Een kind, 3000 kilometer van huis. ‘De eerste paar dagen spreekt hij niet. Hij kijkt en aanschouwt'
20 juni 2015
Soms zijn woorden niet nodig om contact te hebben. Martine Huurman krijgt in haar klas op het speciaal onderwijs een jongen die, met zijn vader, moeder en zus, moest vluchten uit zijn vaderland. Hij is een observator, spreekt niet, maar kijkt en aanschouwt. Martine ziet hem en laat hem. En dan is daar het oogcontact.Zijn thuisland ligt meer dan 3000 kilometer hier vandaan. Gedwongen vertrokken met zijn vader, moeder en zus. Hun familie, status en aanzien hebben ze achter moeten laten. Verbroken contacten. De afstand tot hun vaderland is groot. De afstand onderling wordt steeds groter.
Ze strijden allemaal. Zijn vader met de demonen die hem ’s nachts uit de slaap houden. Hij herkent hem amper meer. Waar is die goedlachse man? Zijn moeder vecht om haar gezin bij elkaar te houden. Wat is ze bang. Zijn zus is zoekende. Weinig thuis. En hij? Hij vecht met zichzelf, tegen iedereen. Een verminkt gezin in een vreemd land.
Hij redt het niet op een gewone school en start daarom op een school voor speciaal onderwijs.
Zijn moeder brengt hem. Hij neemt geen afscheid van haar en loopt alleen het plein op. Kijkt rond. Hij ziet kinderen en hun ouders. Volwassenen. Licht gespannen. Vanuit een strategisch gekozen plek, in de hoek van het plein, aanschouwt hij alles.
Zijn naam wordt genoemd en hij wordt bij zijn juffrouw verwacht. Ze staat met een groepje kinderen bij de deur. Klaar om naar binnen te gaan.
Ze opent de deur en merkt dat hij achterblijft. De kinderen lopen één voor één naar binnen en houden zich keurig aan haar opdracht. Behalve hij. Ze staat met haar rug naar hem toe en blijft de deur open houden. Hij twijfelt.
Ondertussen spreekt ze de kinderen toe. Ze vertelt waar ze hun jassen en tassen kunnen ophangen. Nog steeds houdt ze de deur wijd open.
Langzaam komt hij dichterbij. Uiteindelijk stapt hij de drempel over en zonder elkaar aan te kijken lopen ze samen naar binnen. Hij draagt geen jas.
In de klas heeft hij zijn tafel gevonden. De plek bevalt hem. Achter in de hoek waar hij alles goed kan overzien. Net als op het plein.
De eerste paar dagen spreekt hij niet. Hij kijkt en aanschouwt. Iedere stap die in de klas wordt gezet wordt nauwlettend door hem geobserveerd. Op andere momenten legt hij zijn hoofd te rusten op zijn armen. Hij is moe.
Zij ziet hem en laat hem. Ze noemt zijn naam, kijkt hem niet aan. Hij hoort erbij. Op zijn manier. In zijn tempo. Dan verandert er iets.
Ze zit voor de klas en vertelt een verhaal. Ze stopt met praten en maakt een grap. In een flits ziet ze zijn lachende ogen. Ze kijken haar aan. Zijn hoofd op zijn armen. Ontspannen.
Ze glimlacht naar hem. Eventjes maar. Kort en snel. Ze voelt het contact stromen in haar buik. In haar herinnering leek het enkele seconden te duren. Maar ze weet beter dan dat.
Het contact is gelegd. Ze probeert haar enthousiasme te dempen en weet hoe broos en kwetsbaar hun lijntje is. Die middag stelt hij zijn eerste vraag.
Zo gaat het een aantal dagen door. Ze hebben elkaar gevonden. Door humor verbonden. Ze wisselen meer blikken dan woorden. Het doet hem goed. Haar ook.
Hoe sterk hun band is geworden blijkt een aantal jaren later. Hij bezoekt haar en deelt zijn ervaringen van toen. ‘Juf, jij begreep me hè?’ Weer kijken ze elkaar aan. Ze lachen. Hij met zijn ogen, zij met haar mond. Laten we contact houden. Een grote kerel. Hij gaat en kijkt nog een keer achterom. Twee grote lachende bruine ogen.
Drs. Martine Huurman is leerkracht geweest, locatiedirecteur, intern begeleider en behandelcoördinator in het speciaal onderwijs voor kinderen met (ernstige) gedragsproblemen. Ze werkt nu vanuit haar eigen organisatie Streep.
Reacties