Stelling: ‘De overheid zou ouders en leerlingen zélf het geld moeten geven om onderwijs in te kopen’
20 april 2015
Van wie is het onderwijs, vraagt Gertjan Kleinpaste: ‘Van degene die het geeft of degene die het krijgt?’ Om vervolgens zelf te antwoorden: het onderwijs is van iedere volgende generatie en de huidige generatie is er om hen daarin te ondersteunen. Dan gooit hij de knuppel in het hoenderhok: zouden we het geld voor de bekostiging van het onderwijs dan ook niet in handen van leerlingen en hun ouders moeten geven? Gertjan lijkt het een logische stap, zo legt hij uit. Ouderwijs, eigenaarschap, de pedagogische relatie en het slijk der aarde: hoe verhouden die zich? Wat zeg jij?‘Money, money, money, must be funny in the rich men’s world’, zong de Zweedse popgroep Abba ooit. Geld is een vaak bezongen, merkwaardig ruilmiddel. Politiek gaat bij uitstek over het verdelen van geld. Dat wetende gaat het bestuurders van scholen en belangenbehartigers er vaak om bij de politiek een fors deel van de geldkoek te bepleiten.
Waarom begin ik hier nu over? Ik bezocht de presentatie van het onderwijsverslag 2013/2014, De staat van het onderwijs. Gelukkig met daarnaast ook twee mooie verslagen: De staat van de leerling 2015 en De staat van de leraar 2015. De opstellers, minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker maakten een vreugdedansje op het podium. Leraren geven hun eigen vak een 7,6. Een ruime voldoende dus. De onderwijsinspectie is positief over het brede palet aan onderwijsvisies, schoolconcepten en de vrijheid van onderwijs in ons land waardoor dit mogelijk is. Het aantal zittenblijvers daalt. Het aantal leerlingen dat succesvol een opleiding afrondt met een diploma stijgt, maar de onderwijsinspectie ziet wel dat het aantal leerlingen dat vanuit het voortgezet onderwijs doorstroomt naar de universiteit daalt. Er is een gerede zorg dat wij niet altijd en overal het beste uit de leerling weten te halen.
Ik ben ook heel positief over ons onderwijs en over de diversiteit er van. Toch knaagt er iets. In mijn ogen omzeilen wij een cruciale discussie in ons land: van wie is het onderwijs? In lezingen voeg ik aan die vraag, na een korte pauze, de volgende zin toe: ‘Van degene die het geeft of van degene die het krijgt?’ In mijn overtuiging is het onderwijs van iedere volgende generatie en is deze generatie er om hen daarin te begeleiden en te ondersteunen. Het onderwijs is dus van degene die het krijgt. Zonder te willen vervallen in een soort van ‘consumentisme’, denk ik dat leerlingen en hun ouders een veel invloedrijker positie in het onderwijsveld verdienen. Een manier om dat te bereiken, is om ouders meer invloed te geven over het de besteding van onderwijsgelden. Het plaatst ouders – uiteraard in het belang van hun kinderen – in de positie van ‘opdrachtgever’ van de school.
Als je onderwijs ziet als een professionele branche, een vorm van dienstverlening, dan hoort daarbij dat de invloed van “de klant” groeit. Bij dienstverlening – zo leerde ik ooit – vallen productie en consumptie samen. Anders geformuleerd: het is een proces van “co-creatie”.
Over 'klanten', co-creatie en consumentisme
Dat brengt mij terug bij het onderwerp waarmee ik dit blog begon: geld. In ons land wordt het geld, de bekostiging van bovenaf geregeld. Het ministerie verstrekt via gemeenten en schoolbesturen geld aan scholen waar leraren leerlingen onderwijzen. Bij de school meldt zich een klant, de ouder met een leerplichtig kind, dat op die school onderwijs wil afnemen. Wat zou er nu gebeuren als wij die ouder de portemonnee zouden geven om dat onderwijs echt in te kopen? Wat zou er nu echt gebeuren als de keuze van de ouder direct van invloed wordt op de inkomsten van de school?
Het zou, daar ben ik van overtuigd, de relatie tussen de leraar en de ouder – liever nog de driehoek leraar, ouder, kind – versterken. In die interactie, in dat heel belangrijke contact vindt immers de co-creatie plaats. Zoals in een aantal andere sectoren ontstaat er een gezonde relatie tussen de professional en zijn ‘afnemers’. In die relatie worden de criteria waarlangs de ouder (of het kind) de keuze voor een school bepalen ook helderder. Net als bijvoorbeeld bij de keuze voor een zorgverzekeraar kan daaronder de afspraak liggen dat de ouder – de ‘klant’ of co-producent zo u wenst – eens per jaar van school kan en mag veranderen. Dat zal in de praktijk niet snel gebeuren, maar over de transactie tussen de school en de budgethoudende ouder wordt wel intensiever gesproken. Het zwaartepunt van alles wat er in het onderwijs gebeurt, verschuift daarmee naar de belangrijkste interacties; de interactie in de driehoek kind, leerkracht en ouder. De kwaliteitstoetsing zou dan, meer dan nu het geval is, over de kracht van die interacties en het effect er van op de ontwikkeling van het kind kunnen gaan.
Natuurlijk kleven er voor- en nadelen aan zo'n fundamentele wijziging in de geldstromen en ligt ‘consumentisme’ op de loer. Hoewel ook in de huidige systematiek ouder en kind steeds meer tot consument worden en de leerkracht veel eenzijdiger dan in mijn voorstel het proces steeds vlot trekt.
Pleidooi: 'Geef ouders een "persoonsgebonden onderwijsbudget"'
Voor de goede orde: ik sta in dit pleidooi niet alleen. Al vaker wordt er, onder andere vanuit organisaties voor de belangenbehartiging van ouders, bepleit dat een persoonsgebonden budget in het onderwijs een positief effect zou kunnen hebben. Er is al eens een petitie over geweest, die ik voluit steunde. Ik schrijf dit blog ook om u als lezer te prikkelen hierover uw eigen opvatting te vormen. Ik hoop dat ik u uitdaag hierover na te denken. Het af te wijzen of te omarmen. Belangrijker misschien nog, om er vragen over te stellen.
Ik zoek in een politiek landschap dat fragmenteert, in een samenleving waarin politieke partijen aan ledental inboeten en waar een groeiend percentage van de bevolking sceptisch is over ‘de politiek’ in generieke zin naar mogelijkheden en scenario's om burgers meer invloed te geven. Ik bepleitte in een Tegenlicht Meet-Up al eens een systeem om ondernemers en hun werknemers ruimte te geven een deel van de belastingafdracht zelf te mogen bestemmen. Mijn idee achter een 'persoonsgebonden onderwijsbudget' is ook om ouders (burgers) meer directe invloed te geven om het onderwijs aan hun kinderen en op de kwaliteit daarvan. In talloze projecten en activiteiten wordt er gewerkt aan ouderbetrokkenheid. Ik denk dat mijn voorstel deze betrokkenheid goed waarborgt.
Ik ben er daarom voorstander van ouders een budget voor het scholen van hun kind te geven (een persoonsgebonden budget in jaarporties) waarmee zij hun voor hun kind in de periode van 4 t/m 18 jaar onderwijs kunnen inkopen. Na dat 18e levensjaar ligt die verantwoordelijkheid, bij de keuze voor vervolgopleidingen of andere ontwikkelingsrichtingen, bij de jongere zelf. Die is immers dan volgens de wet volwassen.
Juist in een land met zoveel diversiteit in het onderwijs, waar de vrijheid van onderwijs een groot goed is, zou het heel logisch zijn om ouders en kinderen zeggenschap te geven over het budget waarmee de scholen van hun keuze het onderwijs vormgeven. Het legt de verantwoordelijkheid daar waar zij thuis hoort, versterkt het proces van co-creatie en zet leraren in hun professionele kracht.
Gertjan Kleinpaste is voormalig schoolleider en onderwijsbetrokkene. Hij werkt vanuit RedShoe Keynotes / AndereBlik.com en is oprichter van de ‘metaforenfabriek’.
Reacties