Column: 'Bart is mijn thermometer'
1 maart 2015
Tijdens de ochtendkring raakt Maddy Hulshof in gesprek met de vader van een van haar leerlingen. Op school loopt alles goed en ontwikkelt Bart zich. Maar dat is anders tijdens de zwemles. Bart vertelt dat hij zich daar niet veilig voelt. Hij heeft wel een idee over hoe dat opgelost moet worden. Haar column: 'Bart is mijn thermometer.'Als alle ouders ‘s morgens afscheid nemen van hun kleuters, draait de vader van Bart nog om me heen. Hij wil wat vragen, zegt hij. Terwijl de kleuters hun plekje zoeken, buigt vader verontschuldigend het hoofd. ‘Ja, eigenlijk is het niet jouw probleem, maar op zwemles gaat het helemaal niet goed met Bart. De zwemleraar vraagt zich of hoe Bart op school is’. Ach gossie, Bart. Slim, vindingrijk, snelle motoriek, taakgericht en tot het bot gemotiveerd. Tenminste, als hij zich veilig voelt en zijn werk niet te makkelijk, maar ook niet te moeilijk is.
Als Bart ‘saai’ zegt op werk, dat hij van mij moet doen, gaan mijn alarmbellen rinkelen. Waarschijnlijk heeft hij even tijd en hulp nodig om op gang te komen. Misschien ben ik niet duidelijk genoeg geweest. Hij weet altijd haarfijn de vinger op mijn blinde vlek te leggen, maar ik moet het hem wel vragen. Als hij iets niet wil, dan ligt het aan mijn aanbod: niet afgestemd genoeg. Bart is mijn thermometer.
Ik zeg vader dat hij en ik wel weten dat Bart een gevoelig jongetje is dat graag dingen doet, maar wel gelijk goed. Daarvoor is een duidelijke, voorspelbare, veilige en afgestemde omgeving nodig. Ik vraag vader of hij het goed vindt dat ik eens met Bart praat. Dat is prima.
’s Middags is Bart bezig om met Lego woorden te leggen. Ik ga bij hem aan tafel zitten, en Bart laat me zien wat hij doet. We praten samen even over voetbal. Bart wordt later namelijk profvoetballer. "Maar eerst moet ik naar zwemles" zegt Bart. Ik vraag hem of het goed gaat op zwemles. Hij schudt ontkennend: "het is niet leuk op zwemles". Okee, we gaan even naar het begin van iedere zwemles. Ik vraag hem met wie hij naar zwemles gaat en of het in de kleedkamer goed gaat. Hij noemt de namen op van de andere kinderen en dat hij daar altijd grapjes mee maakt. Ook zijn zwembroek vindt hij fijn. Tot op dit punt is alles okee.
“Vind je het fijn wanneer je in het water mag?” vraag ik hem.
Hier hapert hij. “Wel als ik er zelf in mag, niet als de badmeester me gooit".
Oeps! "Doet hij dat wel eens Bart?”. Hij knikt. “Een keer heel hard, en toen viel ik op de mat bovenop een ander kind. En hij zag niet eens dat hij dat deed!" Langzaam vallen de stukjes op hun plaats. We gaan verder: "Vind je de badmeester nu nog wel aardig?" Bart zegt van wel, maar hij is ook boos op de badmeester. “Hij gooide me hard en ik had pijn en hij heeft nooit sorry gezegd!" Hier komt het probleem boven water: Bart voelt zich niet veilig bij de badmeester die hem op ieder moment zomaar in het water kan gooien, en niet veilig betekent niet kunnen leren.
Samen praten we verder over hoe we dit nu op kunnen lossen, want leren zwemmen, dat moet. Bart wil graag dat de badmeester sorry zegt. En dat hij belooft dat hij Bart nooit meer in het water gooit. Hij hoeft dan niet meer op zijn hoede te zijn en kan zich richten op het zwemmen.
Aan het eind van de middag bel ik vader. Die aarzelt nog een beetje of hij met dit verzoek wel bij de badmeester aan kan komen. Ik ben ervan overtuigd dat als je met kinderen werkt, je altijd moet proberen om het kind datgene te geven wat het nodig heeft. Misschien ben je soms wat onhandig, maar door kinderen als Bart word je steeds handiger. Je moet alleen even op je thermometer kijken.
Maddy Hulshof
Reacties