Voorbeelden zijn:
- het project Excellente scholen
- het pestprotocol
- verruiming van bewegingsonderwijs
Ondanks alle goede bedoelingen wordt teveel, op basis van incidenten en vanuit het gedachtengoed van de maakbare samenleving, het primair onderwijs 'misbruikt' om ongewenste toestanden in de samenleving op te lossen.
De invoering van Passend Onderwijs en met name de van hogerhand ingestelde samenwerkingsverbanden en verplichtte aansluiting voor schoolbesturen staat natuurlijk dwars op de uitgangspunten van LUMPSUM en autonomie van scholen en schoolbesturen. De vergaande bemoeienis van de overheid bij deze gedwongen samenwerking kan wel eens bijzonder de-productief blijken te werken. Een eerste evaluatie van de invoering van Passend onderwijs en met name de werking van samenwerkingsverbanden zou wel eens een schrikbarend negatief beeld kunnen schetsen.
De inspectie voor het primair onderwijs.
Na een stevige worsteling en veel constructieve feedback vanuit het onderwijsveld lijkt de Inspectie van het Onderwijs een weg gevonden te hebben voor haar bijdrage aan onderwijskwaliteit. Vanuit haar formele taakstelling laten de huidige pilots zien dat er meer aandacht is voor de brede kwaliteit die scholen en leerkrachten voorstaan. De verenging van onderwijskwaliteit naar een cijfer, afgezet tegen landelijke gemiddeldes, lijkt gestopt en dient ook zo snel als mogelijk uit het onderwijs te verdwijnen. Als professional kan de onderwijsinspecteur een prima bijdrage leveren in de ontwikkeling van onderwijskwaliteit op de scholen en tegelijkertijd haar toezichthoudende taak vanuit de overheid invullen.
Het bedrijfsleven
Een opvallende onzichtbare belanghebbende in het onderwijsveld die langzaam maar zeker - al dan niet met steun van de overheid - het onderwijsdomein insluipt. De openlijke aversie van het onderwijsveld tegen de rigide inmenging van het CITO, als toetsfabriek in onderwijsprocessen - is een ieder bekend. Het Ministerie van OCW lijkt het CITO, maar ook bijvoorbeeld de universiteiten, een bepalende rol te geven in het realiseren van onderwijskwaliteit in het primair onderwijs. Ook het aanhoudend accentueren van het belang van onderzoek voor het onderwijs wordt ondersteund door het vergroten van de rol van Universiteiten en bijv. de NRO in deze processen. En leidt de invoering van het lerarenregister en schoolleidersregister en de verplichtte inschrijving werkelijk tot professionalisering? Of is het uitsluitend gericht op het vergroten van de rol van aanbieders van cursussen in het onderwijs? Een vorm van gedwongen winkelnering dus?
Als de overheid, de politiek en het Ministerie van OCW werkelijk willen realiseren wat minister Van der Hoeven in 2006 het primair onderwijs heeft voorgespiegeld, dan wordt het tijd om de regisseursrol voor onderwijskwaliteit over te laten aan de scholen en besturen. En daar waar het knelt, o.a. bij de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs, los te laten.
Adrie Groot is voorzitter College van bestuur stichting Flore.
Reacties