Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Wat houdt ten diepste de boel bij elkaar?'

3 april 2018

Over deze, door Luc Stevens gestelde, vraag was er op dinsdag 6 maart in Theater Maitland in Driebergen een symposium. Het symposium stond in het teken van Lucs afscheid als wetenschappelijk directeur van het NIVOZ. Drie verschillende sprekers die dicht bij Luc staan, deelden hun reflecties bij deze vraag: Tone Saevi, Gert Biesta en Joseph Kessels. Dit leidde tot een rijke middag over onder meer vrijheid, verantwoordelijkheid en loslaten.

Na een muzikale opening van het jazztrio van Toon Roos, werd de middag ingeleid door Gabrielle Taus, directeur van het NIVOZ. Zij schetste de ontwikkelingen in het denken en praktijkwerk van Luc, en zijn betekenis voor het Nederlandse onderwijs. Een van de belangrijke vragen die Luc opwierp luidde: wat vraagt het van het onderwijs, als je de behoefte van de leerling serieus neemt? ‘Zonder relatie geen prestatie’ is een bekende uitspraak van hem, en daarmee brengt hij zowel het perspectief van de leerling als dat van de leraar in beeld.

Als het gaat over de vraag wat de boel ten diepste bij elkaar houdt, dan is een systemisch perspectief op het leven voor Luc belangrijk. Verbondenheid en verantwoordelijkheid staan daarin centraal. Meer en meer is Luc de nadruk gaan leggen op complexiteit en heelheid. Alles heeft een impact, ook in het klaslokaal.

Ook Tone Saevi, Gert Biesta en Joseph Kessels hebben zo hun gedachten bij deze fundamentele vraag, elk vanuit een eigen invalshoek. Saevi’s affiniteit ligt bij de hermeneutische fenomenologie en een existentieel perspectief op onderwijs. Zij spreekt over situaties of momenten wanneer we het leven ervaren. Biesta’s werk heeft geleid tot een nieuw perspectief op pedagogiek en onderwijs in Nederland. Hij spoort ons aan tot het stellen van fundamentele vragen als het gaat om onderwijs. Kessels’ denken is gefundeerd in een diep vertrouwen in het menselijk potentieel. Hij daagt ons uit om leeromgevingen te creëren waar autonomie, zelfsturing en emancipatie centraal staan. Wat betekenen de fundamentele vragen die zij in hun reflecties opwerpen voor het onderwijs? Uitgangspunt van elke reflectie is een door de spreker gekozen kunstwerk, dat hun gedachten bij de vraag wat de boel ten diepste bij elkaar houdt, illustreert.

Tone Saevi: ‘Wat is mijn horizon?’


Gudni (2002)

Saevi start haar reflectie met een quote van een vriend uit Australië, die ze in haar voorbereiding op het symposium een afbeelding van dit schilderij toestuurde. Hij deelde zijn ervaring met haar. Het schilderij liet hem naar boven, naar buiten kijken. Naar de horizon, en verder. Hij noemt een woord dat Australische Aboriginals gebruiken voor ‘middenafstand’: je ziet een kangoeroe op een nabije heuvel, maar hij is te ver weg om te raken. Een situatie waar we niet op technologie kunnen terugvallen, maar ruimte moeten maken voor verwondering, hoop of spijt.

Deze duiding van haar vriend inspireert Saevi in haar reflectie op het onderwijs: ook daar gaat het over ‘dat wat niet dichtbij genoeg is om gevangen te worden’, en is ‘het laten van wie en hoe dingen zijn’ van groot belang. Zo komt Saevi op de gedachte dat het misschien wel iets ‘zwaks’ is, dat nodig is om de boel bij elkaar te houden. Maar wat is dat dan? We zouden kunnen denken dat het liefde is dat de dingen bij elkaar houdt. Maar liefde verandert in haar tegendeel wanneer het aan iemand opgelegd wordt, of een instrument wordt. Liefde wordt dan conditioneel: er moet iets voor in de plaats komen. Er zijn maar weinig mensen die in staat zijn om doorheen de tijd onvoorwaardelijk lief te hebben.

Als fenomenoloog vraagt Saevi zich af: hoe ziet liefde eruit in het menselijk leven? Kan het een praktische goedheid zijn, en hoe ziet dat eruit in de pedagogische praktijk? Wat betekent het om te handelen op een manier die ruimte laat voor de ander? Gaat het hier om een zoektocht naar respect voor wat anders is dan mijzelf?

Wat een kind doet is zijn of haar zaak. Hoe ik reageer op het handelen van het kind, dat is mijn verantwoordelijkheid. We moeten niet proberen om de kinderen, maar onszelf te veranderen. Gudni schildert de horizon: die verwijst zowel naar een grens als naar een mogelijkheid. Wat is mijn horizon? Ben ik in staat om de horizon van een ander te zien? Zou ik dat moeten zijn? Hoe kan ik op zulke manieren zijn, dat ik mogelijkheden voor de ander open laat?

Lees een uitvoerige weergave van Saevi’s reflectie op Didactief Online


Gert Biesta: ‘Wat vraagt dit van mij?’


Beuys (1969)

Biesta koos voor een foto van een kunstwerk van Beuys. Illustratief voor zijn verhaal is daarbij niet de vraag wat het kunstwerk betekent – want als de betekenis bekend is heeft het geen zin om kunst te maken – , maar: wat vraagt dit kunstwerk van mij?

De vraag naar wat de boel bij elkaar houdt is volgens Biesta een uitdagende, omdat het tegelijk een simpele en een hele fundamentele vraag is. Sommigen focussen op wat er allemaal niet goed gaat in het leven, maar we moeten niet vergeten dat er elke dag veel dingen heel goed gaan in het leven en in onderwijs. Dat is opmerkelijk, en verdient aandacht. Natuurlijk zijn er problemen die we moeten identificeren, maar er is ook voorspoed en geluk, aarzelende kinderen die tot prachtige mensen en zorgzame ouders uitgroeien.

Biesta schetst dat veel van wat er gebeurt wanneer dingen goed gaan, mogelijk wordt gemaakt door culturen, tradities en praktijken die de mens doorheen de geschiedenis heeft ontwikkeld. Zij lijken hun werk relatief onzichtbaar te doen, maar we moeten niet vergeten dat veel van het onderwijswerk er precies op gericht is om de nieuwe generatie daarin te introduceren, op zo’n manier dat zij de nieuwe dragers ervan kunnen worden. De werking van culturen, tradities en praktijken wordt vaak pas zichtbaar wanneer er problemen zijn, of wanneer de nieuwe generatie niet wil dragen wat bestaat. Onderwijs is volgens Biesta een belangrijk forum waar de validiteit van dat wat is, en de waarde van traditie, onderzocht kan worden.

Naast culturen en praktijken hebben we regels en instituties. Die zijn noodzakelijk voor de het behoud en de bescherming van wat we als mensen hebben voortgebracht, bijvoorbeeld democratie en onderwijs. Maar wanneer die regels en instituties bureaucratisch worden, vormen ze een probleem – bijvoorbeeld wanneer het volgen van de regel belangrijker wordt gevonden dan borgen waar de regel voor bedoeld was. Ons onderwijs kent een meetcultuur: we waarderen dat wat gemeten wordt, in plaats van dat we meten wat we waarderen. Biesta benadrukt dat het belangrijk is om een afstand te houden tussen regels enerzijds en het idee van rechtvaardigheid anderzijds. Bestaande regels en instituties moeten bekritiseerd kunnen worden.

We kunnen zoveel culturen, praktijken en regels hebben als we willen, maar als niemand erom geeft, dan verliezen ze snel hun kracht, en worden ze niets meer dan abstracte ideeën. Dat is waarom de vraag wat de boel bij elkaar houdt volgens Biesta maar één antwoord kan hebben, namelijk de tegenvraag wie de boel bij elkaar houdt. Vervolgens zijn er twee manieren om de boel bij elkaar te houden: vanuit angst of vanuit vrijheid. Een behoorlijk sterke manifestatie van angst die we vandaag de dag ontmoeten, is de angst om achter te blijven, bijvoorbeeld op (inter)nationale ranglijsten. Degenen die hier kritische vragen over stellen worden vaak afgeschilderd als ‘zwak’. In zulke situaties een bepaalde mate van soevereiniteit te behouden, vraagt om een combinatie van moed en koppigheid.

Hier komt Stevens in beeld, in wie Biesta deze combinatie, een mogelijkheid om vrij te handelen, waarneemt. Stevens heeft zich altijd gefocust op dat wat ertoe doet, en voor wie dat ertoe doet. Zo werd NIVOZ langzaamaan een cultuur, een traditie, een praktijk. Stevens’ werk heeft een wereldlijke kwaliteit, is aangekomen in de wereld, op dezelfde manier als onze kinderen zullen doen om hun eigen projecten te ontmoeten. Zo besluit Biesta zijn reflectie met de (pedagogische) betekenis van ‘loslaten’. Als we onze kinderen niet loslaten, zullen ze nooit in de wereld aankomen, en hun eigen bestemming vinden.

Lees de volledige bijdrage van Biesta op Didactief Online


Joseph Kessels: ‘Wat creëert ons gevoel van betekenis en verbondenheid?’


Rubens (1638)

Kessels koos voor het schilderij De drie gratiën van Rubens, dat voor hem het gevoel van betekenis en verbondenheid representeert. De drie vrouwen houden elkaar op een tedere manier vast, wat uitdrukt dat ze voelen waarom ze samen zijn.

Onderwijs, opvoeding, coaching en leiderschap zijn allen pogingen om invloed uit te oefenen op anderen, om uiteindelijk dat gevoel van gedeelde betekenis en verbondenheid te creëren. We waarderen dat allemaal, zo lang het bekend en vertrouwd voelt, stelt Kessels.


Gordijn (2009)

En dan verschijnt dit schilderij van Gordijn. Het is hetzelfde thema: de mannen houden elkaar op tedere wijze vast. Maar het is verre van bekend en vertrouwd. Betekent dit dat onderwijs van tradities, conventies en bekende ervaringen ons bij elkaar houdt? We zijn gehecht aan wat we al kennen en wat comfortabel voelt. Leidt het gangbare schoolcurriculum met zijn starre inhoud, gestandaardiseerde toetsen, selectie en exclusie, tot een betekenisvol gevoel van verbondenheid, gebaseerd op diepgewortelde waarden?

Kessels vraagt zich af of Stevens in zijn opwerping van de vraagt wat de boel bij elkaar houdt, werkelijk geïnteresseerd is in de ‘sociale lijm die ons laat plakken’. Wil hij ons meer laten leren over de kracht van sociaal kapitaal? Een web met sterke draden die structuur en stabiliteit bieden, en ons binnenhouden waar we horen? Maar deze sterke banden kunnen ook fungeren als de barrières die ons niet laten ontsnappen. Ze houden veel bij elkaar, maar tegen welke prijs? Is dit onderwijs voor autonomie en vrijheid? Waar in onze levende systemen nemen regels en feiten pedagogische wijsheid over, die zo diep geworteld is in de ontmoeting van mensen?

Volgens Kessels is het, gegeven Stevens’ afscheid van het NIVOZ, niet al te moeilijk om zijn vraag wat de boel bij elkaar houdt te interpreteren als: wat gebeurt er wanneer ik er niet meer ben? Hoe voorkomen we dat uit elkaar valt wat ons dierbaar is? Misschien betekent ‘bij elkaar houden’ het creëren van een veilige omgeving waar je je vrijelijk kunt bewegen en je nog steeds beschermd voelt.

Met het bevorderen van vrijheid, autonomie en onafhankelijkheid, moeten we ook de daaruit resulterende tumult accepteren. Tegelijkertijd hopen we op sterke verbindingen van verbondenheid en gedeelde waarden. Dit potentiële gevaar van botsende principes – vrijheid verlenen aan de ene kant, en hopen op verbondenheid aan de andere kant – is een onophoudelijke angst voor ouders, leraren, leiders, vrienden en geliefden. Het is het aantrekkelijke, maar ook beangstigende risico van loslaten.

Het is volgens Kessels het risico waarmee Stevens als oprichter van het NIVOZ nu wordt geconfronteerd. Zijn uitnodiging om te reflecteren op de vraag wat de boel bij elkaar houdt, kan ook worden geïnterpreteerd als: ‘Luister wat we de afgelopen vijftien jaar bereikt hebben. Laat het niet uit elkaar vallen, want jullie zijn zo mooi.’

Gesprek: vrijheid en verantwoordelijkheid
De reflecties van de drie sprekers werden gevolgd door een gesprek, met als doel verdieping van de betekenis van de fundamentele vraag wat de boel ten diepste bij elkaar houdt, voor het onderwijs. Kessels trapte af met een vraag aan Saevi. ‘Het schilderij dat je gekozen hebt toont eindeloze ruimte, maar daarin ben je wel helemaal alleen. Het lijkt erop dat de boel bij elkaar houden, ook betekent dat je individuele vrijheid opgeeft.’ Saevi laat weten dat ze vrijheid niet ziet als iets dat je alleen doet. Het heeft te maken met openheid, mogelijkheden en beperkingen. Vrijheid zou niet werkelijk vrijheid zijn als het niet ook vrijheid laat aan anderen. Dus vrijheid is in een bepaald opzicht begrensde vrijheid: je hebt namelijk een verantwoordelijkheid voor anderen, het milieu, et cetera. Gudni’s schilderij daagt haar uit om de horizon tegelijkertijd als grens en als een openheid voor ons allemaal te respecteren. De pedagogische uitdaging zit hem er volgens Saevi in dat we constant de verlangens van de ander ontmoeten. We moeten die in een bepaald opzicht ook zien als uitdrukkingen van delen van onze eigen levens. Kortom: je bent niet alleen op pad, maar je moet natuurlijk wel bij jezelf beginnen.

Biesta gaat vervolgens in op Kessels' punt van het tegelijk autonomie verlenen en hopen op verbondenheid: ‘Die hoop is misschien wat het betekent om een pedagoog te zijn. Ik zie toch ook de donkere kant van het verhaal: we hopen op verbondenheid, maar we willen dat kinderen veiligheid vinden in een wereld die niet veilig is. Hannah Arendt heeft het over ‘proberen thuis te zijn in de wereld’, ‘geborgen in on-geborgenheid’. Dat is diezelfde existentiële uitdaging.’ Volgens Kessels is het voelen van de veiligheid dat je iets aankan – dat je thuis al hebt ervaren – hier cruciaal.

Saevi vult aan dat ze ook over de donkere kant van het verhaal nadenkt, maar op een andere manier, die te maken heeft met vrijheid. Als moeder en docent weet ze dat sommige kinderen hun eigen weg gaan, op manieren die zij niet zou aanraden. Hoe ver reikt deze vrijheid? Waar ligt je verantwoordelijkheid voor de vrijheid van anderen? Wat is de relatie tussen vrijheid en verantwoordelijkheid?

Biesta antwoordt dat als we om vrijheid geven, we precies dit dilemma tegenkomen. Je zegt tegen een kind niet: doe wat je wilt. Waar je in het onderwijs op hoopt is dat kinderen hun vrijheid niet als een grenzeloze ruimte ervaren, maar als de mogelijkheid om verschillende richtingen op te gaan. Vrijheid is een zegen en een vloek. Het werk dat je als pedagoog doet, is kinderen helpen de vrijheid zich eigen te maken. Niet als een bezit, maar: een zelf worden in relatie tot je vrijheid. Dat vraagt om de activiteit van het loslaten, je weerhouden, et cetera. Je probeert de realiteit van de wereld te vertegenwoordigen.

Luc Stevens: hoe beantwoord ik het pedagogisch appèl?

Dumas (1994)

Na een muzikaal intermezzo van het jazztrio was het tijd voor Stevens om te komen tot de vraag wat ten diepste de boel bij elkaar houdt. Hij illustreerde zijn reflectie aan de hand van een schilderij van Dumas, die psychologische portretten maakt. Dit portret is van haar dochter, in al haar subject-zijn: kwetsbaar en open. Van het kind gaat een sterk pedagogisch appèl uit. De kunstenaar brengt ons tot de complexiteit van de pedagogische opdracht: hoe te antwoorden?

Wat houdt ten diepste de boel bij elkaar? Stevens’ antwoord luidt: het verlangen naar verbondenheid, heelheid, harmonie, liefde en compassie. Volgens Stevens heeft Saevi een belangrijke voorzet gedaan voor het gesprek als geheel: iets zachts of kwetsbaars is nodig om de boel bij elkaar te houden. Alle sprekers van vanmiddag kiezen als antwoord: we gaan geen zekerheden zoeken, dingen niet verankeren in wetten en regels. Als het iets kwetsbaars is wat ons bij elkaar houdt, herkenbaar voor elk van ons, dan moeten we het fragiele omarmen. We moeten heel dicht bij de menselijke conditie blijven.

De kunstwerken hebben ons veel gebracht, stelt Stevens. Gudni laat de ruimte zien die een mens nodig heeft om zichzelf te leren kennen in zijn mogelijkheden om het leven te dienen. Rubens geeft een prachtige illustratie van het zachte, het elkaar verstaan. Een hele lichte aanraking is soms meer waard dan een innige omhelzing. Maar tederheid en zachtheid: dat is niet het eerste waar we ’s ochtends aan denken als we onze studenten ontmoeten. Kinderen zouden zichzelf moeten kunnen herkennen in hun school. Beuys laat mooi zien hoe verstandig het is om niet meteen te reageren, niet te leren om overal meteen het goede antwoord op te hebben. Het leven is vele malen complexer dan te vangen in vier vakjes waarbij je het juiste antwoord kunt aankruisen. Het gaat niet om de reactie, maar om de vraag: wat vraagt het van mij? Meestal ben je dan even stil; je hebt niet onmiddellijk een antwoord. Dumas ten slotte confronteert ons met onze pedagogische opdracht. Het meisje op het schilderij heeft heel veel te zeggen.

Er is uitvoerig stilgestaan bij de begrippen vrijheid en loslaten, en dat is volgens Stevens niet voor niks. Biesta heeft ons laten zien dat het in de opvoeding uiteindelijk gaat om de vragen: hoe gebruik je je vrijheid, hoe maak je je deze eigen? Welke keuzes maak je? Ben je daarin authentiek? Ervaar je verantwoordelijkheid voor de ander? Met die vragen zitten we in het hart van de pedagogiek. En dan het begrip ‘loslaten’. De kinderen zijn onze kinderen niet. Die opdracht om een ander los te laten en zichzelf te laten zijn, vraagt een grote kunst.

Stevens komt tot zijn slot: wat houdt ten diepste de boel bij elkaar? We herkennen uiteindelijk meestal zonder veel moeite wat ons bindt, wat het leven elke dag weer het leven doet zijn. We weten het en we verlangen ernaar. In alle complexiteiten die ons omringen, en verantwoordelijkheden die we hebben, moet je jezelf reflexiviteit gunnen. Daar is het NIVOZ voor gemaakt. ‘A place of relief’, maar niet zonder meer: je moet je reflecties meenemen, spiegelen, en je ‘wel bevinden’ met de anderen.

Rob Martens: ‘de club van Luc Stevens’
En dan is het tijd om – letterlijk en figuurlijk – het stokje over te dragen. Rob Martens, de nieuwe wetenschappelijk directeur, sluit af met de woorden: ‘NIVOZ is als een kunstwerk; daarvan kun je niet zeggen wat het is. Eén ding kunnen we zeggen: het zijn de mensen. Het is de club van Luc Stevens.’

Fotografie: Ted van Aanholt
Beluister hier de integrale geluidsopname van het symposium

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief