Competentie
24 oktober 2017
Drie verhalen over de behoefte aan relatie, competentie en autonomie. Eén ding valt op: in een verhaal waarin één behoefte centraal zou staan, zijn de andere twee nooit ver weg. Dit is een verhaal uit het derde magazine van hetkind, over vertrouwen.
Competentie: ‘Papa, ik fiets. En ik ben mijn toversokken vergeten’
‘Ik zou willen dat onze opvoeder de kindergeest die hij onder handen heeft al direct op de proef stelt, in overeenstemming met wat deze aankan, door hem de dingen zelf te laten ervaren en zelf te laten kiezen en onderscheiden en hem de ene keer op weg te helpen en de andere keer de weg zelf te laten vinden.’ Michel de Montaigne, filosoof (1533-1592)
‘Oké papa… Nee! Je moet me híer vasthouden. Náást mijn handen. Óp het stuur.’ Hannah fietst een grote ronde over het plein. In mijn gebukte mee-ren-houding begin ik mijn rug te voelen. Als ik mijn handen verleg naar haar schouders, wordt Hannah boos en stopt subiet met fietsen. Ze is aan het leren. Dit is spannend en nieuw en best eng. Dus goed luisteren, papa. Handen hier. Samen sturen. Meelopen.
Hannahs broer Silas, bijna drie jaar ouder dan zuslief, ging vorig najaar fietsen zonder zijwieltjes. Hij was toen bijna zes en reed meteen weg. Dat is hoe hij de wereld tegemoet treedt: Silas doet iets pas als hij zeker weet dat hij het kan. Waar dat ‘zeker weten’ dan precies vandaan komt – zonder oefenen, wars van vallen en opstaan – kan ik niet zeggen. Er moet bij hem sprake zijn van een ‘nog-niet-helemaal-maar-wel-bíjna-zeker-weten’. Het moeten de eindeloze uren op z’n loopfiets en andere terloopse balansoefeningen zijn, waardoor hij z’n lijf heeft leren vertrouwen. Iets waardoor de leap of faith behapbaar, de sprong in het diepe gecontroleerd, wordt.
Zijn moeder en ik wisten al anderhalf jaar dat hij het kon. Wat zou ik hem graag willen behoeden voor onnodige onzekerheden. Wat zou ik hem soms graag uit z’n voorzichtigheid halen. Maar dat zijn dingen die ik niet kan. En dat is ook goed. Het is simpelweg wie hij is. Het geeft hem ook zijn bedachtzaamheid, zijn scherpe observatievermogen, zijn oneindige concentratie voor luisterboeken en Legodozen.
Hannah leert anders. Hannah probeert. Hannah loopt het leven onbevreesd tegemoet. Hannah kijkt het monster in de muil. Want Hannah kán nog helemaal niet fietsen. Dat weet ze heel zeker. Dat Hannah vandaag fietst – net nog met mijn handen op haar schouders, nu nog met één en nu, ja, nu zelfs helemaal los – dat komt door haar toversokken.
Een maand geleden heeft Hannah van de moeder van een vriendinnetje een boek van Kolletje gekregen, met daarbij lange, rood-wit gestreepte sokken. Toversokken. Dezelfde die Kolletje van haar tante krijgt in het boek en die ze aantrekt op momenten dat ze iets heel erg graag wil. Met de toverspreuk ‘Katharina Orselia Laetitia’ lukt het dan bijvoorbeeld om haar vader zover te krijgen dat hij midden in de zomer oliebollen gaat staan bakken. Of om te leren fietsen dus.
Hannah doet hetzelfde. Zonder die sokken zou het niet gaan. Want Hannah kán niet zonder zijwieltjes fietsen, dat weet je toch, papa? Pas als ze een maand later, onder aanmoedigingen van haar vriendinnetje, weer op het plein fietst, dringt er een nieuw besef door. ‘Papa, ik fiets. En ik ben mijn toversokken vergeten!’
Lees hier het verhaal over autonomie.
Lees hier het verhaal over relatie.
Geert Bors is vader van drie kinderen en huisschrijver van het NIVOZ.
Reacties