De kersenbloesem in elk klaslokaal
14 september 2012
Harke Kuipers nam op eigen wijze de lessen van Toshiro Kanamori in zich op. Hij bezocht de onderwijsavond op 5 september 2012 in Driebergen, vertelt over zijn ervaringen, zijn verwondering en de vragen die hij aan de kennismaking overhield. ''Misschien is Kanamori wel de kersenbloesem (sakura) die boven de deur van elk Nederlands klaslokaal moet hangen. Die ons herinnert aan het grote belang, de grote kracht én kwetsbaarheid van het leven.'' Kuipers zelf was destijds actief op het gebied van onderwijsontwikkeling, zowel in po, vo als hbo. Zijn bijdrage.
Met een mix van dans- en kata-achtige bewegingen loopt hij door de zaal. Ogenschijnlijk heel vrij, maar ook met een bepaalde verlegenheid. Zoveel aandacht vanuit de zaal. Voor hem. Hij pakt de bühne, omdat hij weet dat dit hoort in de positie die hem gegeven wordt. Tegelijkertijd weet hij en wil hij uitstralen dat het niet om hem gaat. In de buigingen die hij maakt zie je respect, maar ook humor. In de manier waarop hij soms terugloopt naar de gesprekstafel, zie je soms de houding van een kind dat een groot applaus krijgt en daar niet zo goed raad mee weet.
Kanamori is zo anders als die ‘inspirators’, die nog nooit een minuut voor de klas hebben gestaan, en hun droom over onderwijs vertellen en bij wie de wens om zelf voorgrond te zijn, er vaak te gretig afspat. Met hun getikte woorden en gelikte presentaties. Grootse beelden, grote ideeën, over waar het naartoe moet. Vaak zijn het vergezichten zonder voorbeelden. Voor Kanamori is dat ongeveer hetzelfde als een vliegtuig zonder landingsgestel.
Kanamori vertelt niet over hoe het zou kunnen worden, maar hoe het is, in het hier en nu, bij hem in de klas. En levert bij elke uitspraak bewijs. Nooit in de vorm van een oneliner, elk antwoord is een verhaal. Hem iets ontfutselen in één zin, is onmogelijk. Daar gelooft hij niet in. Wat je vertelt, is pas waar en krijgt pas betekenis als het echt gebeurd is, of op dit moment gebeurt. Dus probeert hij ook de situatie en mensen van het hier en nu in de voorbeelden te betrekken. Om ieder te laten voelen dat we met blote voeten in hetzelfde gras staan.
Verbonden zijn als voorwaarde voor leven en spelen
Leren, zegt Kanamori, doe je samen. Niet uit een boek, maar van en in het leven. Je neemt jezelf mee, en veel meer dan dat: je gehele context. Je vader die te hard werkt, je moeder die zich zorgen maakt, je grootvader die het zwaar heeft gehad in de oorlog, je buurman die ontslagen is, je tante die getroffen werd door de tsunami, de mensen in het dorp waar je opgroeit, de gebeurtenissen en omstandigheden in je omgeving. Van al die systemen ben je een onlosmakelijk onderdeel.
En van de natuur. Kanamori houdt de zaal een stukje heide voor, een takje met bessen, een opgerold blad. Aan de manier waarop hij ze vasthoudt, zie je dat ze allemaal met voorzichtigheid geplukt zijn. Misschien zelfs met een buiging, een verontschuldiging, of de vraag aan de natuur of het mag. Kanamori voelt zich omgeven door de natuur, en meer dan dat: hij weet zich omarmd, beschermd. Het takje dat hij vasthoudt, is tegelijkertijd het takje dat hém vasthoudt.
En weer loslaat. Want misschien juist wel door die innige verbinding met de natuur, voelt hij zich vrij om te bewegen. De verbondenheid met alles en iedereen laat hem het leven voelen, in volle kracht. Door het leven te voelen, wordt leven mogelijk. Wordt spelen mogelijk. Want misschien juist wel door die innige verbinding met de natuur, voelt hij zich vrij om te bewegen. De verbondenheid met alles en iedereen laat hem het leven voelen, in volle kracht.
Door het leven te voelen, wordt leven mogelijk. Wordt spelen mogelijk.
Spelen is cruciaal, benadert hij in zijn verhaal. Je proeft het in zijn manier van bewegen en in de humor tussen de regels door. ‘Je moet jezelf niet te serieus nemen, laat de dingen gewoon maar een beetje komen en gebeuren’, is één van de dingen die hij de leerkrachten in Nederland wil meegeven. Daarmee relativeert hij het programma, de instructie, het boek, het plan en geeft hij wat er in het hier en nu gebeurt, wat er bij de kinderen en hun omgeving gebeurt, een prominente plek. Het leven dat zich elke dag aandient, in alle facetten, dat is de bron voor spel en werk. En dat neemt hij bloedserieus. Dat is ook de rode draad in de documentaire Children Full of Life, die ik ongeveer een jaar geleden op het internet tegenkwam.
‘Je moet jezelf niet te serieus nemen, laat de dingen gewoon maar een beetje komen en gebeuren’, is één van de dingen die hij de leerkrachten in Nederland wil meegeven.
Tijdens bijeenkomsten op scholen heb ik regelmatig een fragment laten zien. Keer op keer werden mensen stil, geraakt door de gebeurtenissen in de klas, en de vaak verstilde emoties van de kinderen.
Eén persoon kan een verandering mogelijk maken. Vandaag! Zelf was ik geboeid en soms onder de indruk. Niet zozeer door de emoties in de film, maar vooral door dat dit in Japan gebeurde. Een Japanse leraar die kinderen die opgroeien in een wij-cultuur, hun ‘ik’ laat voelen, en tonen. Die flinke thema’s aanraakt en ook de kinderen daarbij letterlijk aanraakt. Dat moet op weerstand of op z’n minst twijfels hebben gestuit bij collega's, ouders, anderen. Daarover heb ik niet veel gehoord (misschien vertelt hij erover in het boek), maar het heeft Kanamori er niet van weerhouden zijn weg te vervolgen. Die moed gunt Kanamori ook zijn Nederlandse collega’s. Hij zegt dat ze niet moeten wachten (lees: zichzelf en anderen wijsmaken) totdat iemand ze de vrijheid gunt, of totdat er randvoorwaarden zijn geschapen, maar dat ze die vrijheid hebben, nu.
Over de legitimatie zegt hij: ‘Ik hoef niet door de overheid erkend te worden, als ik maar erkend wordt door de kinderen en de ouders.’ Ik deel die gedachte, zeg regelmatig hetzelfde op scholen. Tegelijkertijd weet ik dat veel leerkrachten die vrijheid niet voelen, of niet durven nemen. Toch zie je op vrijwel elke school wel iemand die dingen doet die anderen nooit doen, waar ze jaloers op zijn, of weerzin tegen hebben. Een leraar die, net als Kanamori, zijn klas mee naar buiten neemt om naar een regenboog te kijken, kan worden afgeserveerd als een ongeleid projectiel, of een onprofessionele docent. ‘Leuk hoor... volgens mij stond er iets anders op het programma.’ Of: ‘Had hij z’n onderwijsresultaten maar net zo goed op papier. Nee, dan speelt hij mooi weer!’ Hoe anders zou het zijn als je met verwondering naar zo’n collega kunt kijken en denken: ‘Wat speelt hij weer mooi!’
Over de legitimatie zegt hij: ‘Ik hoef niet door de overheid erkend te worden, als ik maar erkend wordt door de kinderen en de ouders.’
Die ietwat tegendraadse collega met z’n lef en originaliteit wordt wellicht in stilte bewonderd, maar in de praktijk zelden ondersteund of aangemoedigd. Collega’s hebben eerder de neiging om initiatieven waarvan zij het nut of de gevolgen niet kunnen zien, af te remmen, ondanks het feit dat de kinderen er heel enthousiast van worden.
Waar zijn we bang voor? Waar wachten we op?
Kanamori zegt in de bijeenkomst in Driebergen dat één persoon een verandering mogelijk kan maken. Dat je moet ophouden je achter allerlei excuses verschuilen zoals tijd, het programma, de overheid,de te grote klas, enzovoort. Moeten we deze meester volgen? Japan is een meester in het kopiëren van concepten uit andere landen. Moeten wij nu een Japanse meester kopiëren? Is de werkelijkheid van de Japanse kinderen anders dan de werkelijkheid van Nederlandse kinderen?
Dat zou heel goed kunnen. Opgegroeid in een wij-cultuur drukken de lasten van ouders, grootouders en verleden, of breder: het systeem waarvan je deel uitmaakt, zwaarder op de schouders van de Japanse kinderen, dan van kinderen in Nederland. In Nederland mogen kinderen, veel meer dan de Japanse kinderen, zichzelf als individu zien en laten zien. Dat wordt hier aangemoedigd. Media benadrukken de individualiteit, onderwijsnotities staan er vol van, en elke schoolvisie of slogan is er mee doordrenkt. Toch is de werkelijkheid vaak anders. Recht doen aan verschillen is de grootste worsteling in het onderwijs van dit moment. We zeggen dat ieder kind uniek is, maar het systeem waarin we kinderenonderwijs aanbieden, is afgestemd op gemiddelden en geënt op eenheidsworst.
Recht doen aan verschillen is de grootste worsteling in het onderwijs van dit moment. We zeggen dat ieder kind uniek is, maar het systeem waarin we kinderenonderwijs aanbieden, is afgestemd op gemiddelden en geënt op eenheidsworst.
Biedt Kanamori de oplossing voor dit probleem, laat hij ons de weg zien naar differentiatie? Deels, denk ik, maar niet volledig. Kanamori zegt: ‘Bij aanvang van elke dag begin ik nooit met iets van mezelf, zoals een instructie of een opdracht, maar altijd met iets van het kind.’ Met die boodschap, die een gevoel van veiligheid geeft, en ook van aangename spanning, begint een kind de dag: ‘Ik mag er zijn, mijn persoonlijke gevoelens en gedachten mogen er zijn, mijn verhaal mag er zijn.’
Hij zegt ook: wat jij meebrengt, vanuit jouw persoonlijke leven en geschiedenis, is van waarde. Wijsheid doe je niet op uit een boek, maar uit levenslessen. In Nederland is het aansluiten bij de belevingswereld van het kind veel meer een sausje, of een verkooptruc: ‘Hoe krijgen we ze zover dat ze het vak/het boek leuk gaan vinden en eruit willen leren?’
Wat een aardverschuiving zou het zijn als de kinderen hun eigen inhoud mogen meebrengen.
Kanamori zegt ook: ‘Alle kleine verhalen bij elkaar opgeteld vormen samen een groter verhaal.’ Een gemeenschappelijk verhaal. Hier zie je, zo lijkt het, toch meer nadruk op het wij dan op het ik. Als je er vanuit gaat dat verhalen altijd gemeenschappelijke kenmerken hebben, onderdeel uitmaken van een grotere gemeenschappelijke geschiedenis en toekomst, en de intentie hebt ze met elkaar te verbinden, zul je (denk ik) op zoek gaan naar die gemeenschappelijkheid. Je bent gevoeliger voor bepaalde thema’s dan andere, en waarschijnlijk zul je daar bewust of onbewust op sturen, door kinderen uit te nodigen de verbinding met elkaar te zoeken en de kracht van het grote verhaal en het geheel te voelen.
De boodschap die je dan uitzendt is deze: jouw eigenheid is altijd verbonden met de eigenheid van anderen. Jouw geluk is onlosmakelijk verbonden met dat van je klasgenoot. Jouw levensweg idem dito, denk ik dan?
De boodschap die Kanamori uitzendt is deze: jouw eigenheid is altijd verbonden met de eigenheid van anderen. Jouw geluk is onlosmakelijk verbonden met dat van je klasgenoot.
De uitspraak ‘Als één kind niet gelukkig is, is geen enkel kind gelukkig’ zou ik graag wat verder uitspitten. In hoeverre is dat bevrijdend, in hoeverre belemmerend? Is het ook mogelijk om je uit die ‘groepsomhelzing’ los te worstelen en volledig nieuwe, individuele paden te kiezen? Of hoeft dat helemaal niet – sterker nog: is het onmogelijk – en kunnen we dat streven, of die vertaling van differentiatie, loslaten?
Gelijktijdig met ‘niets bestaat zonder het andere’ lijkt Kanamori ook te zeggen: ‘niets bestaat onder het andere’. Je kunt jezelf dienstbaar opstellen aan het geheel zonder je gelijkwaardigheid of autonomie te verliezen. De leraar is ondergeschikt. En heeft tegelijkertijd een sleutelrol.
Eén van de belangrijkste boodschappen van Kanamori is dit: jij bent de boodschap aan jouw kinderen. Niet met de instructie die je geeft, niet met de boeken die je aanreikt, niet met de kennis die je probeert over te dragen. Hoe jij leeft en leert, dát is wat kinderen van je oppikken. Daarmee plaatst hij de persoon van de leerkracht in een sleutelpositie. Hij relativeert het ook meteen weer, onder meer door te zeggen dat kinderen vooral van elkaar leren, dat de leraar idealiter op de achtergrond aanwezig is. Maar wie de film ziet en wie Kanamori op een bijeenkomst ziet, weet dat dit meer wens dan werkelijkheid is.
Kanamori is het bewijs dat de persoon van de leerkracht een cruciale rol speelt voor de leerlingen. Een hoopgevende, maar tegelijkertijd ongemakkelijke constatering. Hoopgevend, omdat dit het belang en de positie van de leraar benadrukt. En dat is in Nederland geen overbodige luxe, want anders dan in Japan, maar ook in landen als Finland, heeft het beroep nog maar weinig status. Media en politiek lijken voortdurend dezelfde boodschap af te geven: ‘Jullie bakken er niets van’. Ongemakkelijk, omdat veel leerkrachten twijfelen aan hun kunnen. Die twijfel wordt aangewakkerd door de hiervoor genoemde geluiden en de steeds weer nieuwe veranderingen in het onderwijs. En de twijfel wordt eerder versterkt dan verkleind als ze Kanamori bezig zien en de reactie van mensen op zijn bezoeken in Nederland zien. ‘Zoveel charisma, zoveel zelfvertrouwen, dat heb ik nooit, dat kan ik nooit.’
Kanamori is het bewijs dat de persoon van de leerkracht een cruciale rol speelt voor de leerlingen. Een hoopgevende, maar tegelijkertijd ongemakkelijke constatering.
Twijfel lijkt iets dat je in het Nederlandse onderwijs niet mag uitstralen. We zijn er niet om vragen te stellen, maar om antwoorden te geven. Kanamori denkt daar anders over: ‘Ik twijfel altijd. Niet in de zin dat ik me afvraag of ik iets goed of fout gedaan heb, maar in de zin dat ik twijfelend de dingen doe die ik doe.’
Met ‘twijfelend’ bedoelt Kanamori niet onzeker, maar: in afstemming op de kinderen en de mensen om mij heen. Met open oog, open hand en open hart. In afstemming op dit moment. Twijfelend is alert, met aandacht en steeds opnieuw de verbinding zoekend.
Veel leerkrachten in Nederland stemmen hun lessen en houding op zichzelf of de organisatie af. Op de doelen die de school, de onderwijsinspectie of de minister stelt. Doelen die vooral iets zeggen over waar de samenleving behoefte aan heeft, of over wat de school nodig heeft om uit de gevarenzone te blijven. Ze zeggen echter niets over dit kind.
Welke Nederlandse leraar kan zich voorstellen dat binnen die doelen de ruimte of een opdracht past als: ‘Ga met de klas naar buiten om een regenboog te bekijken, of om in de plassen te springen’? Voorstellen is sowieso een woord dat weinig wordt gebruikt. Alles draait om voorspellen.
Hoever gaat Kanamori? Gaat hij te ver? Het is nogal een verschil of je kinderen het leven wilt laten ervaren door samen met ze in plassen te springen, of door een man zonder benen op de vloer van het klaslokaal te laten vallen. Denk ik. Wat zou Kanamori hierop zeggen? Waarschijnlijk dat het in essentie geen enkel verschil uitmaakt. ‘Een terminale patiënt naar de klas halen. Gevaarlijk’, hoor ik iemand achter mij zeggen. Waarom hoor je dat zo vaak als je een leerkracht vraagt om meer, of op andere wijze in contact te komen met leerlingen. Meestal betekent ‘gevaarlijk’: ‘Ik weet niet wat er precies gaat gebeuren, of: ‘Ik weet niet of ik de emoties die gaan ontstaan in de klas, kan handelen en kanaliseren.’
Het Nederlandse onderwijs is gericht op voorspelbaarheid. Hoewel de intentie erachter is ‘zorgvuldig zijn’, staat het haaks op de maatschappelijke context waarin kinderen opgroeien, die hen laat zien dat de wereld continue in verandering is en dat er voortdurend onverwachte dingen op je pad komen. Waarom doen we in het onderwijs dan net alsof alles te regisseren is, alsof er eenduidige antwoorden zijn en eenduidige manieren om ze te vinden?
Het huidige onderwijs is gericht op voorspelbaarheid. Het staat haaks op de maatschappelijke context waarin kinderen opgroeien. De wereld is continue in verandering en er komen voortdurend onverwachte dingen op je pad.
Scholen worden steeds meer gedwongen om goede resultaten te garanderen. Garantie geven op ontwikkeling staat echter zo ongeveer haaks op alles wat ontwikkeling is. Het getuigt van grootheidswaan en wereldvreemdheid. Het is het ontkennen van omstandigheden en zelfs van menselijke zelfbeschikking. Kanamori’s stelling is: kinderen hebben die zorgen en emoties bij zich. Ze drukken op hen, en het is een veel zwaardere last voor hen dan volwassenen vermoeden. Als ze die lasten toch bij zich hebben en als die het welzijn op school en in hun leven daarbuiten beïnvloeden, waarom doen we dan net alsof ze het niet zijn, of niet mogen zijn?
Of dat ze alleen, op een aangewezen plek met een opgeleide specialist, naar buiten mogen komen? Een ander punt waar Kanamori meespeelt, is dat leerkrachten met hun handen van leerlingen moeten afblijven. Aanraken is verdacht en bedreigend. Kanamori probeert ons te overtuigen van het tegendeel. Je moet juist met je handen verbinding maken en de leerling laten voelen dat hij beschermd wordt en zijn zorgen niet in z’n eentje hoeft te dragen. Juist het niet aanraken is dan verdacht, onverschillig, not done.
Het gaat om de verbinding
Kanamori verbindt de kinderen, hij maakt hun verwondering en vreugde tot gedeelde verwondering en vreugde, en hun last tot een gedeelde last. De Japanse kinderen herkennen de verhalen van elkaar – over de dood van naasten – maar ze herkennen ook de last van het dragen van de gebeurtenissen in het systeem waarvan ze deel uitmaken. Uitspreken en uiten werkt troostend, reinigend, maar vooral verbindend.
Ik vraag me af of je op deze manier niet kinderen de morele verplichting oplegt om de lasten van de andere kinderen (en de families erachter) mee te dragen. ‘Als één kind niet gelukkig is, is geen enkel kind gelukkig’ is een mooi uitgangspunt als je ‘m interpreteert als: ieder kind telt mee, ieder kind verdient het om gezien te worden en erbij te horen... Maar het kan ook een zwaarte en verantwoordelijkheid toevoegen die m.i. niet (altijd) hoeft, en soms contraproductief kan werken, in de zin dat een kind zich belemmerd kan voelen om eigen keuzes te maken of volledig te genieten, als de groep waar hij verondersteld wordt bij te horen, niet zover is.
Zo blijven er wat vragen hangen, waar ik ongetwijfeld verder over zal denken nadat de Kanamori-wind wat is overgewaaid. Bijvoorbeeld deze: moet je allemaal Kanamori’s in je school hebben? Nee, ik denk het niet. Maar één of twee in elke school is volgens mij heel verfrissend. Is hij zo authentiek? Niet authentieker dan ieder ander mens. Ook Kanamori heeft zijn eenzijdigheid. Waar ik het meest van onder de indruk ben, is de levenskracht die hij uitstraalt en die hij wil overbrengen.
Waar ik het meest van onder de indruk ben, is de levenskracht die hij uitstraalt en die hij wil overbrengen.
Misschien is Kanamori wel de kersenbloesem (sakura) die boven de deur van elk Nederlands klaslokaal moet hangen. Die ons herinnert aan het grote belang, de grote kracht én kwetsbaarheid van het leven. Die de opdracht geeft: zorg dat kinderen elke dag in volle bloei staan. Breng alle bloesems samen en je ziet een enorme schoonheid en kracht. Levenskracht is leerkracht. Besef dat die leerkracht niet in de leraar zit, maar in de kinderen!
Meer over Harke Kuipers op de website www.hetwaait.nl en www.methumandynamics.nl
Reacties
Annerieke Bogers
Wat inspirerend!