Waardevol opvoeden in een improvisatiemaatschappij
20 oktober 2017
Woensdag 15 november vindt de derde Onderwijsavond van dit studiejaar plaats, waarin de maatschappelijke dimensie van volwassenheid centraal staat. Hans Boutellier, directeur van het Verwey Jonker instituut voor onderzoek van maatschappelijke vraagstukken en deeltijdhoogleraar aan de VU zal spreken over 'Waardevol opvoeden in een improvisatiemaatschappij'. Emeritus hoogleraar orthopedagogiek Luc Stevens sprak hem in de aanloop naar de avond en schreef deze inhoudelijke introductie tot zijn lezing.Hans Boutellier is een gezocht spreker en adviseur, niet alleen omdat hij de achtergronden van de turbulenties in onze samenleving helder weet te verwoorden, maar ook naar behulpzame antwoorden zoekt. Dat is geen luxe als we zien in welke maatschappelijke context de school haar (pedagogische) werk doet.
Wat houdt die maatschappelijke dimensie van volwassenheid in en wat vraagt dat van leraren?
In een recent advies voor de Vereniging van toezichthouders in het onderwijs onderkent Boutellier drie wat hij noemt dominante ontwikkelingen:
- Ten eerste: de voortschrijdende digitalisering (“De menselijke geest heeft zich via internet geopenbaard”).
- Ten tweede: de verkleuring van onze samenleving (“In de grote steden zijn de minderheden de meerderheid geworden”).
- Ten derde: de vernetwerking van de samenleving (“Van een verzuilde samenleving met collectieve identiteiten zijn we gegaan naar een geïndividualiseerde netwerksamenleving”).
Met andere woorden: hadden we nog niet zolang geleden houvast aan grote collectieven als kerken, vakverenigingen en andere maatschappelijke organisaties (je hoorde altijd wel ergens bij) en hun ideologieën, het maatschappelijk leven is nu veel meer identiteitsgestuurd (vanuit de persoon zelf of de groep waartoe hij behoort) en zeer veel diverser geworden met een beduidend grotere kans op wrijvingen en tegenstellingen. Er is, zoals Boutellier zegt, geen vanzelfsprekend gedeeld verhaal meer.
De tegenstellingen worden bovendien door social media – met hun neiging tot zo sterk mogelijke reductie van de werkelijkheid – uitvergroot. Zo ontstaan er in de woorden van Boutellier’s collega Kim Putters, directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, vele gescheiden werelden waarin men elkaar wel ‘framed’ (van een etiket voorziet), maar niet meer ontmoet. Er wordt niet meer gepraat terwijl een sociale dialoog op grond van het onderscheid tussen wat waar is en wat een leugen is, dubbel zo hard nodig lijkt als voorheen.
Boutellier laat zich echter door de vele, weinig geruststellende analyses van de spanningen in onze samenleving niet uit het veld slaan. Niet dat hij de ernst van het “gebrek aan grip” op het leven voor veel medeburgers onderschat, maar hij is er zich van bewust dat geen enkele samenleving dezelfde blijft, dat er altijd verandering zal zijn. Onze samenleving is permanent "in de maak". Sta bij het bestaande niet te lang stil, probeer de potentie te zien en maak daar gebruik van.
In zijn recente “Bericht aan de minister” vanuit het ‘Kennisplatform Integratie en Samenleving’ spoort Boutellier aan om de steeds groter wordende diversiteit in de samenleving productief te maken.
'Het land dat zijn diversiteit productief weet te maken heeft de beste papieren voor de toekomst' (p.3).
Boutellier zet, in navolging van de beroemde socioloog Durkheim, uiteen hoe samenlevingen vroeger bijeen werden gehouden door gedeelde waarden of (in latere tijd) door gedeelde belangen. Dat is nu niet meer zomaar het geval en, zo schrijft hij:
'Het grote goed van de liberale democratische rechtsstaat is… niet genoeg om een samenleving gaande te houden. Sociale cohesie behoeft, meer dan de grondwet, een vorm van sociale orde' (p.5).
Boutellier introduceert hier het principe van de wederkerigheid, het principe van geven en nemen en teruggeven … , 'een subtiele mengeling van altruïsme en egoïsme' (met verwijzing naar de Nederlandse sociologe Aafke Komter), in veel antropologische studies terug te vinden.
In hoeverre is de sociale orde die noodzakelijk is voor behoud van onze liberale democratie en onze open samenleving door dit principe van wederkerigheid te verwerven? Het lijkt eerder verdwenen dan dat het realiteit is. Veel mensen ervaren verlies van houvast, verlies van een sociale context en trekken zich terug. Niettemin, zo wijst Boetellier er op, 'laat wederkerigheid iets zien van de diepe potentie van menselijke verhoudingen' (p.9). Maar deze vinden we niet meer terug na de in zijn woorden vergaande bureaucratisering en professionalisering van onze maatschappij. Daar ligt dus een verantwoordelijkheid. Boutellier en anderen drukken deze uit in de zin van een nieuw sociaal contract tegen de achtergrond van groeiende diversiteit.
'Diversiteit zou een vanzelfsprekend onderdeel zijn van zo’n sociaal contract, een soort diversiteitspact, dat vooral lokaal zijn beslag zou kunnen krijgen. Het is er op gericht onze diversiteit productief te maken' (p.9).
Tot zover een samenvatting van Boutellier’s ‘Bericht aan de minister’ over het jaar 2016.
Wat me tegen deze achtergrond van belang lijkt als we denken aan de pedagogische opdracht van onze scholen en opleidingen is, dat we er niet komen met te wijzen op school of opleiding als waardengemeenschap en te wijzen op de daarvan afgeleide regels en gewoonten (‘zo gaan we hier met elkaar om’). Er is meer nodig dan gedeelde belangen of gedeelde waarden.
Ervaring van verbondenheid of ‘erbij horen’, engagement, bereik je niet door op waarden en afspraken te wijzen. Die gaan pas leven en ‘werken’ als er op intermenselijk niveau iets gebeurt. Als je elkaar hebt ontmoet als van betekenis voor elkaar. Je biedt aan en je ontvangt. Zo ontstaat relatie en zo ontstaat in die relatie overeenstemming over wat waardevol is, over waarden waarvoor je wil staan met elkaar. 'Waarden als resultaat van wederkerigheid' (Boutellier in gesprek met de auteur). Hier worden waarden dus niet voorop gesteld, maar ontstaan in de geleefde ervaring (het existentiële perspectief van Gert Biesta). Zo ontstaat een goede kans dat een schoolethos, dat sfeer of klimaat in school of opleiding gedragen wordt door de leerlingen of de studenten. Voorwaarde is wel dat leraren deze levende ervaring van wederkerigheid zien als onderdeel van hun pedagogische opdracht, dat zij inderdaad de diversiteitsuitdaging tegemoet treden door wederkerigheid te praktiseren. Zoals onlangs de onderzoeker Iliass el Hadioui ons duidelijk maakte: de lerarenkamer is de kraamkamer van het schoolethos.
Wat een school of opleiding als waardengemeenschap “in de maak” kan bijdragen aan het volwassen worden van haar leerlingen is aldus het vruchtbaar omgaan met (lokale) diversiteit. Dat is voor een instituut dat homogeen groepeert en normatief beoordeelt nooit gemakkelijk geweest. Het geeft elke leerling of student een plaats in een hiërarchie van verdiensten (prestaties) en wordt daarmee een meritocratie.
Echter, met hun schoolgang zetten jonge mensen hun eerste stappen in een samenleving die zij later zullen moeten kunnen en willen dragen. Daar hoort het bewustzijn bij dat de één daarbij niet meer of minder nodig is dan de ander. Op iedereen wordt gerekend. In omineuze termen, laar iedereen de ervaring hebben dat hij of zij erbij hoort, alleen al omdat we weten welke dramatische maatschappelijke gevolgen je afgewezen voelen en sociaal isolement in onze tijd kan hebben.
Zo mogelijk nog sterker dan voorheen geldt hier voor school en opleiding dat zij naar hun leerlingen en studenten kijken als potentieel volwaardig burger of volwaardig deelgenoot van een vreedzame en duurzame samenleving en niet als een potentieel onderwijsresultaat. Een pleit voor hernieuwde aandacht voor de pedagogische paragraaf van het onderwijswezen en voor zijn pedagogische opdracht.
'Geven, ontvangen, teruggeven', zo luidt de titel van het ‘Bericht aan de minister’ van Hans Boutellier. Het zijn de gebaren van je aangesproken en verantwoordelijk weten (Levinas en in zijn voetspoor Biesta).
Luc Stevens is emeritus hoogleraar orthopedagogiek en oprichter van het NIVOZ.
Reacties