Wat voor type schoolleider bent u?
30 december 2011
Wat voor type schoolleider bent u? Loopt u regelmatig een rondje langs alle klassen? Of brengt u meer tijd door met vergaderen en papier- en regelwerk achter uw bureau? En waarom doet u het zoals u het doet? Gerard Zeegers en Barbera Everaars, twee heel verschillende schoolleiders, gaan de confrontatie aan over de voors en tegens van verschillende stijlen van leidinggeven. Het artikel stond onlangs in Kader Primair, het blad van de Algemene Vereniging van Schoolleiders.Er is veel belangstelling voor schoolleiders en de manier waarop zij leidinggeven. De AVS en Berenschot deden onlangs bijvoorbeeld onderzoek onder Nederlandse schoolleiders en onderscheidden vijf typen leidinggevenden.
Internationaal onderzocht Michael Barber de prestaties van schoolleiders in meerdere landen .Wat bleek? Nederlandse schoolleiders zitten relatief veel achter hun bureau; het zijn vaak zogenaamde administrative leaders. Barber constateerde ook dat hun tegenpolen, de zogenaamde instructional leaders, beter presteren: zij lopen meer in de school rond, coachen de leerkrachten, praten meer met ouders en leerlingen.
Barbera Everaars lijkt een administrative leader volgens het boekje. “Ik schat dat ik 80 procent van mijn tijd besteed aan het lezen van stukken, het schrijven van jaarplannen, het up-to-date houden van de financiën,
vergaderingen buiten school en het organiseren en bezoeken van symposia. De resterende 20 procent is voor meer onderwijskundig werk.” Everaars stuurt voor De Blijberg in Rotterdam een school aan met twee zelfstandige
afdelingen: een openbare Jenaplanschool en een internationale school.
Gérard Zeegers heeft ook twee scholen onder zijn hoede: obs De Bonckert (een school voor ErvaringsGericht Onderwijs) en sinds kort ook obs Het Ogelijn, beide in Boxmeer. “Een van mijn eerste daden als directeur was het opheffen van het DirecteurenBeraad Boxmeer. Ik vroeg me bij elke vergadering hardop af: wat hebben de kinderen eraan, dat wij hier met zijn allen zitten te praten? Ik zag geen toegevoegde waarde, en tot op heden mist niemand dit overleg. Ik wil werk maken van onderwijskundig leiderschap. Dat is ook wat mijn schoolbestuur van me vraagt. Er is een bovenschools stafbureau dat veel facilitaire zaken regelt, zodat ik me met de leerkrachten kan richten op de inhoud. De Bonckert heb ik mee-opgebouwd: eerst was ik er leerkracht, nu directeur. Ik zorg ervoor altijd in de buurt te zijn van mensen die vooruit willen en kijk mee over de schouders van leerkrachten. Op Het Ogelijn is behoefte aan een
gemeenschappelijke onderwijskundige visie. We hebben daarover net een eerste studiedag gehad. Heerlijk: een hele dag alleen over onderwijs. Vervolgens is het zaak dat de kinderen daar profi jt van trekken.”
Type school
De manier waarop je je leiderschap invult hangt voor een groot deel af van de school, het team en het bestuur, vindt Everaars. “Ik doe dit werk sinds 1998 en iedere school leidde ik op een andere manier. Dat heeft te maken met de eigenheid, problematiek en grootte van iedere school, maar ook of je wel of niet een adjunct- directeur hebt. Op mijn beide afdelingen werken zeer ervaren leerkrachten. Iedereen heeft bewust gekozen voor dit type onderwijs (jenaplan of internationaal, red.). Er is heel weinig mobiliteit; iedereen wil verantwoordelijkheid, kan dat aan en krijgt dat ook. Dat is een groot voordeel van een ‘conceptschool’. Als je gewoon klassikaal onderwijs geeft, moet je steeds weer praten: hoe geef je les, wat is je missie en visie? Dat hoeft bij ons niet. Ik zie dat we op de jenaplanafdeling uitgaan van de traditionele jenaplangedachte. Alles wordt daaraan gerelateerd. Ikzelf sta open voor vernieuwing, op ieder gebied. De kunst is: hoe zorg je dat je vooruit komt, met elkaar? Ik neem kennis en ideeën mee die ik opdoe tijdens mijn uren buiten school, bij congressen bijvoorbeeld. Die breng ik, samen met mijn collega, in in team- en bouwvergaderingen.”
Al pratend wisselen Everaars en Zeegers de term instructional in voor onderwijskundig. Zijn dat synoniemen? Eigenlijk wel, vinden ze. Zeegers: “Onderwijskundig klinkt fijner dan instructional. Maar eigenlijk zijn we als integraal schoolleider natuurlijk ook penningmeester, hoofd gebouwen en hoofd personeelszaken.” “Instructional geeft de indruk dat je de leerkrachten constant begeleidt en stuurt,” vindt Everaars. “Zo ben ik niet. Bij nieuwe leerkrachten trouwens wel meer dan bij ervaren leerkrachten.”
Regeldruk
Wat maakt nog meer dat je kiest voor het ene of het andere type leiderschap? De school van Everaars is groter dan die van Zeegers. Met 45 leerkrachten kan zij minder coachend te werk gaan dan hij met 25. Maar de regeldruk is voor een kleine school nagenoeg even groot. Zeegers maakt zich daar niet druk over: “Ik zie het zo: als school krijgen we elk jaar een zak geld, en grote vrijheid in de besteding daarvan. Logisch dat je je zaken dan administratief op orde moet hebben. Of neem het Zorgprofi el Passend Onderwijs. Dat hebben we klaar. Dat was een klus, maar het biedt ons ook een handvat. Ik ervaar het niet als regeldruk.” Everaars: “Als schoolleider vind ik de eisen die Passend onderwijs aan ons stelt wel lastig. We moeten als team ook op lange termijn aan de verwachtingen kunnen voldoen.”
Persoonlijkheid
Of je een administrative of meer onderwijskundig ingestoken schoolleider bent, hangt ook af van je persoonlijkheid. Zeegers: “Je karaktereigenschappen bepalen hoe je het aanpakt. Toen mijn schoolbestuur me polste voor die tweede school vroeg ik wat voor type schoolleider ze zochten. Ik wil vooral een bijdrage leveren aan de onderwijskundige context, maar de school moest ook nog worden verbouwd. Daarmee heb ik geen enkele affiniteit, het leidt bovendien af van de hoofdzaken. Dus die verbouwing is bij me weggehaald.” Lees verder
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Kader Primair van AVS, november 2011. Tekst Lisette Blankestijn
Reacties