'Tijd voor een opsteker, zodat ook dit kind weer verder kan'
29 september 2015
Vertwijfeling bij een kind in de groep van Mascha Groenman. Ze maken met drie een bordspel, maar het loopt niet zoals hij zou willen. Wat nu? Mascha looppt op het mannetje met een boze blik toe en gaat naast hem zitten. Een blog over opstekers, de kracht van een compliment, maar wel éen die niet te groot voelt. 'Tijd voor een opsteker, zodat ook dit kind weer verder kan.'Op het programma voor deze middag staat een les Vreedzameschool. We plannen deze lessen om en om in: de ene week de ene juf, de andere week de andere. Ik moet daarom even inlezen, maar zie al snel dat het over 'gevoelens' zou gaan. Daarover weten de kinderen veel te vertellen, want gevoelens hebben ze allemaal: ze zijn boos en verdrietig of blij. Een enkeling is weleens teleurgesteld en weer een ander voelt zich soms eenzaam. Ze kunnen er ook goed voorbeelden bij geven.
Wanneer een meisje vertelt dat ze een keertje boos was en bang tegelijk, toen iemand haar bij de fietsen in het hok hard vast pakte, valt groep 3 eerst stil. Om vervolgens en masse een mening te geven. Ik laat ze even en leg dan de boel stil. We praten over angst en wat dat met je doet. Sommige kinderen krijgen nachtmerries en andere pijn in hun buik.
Om de les positief af te sluiten, laat ik een aantal kinderen opstekers geven. 'Jij kunt goed voetballen. Jij kunt mooi tekenen. Ik vind jouw kleren zo mooi.' Dat is zo'n beetje wat klinkt.
Na de Vreedzameschool-les, gaan we verder met de les van vorige week: in tweetallen (en een enkel drietal) worden spelletjes gemaakt, die we gaan inzetten in het leescircuit.
De plannen zijn groots, de uitvoering bij een aantal ook. Een enkel groepje heeft een zetje nodig. Ze pakken op waar ze gebleven zijn en als het spel af is, moet het gespeeld worden, zodat ze kunnen zien of het klopt en speelbaar is.
Achterin is een drietal een bordspel aan het maken. Het wordt echt mooi en er is goed over nagedacht. En ook de samenwerking verloopt redelijk vlot. Tot een van de drie besluit om met hanenpoten op het laatste vakje: GEWONE te schrijven. 'Gewonnen....als je daar staat ben je de winnaar.' Hij knikt tevreden. Dat leidt tot een boze blik van nummer twee, die mij wanhopig aankijkt. Ik zie hem verwikkelt in een innerlijke strijd. Hij wil het anders, het zit anders in zijn hoofd. Maar hoe gaat hij dat nu duidelijk maken aan zijn medeleerlingen?
De andere twee pikken zijn signalen niet op en beginnen met het kleuren van een zee. Ze knikken elkaar zichtbaar tevreden toe. Ze zijn bijna klaar. Ik loop op het mannetje met de boze blik toe en ga naast hem zitten, terwijl ik probeer de andere kinderen in de gaten te houden. Hij steekt gelijk van wal: 'Ik bedoelde het anders. Maar als ik dat zeg, denken zij dat ik het niet goed vindt. Maar dat is niet zo. Het is alleen niet netjes. Hij moet dat netjes schrijven vind ik. En het eerst overleggen. Nu ben ik een beetje boos.'
Hij zwijgt. Kijkt wat vertwijfeld om zich heen.
Ik vraag hem wat hij nodig heeft om weer mee te kunnen doen met de andere twee. Dat weet hij wel: 'We kunnen elkaar beter opstekers geven. Dat is beter....dat is....fijn.'
Ehm.....en ik denk dat ik kan zeggen wat ik bedoelde.'
Ik vraag hem of ik hem een opsteker mag geven. Daar denkt hij even over na. Dan schudt hij zijn hoofd. 'Ik word heel erg gelukkig van opstekers van grote mensen en dat voelt zo....eh....zo...' Hij denkt na, rimpel in zijn voorhoofd: 'Groot....' besluit hij.
'Te groot?', vraag ik hem. Hij knikt.
Ik roep F. Ze komt erbij. Ik vraag of ze een opsteker heeft voor het kleine zorgelijke mannetje. F. - 6 jaar - staat doodstil en denkt diep na. Dan zegt ze: 'Jij hebt het plan gemaakt met de kaartjes. En je hebt ze heel netjes geplakt.'
Het mannetje klaart op: 'En jij hebt toen de hondjes gevouwen!'
Ze lachen elkaar toe.
'Weet je.' vertrouwt hij me toe: 'De kinderen zeggen opstekers die jij wilt horen. Zo doen ze dat. Ze zeggen dat dan, maar ze vinden het niet waar.'
'En F.?', is mijn vraag.
'Nee...F niet.'
'En weet je... ik probeer het wel te vertellen aan de kinderen. En ook aan de grote mensen. Maar ze luisteren zo vaak niet. De kinderen soms. De grote mensen nooit. Bijna nooit.'
We zwijgen naast elkaar. Ik probeer hem een opsteker te geven die niet te groot voelt voor hem. 'Jij kunt dat goed vertellen. Ik begrijp wat je bedoelt en dat vind ik fijn,' probeer ik.
'Jij luistert wel.' zegt hij.
Hij kan door met zijn spel.
Ik moet weer verder met de andere kinderen. En een warm gevoel.
Pareltjes moet je koesteren.
Mascha Groenman is leerkracht op een basisschool in Bergen en moeder van twee kinderen, waarvan de oudste PDD-nos en dyslexie heeft en de jongste hoog/meer begaafd is. Dit is haar eigen blog
Reacties