'Als gemiddelde cijfer even belangrijk wordt als mijn individuele leerlingen, dan is er wat aan de hand'
3 juli 2013
Oh shit, daar gaat mijn gemiddelde', dacht Jelmer Evers, docent geschiedenis op UniC, toen hij de eerste resultaten van zijn eindexamenleerlingen zag. Hij schrok enorm van die gedachte. 'Ik ben het onderwijs ingegaan als vakspecialist en ben gaandeweg een docent geworden. In beide gevallen zijn cijfers niet wat me drijft. Integendeel.' Een blog over leerlingen, ambities, verschillen en nuances en je eigen motivatie. 'Blijf ik nog lesgeven? Voorlopig wel, maar wel een stuk minder.'Het Centraal Eindexamen kwam uit op een 6,2 en mijn schoolexamen was uitgekomen op een 6,9 bij het VWO. Van de inspectie mag het verschil niet groter zijn dan 0,5. Maar achter dat verschil zat onder andere een leerling die haar examen geschiedenis heel slecht had gemaakt. Dat wist ik gelijk, want dat was ook haar eerste reactie: “helemaal verprutst” En toen ik het aan het nakijken was zag ik de paniek in de toets toeslaan. Alles stond door elkaar, vragen die ze normaal wel goed beantwoordde waren fout. Helemaal dichtgeslagen. Een dikke onvoldoende als gevolg met een groot risico dat ze gezakt was. Dat komt aan als je een leerling goed kent. Ook omdat je als docent weet dat ze op de universiteit thuishoort. Gelukkig is ze geslaagd.
Die zorg voor de leerling is de natuurlijke eerste reactie, gelukkig. Die tweede reactie was nieuw. Normaal boeien gemiddelden me niet zo. En meestal zit het ergens rond het gemiddelde van het CE. Het schoolexamen weerspiegelt een breed scala aan vaardigheden. Via onderzoek, analyse, maken en rollenspelen komt meer aan bod dan op het eindexamen. Leerlingen worden ook veel meer beoordeeld op het proces. Dat laat onverlet dat je het niveau in de gaten moet houden. Via normale CE-achtige toetsen komt het dan meestal ook wel goed. Bij de HAVO was dat ook het geval. Maar dat waren 39 leerlingen.
Deze VWO groep was echter klein, negen leerlingen. Dan hoeft er maar een flinke uitschieter tussen te zitten en een paar die iets minder hebben gescoord om het gemiddelde dus te laten zakken. Bij twee leerlingen zat het risico er in dat ze op het CE minder zouden scoren, dat wist ik. Maar voor andere procesmatige opdrachten scoorden ze gewoon beter. Een paar andere leerlingen zouden een acht kunnen halen, maar daar zagen ze het nut niet van in. “Waarom?” is hun terechte vraag. Dat heeft niets te maken met een gebrek aan ambitie, de zesjescultuur, maar alles met een hele bewuste keuze om tijd aan andere dingen te besteden die ze relevanter achten. Juist om die eigenzinnige, zelfbewuste keuzes vind ik het zo leuk om met deze kinderen te werken. En twee leerlingen haalden net niet wat we er van verwacht hadden. Ze scoorden goed, maar geen acht. Een leerling scoorde naar verwacht een 8,5. Tel daarbij de N-term loterij op en het circus is compleet. Met zo’n kleine groep kan het heel veel kanten uitgaan. Een genuanceerd verhaal achter het verschil. Een verklaarbaar verschil
Maar goed, zo ontstaat dus een discrepantie tussen de schoolexamens en de eindexamens. “Mijn gemiddelde” telt mee voor die rotlijst van Dronkers. Mijn tweede reactie is er gaandeweg steeds meer ingeslopen. Cijfers worden steeds belangrijker en ik heb gemerkt dat die een steeds grotere druk leggen op onderwijsorganisaties en op het handelen van docenten. Dat maak ik van dichtbij mee. Op mijn eigen school en op andere scholen. Met onderwijskwaliteit heeft het vaak niet veel meer te maken. Met angst des te meer. En angst is een slechte raadgever in een proces waar vertrouwen het allerbelangrijkste is.
Wil ik dan geen goede resultaten? Natuurlijk wel. Ik ben ook blij dat de HAVO bovengemiddeld scoort. Maar als gemiddelden even belangrijk worden als mijn individuele leerlingen dan is er wat aan de hand. Ik ben het onderwijs ingegaan als vakspecialist en ben gaandeweg een docent geworden. In beide gevallen zijn cijfers niet wat me drijft. Integendeel. Blijf ik nog lesgeven? Voorlopig wel, maar wel een stuk minder.
Jelmer Evers is
Reacties