Breinlessen Jolles: ‘Inspireren, activeren, soms duwen en sturen, maar alles in relatie tot individuele kind’
9 februari 2015
Annonay Andersson gaat in vogelvlucht door de NIVOZ-onderwijsavond met Jelle Jolles, februari 2013 in Driebergen. Als universiteitshoogleraar ‘Hersenen, Gedrag en Educatie’ wees Jolles op het belang van een breed aanbod voor kinderen om het potentieel tot rijping te laten komen. De analogie met het spoorboekje (‘Je moet eerst weten welke treinen er allemaal rijden, om een keuze te maken’), het flexibele IQ en een contextgerelateerde breinontwikkeling waren opvallende thema’s. Een eerste verslag.
Afgelopen donderdag 7 februari werden toehoorders in Driebergen op de hoogte gesteld van alle ins-&-outs in de neuropsychologie door hoogleraar Jelle Jolles. Deze nuanceerde daarbij de bewogen uitspraak ’Wij zijn ons brein’ (Dick Swaab). Hij lichtte toe wat ons brein doet, maar vooral wat het doet in relatie tot de omgeving. Dit is een bespreking van de lezing in vogelvlucht aan de hand van de meest opvallende en leerzame inzichten.
Het brein wil leren
Ja, ons brein is de basis om te leren, te ontwikkelen. Maar zonder de omgeving vindt er geen ontwikkeling plaats. Denk aan de weeshuiskinderen in Roemenië, de individuele gevallen van ‘wolvenkinderen.’ Zij groeiden op in een zeer ‘schrale’ omgeving, los van emotionele steun, maar ook van leermateriaal. De hersenen, ons brein, zijn op zoek naar nieuwigheid ‘novelty’. Het kind kan gezien worden als een nieuwigheidsmachine. Nieuwe prikkels en input zijn essentieel voor het ontwikkelen van de creativiteit. Het brein stelt ons in staat ons aan te passen aan een veranderende omgeving, wat op z’n beurt ook ‘veranderbaarheid’, ofwel plasticiteit vraagt van het brein.
Het brein leert lang door
Concepten zoals de ‘uitgestelde’ of ‘verlengde’ adolescentie klinken de laatste jaren steeds vaker. Ze slaan op onze pubers die langer thuis blijven wonen en de weg naar volwassenheid nog even uit lijken te stellen. Net zo belangrijk is dat ze ook kunnen slaan op de nieuwste inzichten die er zijn over de hersenontwikkeling. Wat blijkt? Zoals we al weten worden jongeren op hun 18e verjaardag niet wakker met het gevoel ‘ik ben nu volwassen’, maar groeien hun hersenen nog jaren door. Sommige onderzoekers zeggen zelf tot boven het 25e levensjaar. De zogenaamde ‘executieve functies’ die zich voorin het brein bevinden moeten nog doorleren. Deze sturen onder andere de aandacht en de impulsen.
Opvallend is dat hoe beter je je kan sturen en remmen, hoe minder hersenactiviteit op scans te zien zijn. Dit heeft alles te maken met ons efficiënt werkende brein. Jongere kinderen kunnen zichzelf wel sturen, maar het kost hen veel meer moeite en energie.
Het slimme brein
Op een scan van de hersenontwikkeling laat Jolles ons zien hoeveel netwerken of connecties een kind op verschillende leeftijden heeft. Op jonge leeftijd (0-2 jaar) heeft het kind de meeste connecties, maar zijn ze zeer licht. Afhankelijk van de ervaring - wat het kind meemaakt en leert - worden sommige verbanden sterker en sterven anderen zogezegd af.
De link wordt gelegd met een fruitteler: er wordt ‘gesnoeid’ opdat andere takken sterker kunnen worden. Een volwassene heeft meer meegemaakt en er zullen dus meer connecties in een scan gaan ‘oplichten’ bij het zien van bepaalde visuele informatie. De volwassene heeft meerdere associaties en meerdere strategieën die het hierdoor kan opdoen.
Jolles illustreert het voorbeeld met het kind dat op 5-jarige leeftijd een kathedraal bezoekt of een muziekinstrument bespeelt tegen wil en dank, maar in de volwassenheid toch voor een culturele vakantie kiest of makkelijker opnieuw een instrument leert bespelen.
Het brein en de context
Het voorbeeld van het ‘schrale’ aanbod van de Roemeense weeshuiskinderen stemt ons grimmig. Maar Jolles geeft hoop. Sommige schrale omgevingen kan je bijtanken. Hij gebruikt zelf graag de metafoor van stoplichten voor risicofactoren of beschermende factoren. Als een kind al een aaneenschakeling van rode stoplichten heeft gehad, is het vooruitzicht somber. Echter, in de meeste levens wisselen de lichten zich af en kom je in je leven verschillende signalen tegen.
Een kind kan geboren zijn in een welvarend gezin met pedagogisch bekwame ouders (twee groene stoplichten), maar als de ouders elke avond slaande ruzie met elkaar hebben, is het volgende stoplicht eerder oranje of rood. Jolles ziet voor hulpverleners de taak weggelegd om deze stoplichten te signaleren en hun negatieve effecten aan te pakken.
Het individuele brein
Mensen verschillen, kinderen verschillen. Zo ook hun voorkeurs ‘kanaal’ om via te leren. Het verbale, ruimtelijke, fijnmotorische of handelingsgerichte zijn voorbeelden. Het heersende beeld van nu is, aldus de neurowetenschapper, dat een kind via de voorkeursleerstrategie aangesproken dient te worden. Hij wil er echter voor pleiten om een kind meerdere leerstrategieën aan te bieden, het kind actief aan te sporen om andere methoden en denkwijzen te proberen. Immers, zo worden connecties in de hersenen gebruikt die anders weggesnoeid worden.
Zijn pleidooi strekt zich verder, we dienen ook activiteiten met leerlingen te doen die geen klinkklaar ‘nut’ hebben. Niet alleen rekenen en taal geven, kinderen hebben er ook profijt van om buiten te spelen, toneelspel te doen, voorgelezen te krijgen, hun creativiteit voor van alles in te zetten.
Het meisjes- en het jongensbrein
Sinds de jaren zestig staan - sociaal gezien - meisjes op dezelfde voet als jongens, zo stelt Jolles. Maar hoe zit het neuropsychologisch gezien? De nieuwsberichten hebben het over meisjes die het beter doen op school, meer meisjes die afstuderen dan jongens. De hoogleraar verklaart dat sommige regio’s in het jongensbrein trager rijpen dan in het meisjesbrein, terwijl bij jongens het totale hersenvolumen dat van meisjes overstijgt. Voor de gemoedsrust bij de vrouwen; dat laatste heeft alles te maken met een grotere hoeveelheid water in het jongensbrein.
Voor de goede orde: sommige structuren in de hersenen van jongens rijper weer sneller dan bij de meisjes, denk aan de ruimtelijk-visuele informatieverwerking of de aansturing van de hersenen. Om de seksevergelijking harmonieus te eindigen, horen we gelukkig ook dat meisjes wiskundesommen wel degelijk kunnen oplossen, maar dit anders doen dan jongens en dat jongens net zo goed in taal zijn als meisjes.
Het heeft (zoals Jolles eerder zei) te maken met het stimuleren van dat waar je nog niet zo goed in bent, nieuwe manieren te vinden om te leren en te denken.
Het brein in perspectief
Jolles rondt zijn verhaal mooi af door de rol van het brein wederom in context te plaatsen. De ontwikkeling wordt immers bepaalde door psychologische, sociaal-demografische, cognitieve en biologische aspecten.
De rol van de leerkracht is te inspireren, activeren, motiveren, soms te duwen en ook wel te sturen, maar alles in relatie tot het individuele kind.
Annonay Anderssson is redacteur bij stichting NIVOZ.
Reacties