Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Werken aan de relatie: zinnen als ‘Blijf eens rustig op je stoel zitten’ kwamen terloops uit mijn mond’

16 december 2015

Eva Maria Schneijderberg weet het zeker: als leerkracht wilde zij werken vanuit vertrouwen en gelijkwaardigheid tussen leerkracht en leerling. Toch hoorde zij zichzelf soms dingen zeggen die daar niet mee in overeenstemming waren. Opdrachten die, als ze uitgevoerd zouden worden door een kind, alleen haar behoeften zouden invullen, en niet die van het kind. Dit besef zette haar aan tot een overdenking over verbindende communicatie, over het tegemoet komen aan de behoeftes van beide partijen in een relatie.

tijger‘Loop normaal door de gang!’ roept de conciërge naar een jongetje uit groep 4 dat, op weg van de wc terug naar de klas, als een tijger door de gang kruipt. De jongen staat op en loopt naar zijn klas. De teleurstelling die ik denk te zien op het gezicht van het kind maakt dat dit voorvalletje bij me blijft hangen. Wat was er zo belangrijk voor de conciërge? Orde, rust, structuur? Wat maakt dat het jongetje als een tijger door de gang ging? Spel, creativiteit, autonomie?

Ondanks de intentie om vanuit gelijkwaardigheid en contact met kinderen te werken, lijkt het soms lastig dit vorm te geven binnen de structuur van het onderwijs. Hoe kom ik tot win-win en gelijkwaardigheid in het onderwijs en de opvoeding?

Ook mijn intentie als leerkracht op een basisschool in Amsterdam was om vanuit vertrouwen en gelijkwaardigheid tussen leerkracht en leerling te werken, de interne motivatie van kinderen te behouden en te werken aan persoonsvorming en persoonlijk leiderschap. Toch kwamen zinnen als: ‘Nu is het stil’, ‘Blijf eens rustig op je stoel zitten’ terloops uit mijn mond. Dit geeft naar mijn idee weer hoe de feitelijke verhouding soms ligt.

Het labelen van een jong mens als ‘kind’ maakt het, voor mij als volwassene, vaak makkelijk om voor hen dingen te willen bepalen en orders uit te delen. Sinds ik me verdiep in de Verbindende Communicatie volgens het model van Marshall Rosenbergs’ Non-Violent Communication krijg ik inzicht in wat de werking en de gevolgen hiervan kunnen zijn.

Ik zie het uitdelen van orders en het stellen van eisen aan kinderen als een strategie om voor één partij een behoefte, bijvoorbeeld efficiëntie of rust, in te vullen. Gedeelde behoeften als verbinding, gedeelde verantwoordelijkheid en harmonie worden hierbij niet ingevuld.

Op korte termijn kan een eenzijdig opgelegde oplossing misschien ‘werken’. Op de lange termijn bewerkstelligt deze manier van communiceren wellicht iets wat ik niet voor ogen heb. Naar mijn ervaring is het concreet voorleven van verbinding, harmonie, respect en gelijkwaardigheid het krachtigste middel dat we hebben om kinderen te laten zien wat we belangrijk vinden en waarmee we de groots mogelijke invloed kunnen uitoefenen op de toekomst. Met dit in mijn achterhoofd vraag me af wat ik kinderen bijbreng bij het opleggen van een norm of stellen van een eis. Mogelijk laat dit zien dat je niet hoeft te overleggen, de behoeften van de één er minder toe doen dan die van de ander? Bovendien laat ik het kind slechts twee keuzes: eraan toegeven of er tegen rebelleren.

Graag zou ik willen dat kinderen hun keuzes kunnen baseren op wat belangrijk voor hen is en daarbij in het oog houden met wat hun keuze mogelijk voor anderen impliceert. Nu en als toekomstige volwassenen.

Voor mij is de eerste stap naar win-win om helderheid over mijn intentie te krijgen. Deze bepaalt immers of ik wel oprecht op zoek ben naar gelijkwaardigheid en verbinding. De Verbindende Communicatie en de toepassing ervan in het onderwijs genaamd ‘levenverrijkend onderwijs’ geeft mij tools om me bewust te worden van mijn intentie en deze eventueel bij te stellen. Bijvoorbeeld met het volgende onderzoekje:
Marshall Rosenberg geeft de suggestie om jezelf eens de volgende twee vragen stellen, voordat je een kind iets vraagt te doen.

De eerste vraag: Wat wil je dat een kind doet? En onderzoek, is dit een eis? Gebruik ik belonen of dreigen met consequenties/ straffen om het kind te laten doen wat ik wil?

De tweede vraag: Wat wil je dat de reden van het kind is om iets te doen? Bij het antwoord op deze vraag, ontdek je misschien dat het gebruik van macht over kinderen niet bijdraagt aan veiligheid, vertrouwen, intrinsieke motivatie, verbinding en gelijkwaardigheid, waar het kind op kan bouwen voor de rest van zijn leven.

Om na dit onderzoek terug te komen op het voorbeeld van de conciërge: als hij vanuit verbinding zou willen reageren, zou hij kunnen vragen of het kind aan het spelen was, en vertellen wat er bij hem onrust opriep, misschien zorg over rust in de school? En dan een verzoek doen aan de jongen of hij daar ook zorg voor zou willen dragen. Misschien ziet hij dat het kind aan het spelen is, voelt hij onrust opkomen omdat hij zorg voor de rust wil dragen in de school en realiseert zich dat niemand hier last van heeft en hoeft hij er niks van hoeft te zeggen? Kan hij de autonomie en creativiteit van het kind zien en accepteren dat kinderen in hun spel misschien anders lopen dan volwassen zouden doen?

Welke ‘eisen’ zou jij misschien anders willen kunnen formuleren om bij te dragen aan vertrouwen en verbinding en gelijkwaardigheid in je klas of gezin?

Eva Maria Schneijderberg is moeder van 2 kinderen, ex-leerkracht en betrokken bij Levenverrijkend Onderwijs.

 

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief