Een drol in het urinoir: een pleidooi voor zachtheid
30 maart 2017
Een Newtonpendel, zo’n rekje met hangende balletjes die elkaar telkens naar buiten stoten, werkt alleen als en omdat de balletjes hard zijn en de energie doorgeven. Met zachte ballen werkt het niet. Tamir Herzberg gebruikt het als metafoor en ook pleidooi voor zachtheid: met zachtheid worden negatieve emoties niet automatisch meer doorgegeven. Als voorbeeld geeft hij een incident waarbij een drol in de jongens-wc op de eerste verdieping van school de inzet wordt van een ruzie tussen twee mensen. ‘Het helpt om je te realiseren dat verslaving, pestgedrag, suïcide, eetstoornissen, depressie, vandalisme, allemaal geboren worden uit hetzelfde. Schaamte, eenzaamheid, wanhoop.’
Er is een heel mooi toestel dat je vooral in natuurkundelokalen vindt. Het bestaat uit vijf of meer metalen of glazen balletjes in een rij, aan touwtjes in een rek. De officiële Nederlandse naam is Newtonpendel, maar de Engelse, Newton’s cradle, wordt het meest gebruikt. Het bijzondere is dat als je het buitenste balletje tegen de rij aan laat vallen, na enige tijd het andere buitenste balletje opeens naar buiten wordt gestoten. Die beweging kan, afhankelijk van de kwaliteit van het apparaat, heel lang doorgaan, heen en weer. De tussenliggende ballen lijken niet te bewegen, maar ze geven natuurlijk wel de energie van de klap door. (image by DemonDeLuxe (Dominique Toussaint))
Laatst moest ik aan de Newtonpendel denken vanwege een incident. Het was vijf uur. De school was al bijna leeg, het was donker. Er lag een drol in het urinoir van de jongens-wc op de eerste verdieping. De schoonmaakster wilde dat de conciërge hem eruit haalde, maar de conciërge zei: ‘Jij zelf doen, dat jouw werk!’ Zo zeiden ze nog een paar dingen tegen elkaar, en ze gingen steeds harder praten. Het maakte niet dat er een oplossing kwam. Ze werden boos, woedend, razend.
Ik zat beneden met de directrice te praten. We zouden een studiedag voorbereiden. Eerst kwam de conciërge, helemaal buiten adem, wanhopig op zoek naar woorden in onze verwarrende taal. Daarna kwam de schoonmaakster. Ik denk dat ze meestal roze is, maar nu was ze donkerrood. De conciërge was inmiddels weg, maar de schoonmaakster stond te tieren in het algemeen, op iedereen, op de wereld en op de directrice.
De directrice bleef rustig, eerst bij de een en toen bij de ander. Beide gesprekken eindigden met de afspraak om er over een paar dagen nog op terug te komen. De boosheid bleef. Toen de schoonmaakster vertrok was het tegen zessen, en de directrice was nu te moe om nog veel te doen. Ons gesprek was dus afgelopen. We namen afscheid met een glimlach van verstandhouding en wanhoop. Die studiedag is uiteindelijk nooit goed voorbereid, vanwege de drol.
Om een school goed te leren kennen, moet je naar de jongens-wc op de eerste verdieping gaan. Alles wat opgekropt is wordt daar zichtbaar, in vandalisme, onverschilligheid, opzettelijke vervuiling, graffiti en hartenkreten. Alle boosheid, frustratie en machteloosheid kan daar worden geuit. Er is geen controle. Je bent anoniem, maar kunt toch je meest persoonlijke sporen achterlaten. Wat op die wc zichtbaar is, is geen incident. Er is een parallel tussen de fysieke drol, die één stadium in een grote cyclus vormt, en het vandalisme, onderdeel van een andere grote cyclus: beide een vorm die de mensen liever niet zien. Maar er is ook een verschil. De fysieke drol wordt, via omzwervingen, opnieuw deel van de voedselcyclus. Boosheid is niet zo makkelijk afbreekbaar, en maakt vaak nieuwe boosheid.
Ik stel me voor hoe de conciërge naar huis gaat, en niet aardig is voor zijn vrouw en kinderen. Misschien moet hij gewoon zijn gal kwijt, misschien gebeurt er iets anders, en zet hij bijvoorbeeld zijn kinderen te zwaar onder druk om meer te presteren, zodat zij later geen rottige klusjes hoeven te doen voor Nederlandse schoonmaaksters. Of hij is gewoon chagrijnig. Ook dat is aanstekelijk. De schoonmaakster is zo kwaad dat ze heel onveilig rijdt. Onderweg maakt ze ook nog allerlei andere mensen boos en gefrustreerd, die op hun beurt ook agressief gaan rijden. De boosheid is niet alleen doorgegeven, maar waarschijnlijk ook vermeerderd. Ligt hier niet het begin van nieuwe drollen in nieuwe urinoirs?
Terug naar de Newtonpendel. Het is een metafoor, en ik weet dat je daarmee moet oppassen. (Ik houd van metaforen, maar soms zijn ze als slordige werksters en leggen, in een poging tot ordening, dingen op de verkeerde stapel). De overeenkomst tussen de Newtonpendel en het incident met de drol is dat je kunt zien dat iets ongezien is doorgegeven en opeens tot uiting komt, en ook dat die uiting weer aanleiding is voor een nieuwe uiting, later, ergens anders. Het feit dat het ongezien gebeurt, maakt het ook heel moeilijk om het doorgeven te onderbreken. Het verschil is dat het toestel heel lineair en voorspelbaar werkt, en de werkelijkheid op een school niet. Als je daar al een model op zou kunnen loslaten, zou dat vele malen complexer zijn dan een paar metalen balletjes op een rijtje. Elke beweging is het resultaat van een veelheid van kleine en grotere duwtjes en stootjes, frustraties, incidentjes. Niet allemaal keurig in één lijn, maar in allerlei richtingen.
Daar komt bij dat een school niet een gesloten systeem is. Heel veel van de krachten die erop inwerken worden meegebracht van huis. Misschien heeft een leerling of leraar slecht geslapen, ruzie gehad aan de keukentafel, of misschien nog erger, niemand aan de keukentafel en geen ontbijt. Maar het kan ook al jarenlang zijn opgebouwd: pesten op de vorige school bijvoorbeeld, angst, verwaarlozing, eenzaamheid. Met andere woorden: elke dag opnieuw worden nieuwe impulsen meegebracht. Vaak leidt dit ook weer tot een toename van diezelfde dingen binnen de school.
Maar soms gebeurt dat niet. Dat is nader onderzoek waard want elke school wil graag een veilige plek zijn. Hoe voorkom je dat al die negatieve energie zich telkens doorgeeft, aldoor blijft doorgaan en soms zelf groeit als verschillende uitingen van negativiteit elkaar versterken? Wat moeten we doen om een school niet te laten vollopen met boosheid, om ons niet te laten leiden door de boos-doeners, om niet “hard aan te pakken” op zo’n manier dat er alleen maar meer rottigheid ontstaat?
Hier helpt de metafoor weer: de Newtonpendel werkt alleen bij heel harde balletjes. Vertaald naar gedrag: wij worden harder naarmate we bozer zijn. Het is om te beginnen belangrijk ons bewust te zijn van onze eigen rol: wij zijn allemaal samen de “balletjes”. Als we zacht zijn, doorbreken we het doorgeven van de negativiteit. Met zacht bedoel ik niet soft, niet passief, niet dat je over je heen laat lopen. Eigenlijk laat je meer over je heen lopen als je meegaat in de boosheid.
Wat ik wel bedoel kun je zien op elke school waar leraren veiligheid maken. Het is het bewustzijn dat hier een taak ligt, dat de agressie niet persoonlijk tegen jou is gericht, een andere oorzaak heeft. Dat je er pas iets aan kunt doen als je begrijpt waar het vandaan komt, waar het echt over gaat. Het helpt om je te realiseren dat verslaving, pestgedrag, suïcide, eetstoornissen, depressie, vandalisme, allemaal geboren worden uit hetzelfde. Schaamte, eenzaamheid, wanhoop. Als leraar hoef je niet al die problemen op te lossen, dat kun je ook helemaal niet. Maar het maakt alle verschil in de wereld om ze te zien en te erkennen. Om te kijken, te luisteren, te proberen te begrijpen. Om te zien dat die drol in dat urinoir geen oorlogsverklaring is maar een daad van verdriet, van eenzaamheid of wanhoop, van zich niet gezien voelen. Dan kun je niet boos zijn. En door niet boos te zijn, stop je de cyclus. Dat is genoeg. En het wordt gemakkelijker als je dat deelt met teamgenoten. Let wel: ik pleit helemaal niet voor laisser-faire. Ik zeg alleen dat je vanuit begrip andere dingen doet dan vanuit boosheid.
Misschien klinkt dit theoretisch, afstandelijk. Maar het is dichtbij. Op het moment dat er iets gebeurt zoals het incident met de drol, iets wat je raakt, merk je bij jezelf een fysieke reactie. Eén mogelijkheid is dat je kaken zich spannen, soms ook je handen. Dat hoort bij boosheid. Dan ben je hard. Een andere is dat je een lichte glimlach voelt, een soort ontspanning. Dat gebeurt als je bedenkt dat het gaat om een groter geheel. Dat lichte, die glimlach, komt alleen als je weet dat je doel groter is dan je lesprogramma, en dat je er niet alleen voor staat. Dan is de verstoring geen verstoring van je programma, maar een deel ervan. En dan is het opeens bijzaak wie de drol opruimt. Voor verdere instructies zie: 1 Korintiërs 13.
Tamir Herzberg begeleidt leerlingen, docenten en schoolleiders in het stellen van hun eigen vragen en het vinden van hun eigen, bij hen passende antwoorden. Vertrouwen en autonomie zijn hierbij belangrijke bouwstenen. Op zijn dertigste kwam hij uit de bouw in het onderwijs terecht, en vanaf de eerste dag heeft hij zich verbaasd. ‘Waarom doen wij wat we doen, en waarom doen leerlingen bijna altijd wat wij zeggen? Wat willen we eigenlijk dat zij leren, zelfstandigheid of volgzaamheid? Motivatie van leerling, van docent, van klassen, van teams, hoe werkt dat? Wat maakt dat zij dingen willen of niet willen? Wat drijft hen? Waarop drijven zij?’ Meer informatie vind je op zijn website.
Reacties