Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Een gesprek over vluchtelingen: ‘Het kon niet anders dan dat deze kinderen nu al bevooroordeeld tegenover hun ‘nieuwe’ medelanders zouden staan.’

3 november 2015

Als Karin Donkers zich in het zwembad aan het omkleden is, hoort ze in de kleedhokjes naast haar een aantal mannen in nietsverhullende taal praten over de vluchtelingenproblematiek. Niet veel later ontdekt ze dat de mannen ook kinderen bij zich hebben, die niets zeggen, maar alles moeten hebben gehoord. ‘Dit waren twee of drie gezinnen, maar in hoeveel gezinnen wordt er zo gesproken?’

zwembadHet is nog stil in de kleedhokjes van het zwembad. Ik hoor in de verte wat joelende kinderen en pratende mensen onder de douche. Ik sta wat uit te lekken en pak mijn telefoon uit mijn tas. Altijd even kijken of ‘ik gemist word’. Niet dus, maar gewoontegetrouw lees ik wat berichten op Facebook alvorens ik start met afdrogen. Een bericht van de NOS trekt mijn aandacht. Het gaat over het vluchtelingendebat dat die middag in de kamer is gevoerd. Ik besteed er niet veel aandacht aan, maar de vertoning van die middag staat me wel weer helder voor ogen. Wilders die lijstjes met ervaringen aan het oprakelen is. Verontruste inwoners van ons land hebben hem gemaild. Het gebakkelei van kamerleden die elkaar willen overtuigen van hun gelijk. De ordinaire toon en aanmatigende blikken over en weer. Ik schaam me voor onze volksvertegenwoordiging en de manier van omgaan met elkaar.

Op het moment dat ik mijn telefoon in de badtas terug wil doen, klappen er naast mij aan beide kanten twee deuren van kleedhokjes hard dicht. Ik zit als een soort beleg in een sandwich tussen twee, drie, vier of misschien wel meer mannen die met elkaar in gesprek zijn. ‘Hé, heb jij nog wat meegekregen van het debat vanmiddag?’ ‘Nee joh, ik werk in plaats van met mijn luie reet op de bank te zitten.’ ‘Ja, dat heb ik nooit echt begrepen’, schreeuwt een derde die wat verder op in een hokje zit. Ik besluit me stil te houden en me snel aan te kleden, want de gesprekken gaan wat mij betreft de verkeerde kant uit. Een luidruchtige uitgebreide beschrijving van de incidenten die Wilders heeft genoemd, grapjes over en benamingen voor vluchtelingen en voornemens die er worden geuit over als Heerhugowaard zou besluiten tot een opvang.

Plotseling begint er naast me in het kleedhokje een kind te huilen en te schreeuwen. Ik had eerder geen kinderstemmen gehoord, maar er waren er dus wel één of meer aanwezig. Eén van de mannen was blijkbaar op zijn voet gaan staan. In plaats van zich te verontschuldigen of de jongen te troosten, werd hij uitgemaakt voor ‘mietje’ en kreeg een sneer: ’Een beetje kerel huilt niet, softie.’ Ik was inmiddels aangekleed en klaar om uit het hokje te stappen. Iets weerhield me ervan en ik besloot op het veel te smalle bankje te blijven zitten, tot mijn ‘buren’ klaar waren, nieuwsgierig geworden en geïrriteerd door de aanmatigende en denigrerende taal die deze mannen uitsloegen. Het was niet eens ‘ouwe jongens’ onder elkaar, maar in het bijzijn van kinderen, hun kinderen. Wat zouden het voor types zijn? Een paar minuten later slaan de deurtjes met een zelfde vaart waarmee ze dicht geslagen waren, weer open. De geschakelde cabines staan te trillen in hun kozijnen en luid pratend ‘stappen’ de mannen de nauwe gang op.

‘Wat een voorbeeld’, denk ik nog. Als de stemmen wat verstommen, verlaat ik ook mijn hokje en zie ik vier mannen met twee jongens en een meisje van zo’n jaar of acht naar de hal van het zwembad lopen. Nog steeds luid orerend, met achter zich drie kinderen. Behalve de schreeuw had ik geen van deze drie horen praten. Maar deze kinderen hadden wel alles gehoord, gezien en gevoeld. Ze waren aanwezig, hielden zich stil. Een soort verlengstuk van hun papa’s en waarschijnlijk al gewend om niet teveel te zeggen als pa met zijn vrienden was. Ik werd triest van deze gedachte. Wat een voorbeeld voor hun kinderen. Ik realiseerde me dat dit zo’n eenzijdig beeld van de wereld zou moeten opleveren. Het kon niet anders dan dat deze kinderen nu al bevooroordeeld tegenover hun ‘nieuwe’ medelanders zouden staan. En dit waren twee of drie gezinnen, maar in hoeveel gezinnen wordt er zo gesproken? De beelden op televisie waren daar toch duidelijk over.

Wanneer gaan we ons toch eens realiseren dat we een voorbeeld voor elkaar zijn? Een volksvertegenwoordiging voor de inwoners van dit land. Ouders voor hun kinderen. Leraren voor de groepen die ze lesgeven. We zijn elkaars voorbeeld. De manier waarop we nu praten is zo respectloos, zo hard, zo onbeschoft, zo zwart-wit. Laten we alsjeblieft proberen om ons te blijven verplaatsen in de ander. Te letten op ons taalgebruik. Omgangsvormen in acht te nemen en onze eigen angsten en vooroordelen niet over de hoofden van onze kinderen uit te ‘strooien’. Geef iedereen de kans om zijn eigen mening te vormen en ervaringen op te doen. Onze kinderen hebben de toekomst en zijn de toekomst. Een toekomst met de vele andere kinderen die naar ons land zijn gevlucht en nog zullen vluchten.

Ontneem ze de toekomst samen niet.

Karin Donkers is adviseur/trainer met hart voor onderwijs. Tot 1-8-2015 was zij schoolleider van een school voor OntwikkelingsGericht Onderwijs.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief