Boekbesrpeking: 'Dolf van den Berg raakt onbesproken thema’s in schoolleiderschap aan’
27 augustus 2014
Hoe is het om iemand écht te ontmoeten? Het appèl van de ander te voelen? Wat gebeurt er als je verantwoordelijkheid niet opvat als ‘verantwoording afleggen’ (laten zien dat je gehandeld hebt, liefst volgens protocol), maar als iets dat bestaat in wederzijdse afhankelijkheid? Hartger Wassink bespreekt Dolf van den Bergs nieuwste boek ‘Jezelf zijn. Over autonomie in het onderwijs’. Volgens hem zoekt én vindt Van den Berg een nieuwe taal om het te hebben over verbondenheid, bezieling en leiderschap. Een boek in het verlengde van het werk van Biesta, Van Manen en Stevens: ‘Niet zozeer moeilijk, als wel complex, zoals kunst complex kan zijn. En zoals onderwijs complex is, als je erover nadenkt’.
Dolf van den Berg (1940) was emeritus hoogleraar van de Radboud Universiteit te Nijmegen en voorzitter van de Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs (TOO). Hij overleed op 7 juli 2020 plots, op 80-jarige leeftijd.
Onlangs hebben wij door een bevriende kunstenares een portret laten schilderen. Waarom wij voor deze kunstenares kozen, laat zich moeilijk uitleggen. We hadden enkele andere portretten, zoals het hier afgebeelde, gezien en werden erdoor getroffen. Het is van een meisje, meer een jonge vrouw eigenlijk. Ze kijkt langs ons heen en tegelijk kijkt ze ons aan. In haar gezicht is zelfvertrouwen te lezen en tegelijk kwetsbaarheid. Haar blik is neutraal en tegelijk is een sluimerende energie merkbaar.
Het is een, zoals dat wel genoemd wordt, gelaagd portret. Wat ik treffend vind, is dat het de ervaring van de ontmoeting met de geportretteerde heel dichtbij brengt. Als je er wat langer naar kijkt – en dat werkt nog sterker als je het schilderij in het echt ziet – is het alsof ze tegenover je staat. Ze spreekt je aan, ze maakt iets los, ze vraagt iets van je, in het hier en nu.
Die combinatie van directheid en gelaagdheid, die ervaring van een daadwerkelijke ontmoeting, van aangesproken worden, is ook belangrijk in het boek van emeritus hoogleraar onderwijskunde Dolf van den Berg, ‘Jezelf zijn. Over autonomie in het onderwijs’. Van den Bergs nieuwste werk is een moeilijk boek, in de zin dat het vol abstracte zinnen staat. En tegelijk spreekt het aan, vooral omdat Van den Berg deze soms taaie teksten afwisselt en verbindt met beelden. Aan de hand van een brede selectie schilderijen maakt hij de boodschap die hij wil overbrengen, voelbaar door de directe ervaring van het kijken. De beelden, en ook de korte anekdotes en casussen, werken op je in en brengen de thema’s die in woorden abstract en daardoor soms bijna ongrijpbaar blijven, als directe ervaring dichtbij.
‘Moeilijk’ is trouwens in dit geval zeker geen negatief predicaat. Ik bedoel het op dezelfde manier als filosofe en leerkracht Hester IJsseling verzuchtte in een tweet over het werk van Gert Biesta: ‘Eindelijk iemand die eens moeilijk doet over onderwijs. Niet steeds hoe, maar waarom? waarom?!’ Dergelijke dieptes verkent Van den Berg ook. En dat maakt het een belangrijk boek, omdat hij thema’s naar voren brengt, die doorgaans vrijwel onbesproken blijven, waar het gaat om het leidinggeven aan onderwijs. De boodschap die hij heeft, is overigens ook relevant voor leraren, lerarenopleiders, en eigenlijk iedereen die ‘moeilijk durft te doen’ over onderwijs. Dat betekent overigens, dat het goed willen doorgronden van het boek betekent, dat de lezer ook moeilijk zal moeten doen over zichzelf.
Het boek is, zoals de afbeelding, een gelaagd boek. Het is misschien niet zozeer moeilijk, als wel complex, zoals kunst complex kan zijn. En zoals onderwijs complex is, als je erover nadenkt.
Tegenwoordigheid: nieuwe woorden, sterke denkbeelden
Om die genoemde ‘nieuwe thema’s' te bespreken, heeft Van den Berg een nieuw soort taal nodig [vgl. Paul Verhaeghe], die het op het eerste gezicht soms lastig maakt te doorgronden wat hij bedoelt, maar die bij nader inzien doorgaans heel sterke denkbeelden weet over te brengen. Een van de termen uit die taal is ’tegenwoordigheid’ en het daarmee verwante ‘tegenwoordigheidsveld’.
Het is een begrip dat hij ontleent aan de Zwitsers filosoof Peter Bieri, bij het brede publiek misschien beter bekend onder zijn schrijverspseudoniem Pascal Mercier (‘Nachttrein naar Lissabon’). Tegenwoordigheid wordt door Van den Berg beschreven als ‘authenticiteit opbouwen en datgene denken, voelen en willen waartoe jouw eigen persoonlijke en professionele identiteit je aanzet.’ Dat roept onmiddellijk de vraag op, wat die authenticiteit dan is, en hoe je weet waar jouw ‘persoonlijke en professionele identiteit’ je toe aanzet. De beschrijving gaat als volgt verder:
‘De sleutel tot jouw tegenwoordigheid is de wijze waarop je jezelf verstaat en je bestemt voor de ander, versterkt vanuit de dialoog. (…) Alle sociale relaties die jij aangaat en onderhoudt, versterken jouw tegenwoordigheid: jouw diepe, dialogische autonomie oftewel jouw dialogische zelf.’
Dit zich tot elkaar verhouden, waarin we als ‘existerende wezens’ een beroep doen op elkaars subjectiviteit, noemt Van den Berg het ‘menselijke tegenwoordigheidsveld’. Hierin sluit Van den Berg rechtstreeks aan bij de manier waarop Stevens en Bors schrijven over het concept ‘pedagogische tact’. Van den Berg neemt van hen het volgende citaat over: ‘Autonomie is in feite een levenslange opdracht voor het individu om zijn handelen tegen het licht te houden van zijn waarden, opvattingen en gevoelens (die altijd de andere mens inhouden.)’ Met andere woorden: we zijn onderling afhankelijk van elkaar voor onze ontwikkeling.
Als symbool voor deze onderlinge onafhankelijkheid gebruikt Van den Berg de lemniscaat. Met dit oeroude symbool wil hij de eeuwige, vloeiende ontwikkelingsbeweging aanduiden, die plaatsvindt tussen ‘jezelf’ en ‘de ander’.
Dialogische autonomie: jezelf kennen om onderlinge afhankelijkheid op waarde te schatten
Ik ben nu zo diep ingegaan op het thema ‘tegenwoordigheid’, omdat ik dit, meer nog dan autonomie, een sleutelbegrip vind in Van den Bergs boek. Het drukt volgens mij in een kernachtig Nederlands woord heel mooi uit wat door anderen wel met ‘presence’, ‘mindfulness’ of zoiets als ‘de kracht van het nu’ wordt aangeduid. Ik kom hier dadelijk op terug.
Wat zijn nu die nieuwe thema’s waar Van den Bergs boek over gaat? Een nuancering: het zijn niet zozeer nieuwe thema’s – misschien zijn het juist wel heel oude thema’s. Het nieuwe eraan is, dat Van den Berg als een van de eersten ze in verbinding brengt met onderwijs, en de rol van de leidinggevende. Dan gaat het over het woord autonomie uit de titel, en zaken als verbondenheid, dialoog, bezieling en betrokkenheid.
Het zijn stuk voor stuk belangrijke woorden, die we graag gebruiken als we het willen hebben over wat we écht belangrijk vinden in het onderwijs en het leidinggeven daar aan. De vraag is echter of we voldoende besef hebben van wat het betekent om er daadwerkelijk invulling aan te geven. Precies over die kwestie gaat dit boek.
Van den Berg laat in vijf delen zien hoe we door onszelf ‘in tegenwoordigheid’ te brengen, een ‘diepe, dialogische autonomie’ kunnen bereiken. Die dialogische autonomie is van belang om ons werk in het onderwijs (maar ook in andere domeinen) opnieuw te bezielen, doordat we de hierboven beschreven onderlinge afhankelijkheid als uitgangspunt nemen. Daarvoor, om die onderlinge afhankelijkheid daadwerkelijk te ervaren en dat wat onze verhouding tot de ander ons brengt, te waarderen, zullen we echter eerst in dialoog met onszelf moeten treden. Van den Bergs uitgangspunt is namelijk, dat we eerst zelf ‘vol’ moeten zijn, om in contact te kunnen treden met anderen.
Wat dit betekent voor schoolleiders?
Waarom is dit alles nu zo belangrijk? En wat zou het nut voor schoolleiders kunnen zijn? Dat heeft voor mij alles te maken met de andere betekenis die het woord verantwoordelijkheid hierdoor kan krijgen. Van den Berg laat zien dat verantwoordelijkheid over iets heel anders gaat dan we soms wel denken. In ons gangbare denken is ‘verantwoordelijk zijn’ vooral ‘verantwoording kunnen afleggen’. Niet voor niets worden de twee woorden te pas en te onpas door elkaar gebruikt. En verantwoording afleggen betekent dan weer: laten zien dat je gehandeld hebt, het liefst volgens protocol. Dat is een verantwoordelijkheid die onafhankelijk lijkt te zijn. Als je kunt laten zien dat je gehandeld hebt, ben je ontslagen van verantwoordelijkheid. En daarmee is handelen verworden van middel tot doel, zo schreef Miquel Ekkelenkamp Bulnes onlangs in NRC Handelsblad (15 maart 2014).
Van den Berg laat in zijn boek zien dat ‘echte’ verantwoordelijkheid niet gaat om je zo snel mogelijk weer te verantwoorden, om je onafhankelijk te maken. Verantwoordelijkheid heeft juist te maken met de erkenning van onze intrinsieke, wederzijdse afhankelijkheid. In verantwoordelijkheid ligt het ‘antwoord geven’ besloten, de reactie die van ons gevraagd wordt, op het appèl dat de ander op je doet. Handelen is dan het middel. En verantwoordelijkheid is niet zozeer iets dat je draagt, maar iets dat gebeurt in de interactie tussen jou en de ander. Je bent als leider niet verantwoordelijk voor een resultaat, maar misschien wel vooral voor een proces, namelijk de interactie, de relatie tussen jou en de ander.
Die relatie is zoals gezegd wederkerig. In de verantwoordelijkheid die je draagt, geef je als het ware een antwoord op het beroep dat op je gedaan wordt. Je wordt gevraagd ‘buiten jezelf te treden’, ofwel te ‘existeren’. Daarmee verander je zelf ook. In het dragen van verantwoordelijkheid zit daarmee ook een stuk onvoorspelbaarheid. Leidinggeven en besturen lijken vooral een kwestie van rationeel handelen, van doen, terwijl het volgens Van den Berg bij autonomie gaat om een zijnskwaliteit. Het handelen brengt de illusie van maakbaarheid met zich mee: als we maar genoeg onderzoek doen, protocollen genoeg verfijnen, systeem genoeg aanpassen, zullen we problemen kunnen voorkomen. Dat is een mythe, stelt Van den Berg vast, met een verwijzing naar Paul Frissens ‘De fatale staat’ (2013). Liefde, verbondenheid, vertrouwen, al die thema’s die we met goed onderwijs associëren, die laten zich niet besturen. We kunnen alleen helpen ze te ontwikkelen.
Zoals ik al beschreef hierboven, verantwoordelijkheid ‘gebeurt’, en daarom vind ik ‘tegenwoordigheid’ zo’n mooie term. Het onderstreept voor mij, dat het bij leiderschap niet zozeer om gaat dat je íemand bent (een baas, een leider, een directeur), maar dát je er bent. Dat je je er bewust van bent, dat je aanwezigheid ertoe doet, in het hier en nu. Dat klinkt ook weer abstract, maar is feitelijk erg concreet.
Het betekent bijvoorbeeld, dat je als leider in een gesprek, of in een vergadering, misschien niet zozeer de anderen beïnvloed door wat je zegt, maar door de mate waarin je hen het gevoel geeft dat je ze begrijpt, ze aanvoelt, ze ‘verstaat’ om een woord van Van den Berg te gebruiken. En ook, dat je als je er niet bent, letterlijk of figuurlijk, je de anderen (en jezelf) een kans ontneemt zich te ontwikkelen.
De handvatten die Van den Berg geeft in zijn boek, kunnen ons wellicht helpen om, in ‘tegenwoordigheid’, beter naar de anderen te kijken, en die ander te zien als gelaagd portret. Om dan na te gaan wat het precies is, waardoor we ons door die ander aangesproken voelen, om vervolgens daarmee een verbinding aan te gaan.
Hartger Wassink, destijds verbonden aan stichting NIVOZ
Dolfs boek
Het boek ‘Jezelf zijn. Over autonomie in het onderwijs’ (2014) is uitgebracht door Garant en is geschreven in het kader van de missie van het NIVOZ. Gert Biesta schrijft in zijn aanbeveling van het boek onder andere: ‘De auteur legt op een heldere, betrokken en diepgaande manier de vinger op de zere plek van het hedendaagse onderwijsbeleid en beidt heel concrete handreikingen voor een uitweg.’ Het boek is hier te bestellen.
Reacties