'Die Homo Ludens-gedachte is nooit weggeweest, ondanks dat het nuttigheidsdenken heel erg sterk is'
2 november 2016
Jack Weijkamp is theatermaker, dichter van de Achterhoek en docent Spel aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Zwolle (Calo). 'Een speler in de brede zin des woords,' schrijft Jaap Kleinpaste, collega van Weijkamp, als docent bewegingsonderwijs. In hun midden op tafel ligt Homo Ludens, de nieuwe uitgave, een meer toegankelijke versie van de oorspronkelijke uitgave uit 1938. Huizinga's werk staat weer volop in de belangstelling in dit tijdsgewricht. De urgentie ervan wordt weer ervaren in allerlei maatschappelijke contexten, niet in het minst in het onderwijs. Dit interview vormt een inleiding op het thema van ons volgende magazine: SPeEL-ruimte, dat recent is verschenen. Weijkamps credo: 'Ik ben op zoek naar het kind in de student, de betrokkenheid, de vrijheid om te durven spelen, de ervaring om er gewoon te mogen zijn.' Lees verder.
Jack Weijkamp vertelt me dat hij het boek ooit kreeg van een docent tijdens zijn studietijd op de Calo, jaren zeventig van de vorige eeuw. 'Ik was verwonderd dat iemand zo diep en ver door kon denken op dit thema en werd daardoor gegrepen. Dit soort boeken hebben enorm bijgedragen aan mijn visievorming. Homo Ludens moet geplaatst worden in de tijd waarin het geschreven werd, het interbellum tussen de twee wereldoorlogen. Johan Huizinga probeerde een universeel onderliggend cultuurprincipe te beschrijven, de ondertitel is immers proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur, dat altijd en overal geldig is van de Grieken tot en met nu. Dat is een dappere poging! Met deze nieuwe hertaalde, maar nog steeds met archaïsch taalgebruik doorspekte uitgave wordt het boek geplaatst in de huidige tijdsgeest met haar terugkerende neonazistische elementen en de islamofobe opstelling van Wilders en zijn aanhang. De hedendaagse interpretatie van deze sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen voert terug op de Homo Ludens, waarbij gesteld wordt dat de grens tussen ernst en spel verdwenen zou zijn. Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het.
De geschiedschrijving door Johan Huizinga was op zoek naar het onderliggende mens- en maatschappijbeeld en dat is precies wat mij op de Calo heeft getriggerd, zegt Jack. Om de hedendaagse ontwikkelingen te duiden in het perspectief van de spelende mens moeten we beginnen met het spelbegrip bij Huizinga te doorgronden. Spel wordt gekenmerkt door een in tijd en ruimte afgebakend speelveld, door vaste regels en voorwaarden, doordat er sprake is van een vrije handeling, waarbij tijdens het spel een juiste stemming van de spelers vereist is. Spel levert geen direct materieel voordeel op, maar is wel bevorderlijk voor de gemeenschapszin. Voorwaarde is dat de mens plezier heeft en dat hij zijn speelse geest de vrije loop kan laten. Het woord funfactor bestond in de tijd van Johan Huizinga nog niet, daarom omschrijft hij in Homo Ludens: “Deze onherleidbare qualiteit is voor ons moderne taalgevoel nergens zoo treffend uitgedrukt als in het Engelschen fun”. Huizinga positioneert daarmee spel als autotelische activiteit, die zich buiten het gewone leven afspeelt.
Er is voor mij als speldocent aan de Calo niets mooiers dan een student die mij vraagt wat het nut van sparren bij volleybal is. Een mooie gelegenheid om de hele groep bij elkaar te roepen en deze studenten duidelijk te maken dat het sparren bij volleybal geen enkel nut dient. Het is zo fijn om dat te kunnen zeggen. We zijn hier bij elkaar om dat we allemaal plezier beleven aan het met elkaar in het spel houden van de bal, dat is waarom we dit doen! En natuurlijk, ik zweet nu en dat is een effect van spelen, maar dat is niet waarom we het hier doen. Ik kan met jullie vier jaar volleyballen, dan moet je vier jaar dit idee vasthouden en dan geef ik je op en briefje dat je ontzettend veel dingen hebt geleerd. Maar wanneer ik nu ga zeggen, ik ga je leren opslaan of bovenhands spelen, dan kom je na een tijdje bij me met de opmerking “dat heb ik nog helemaal niet geleerd.”

Lees het volledige interview in deze PDF: Op het puntje van mijn stoel bij Jack Weijkamp
Jaap Kleinpaste is opgeleid aan de Pabo, de Academie voor Lichamelijke Opvoeding en heeft Onderwijskunde gestudeerd. Daarnaast is hij opgeleid als coach en supervisor. Na vele omzwervingen door verschillende typen onderwijs is hij sinds 2004 werkzaam aan bacheloropleiding en meer recent aan de masteropleiding van de Christelijke Academie voor Lichamelijke Opvoeding (Calo).
Reacties