Portret van een leraar: ‘Jezelf een vraag stellen, daarmee begint het verzet'
8 oktober 2014
In het samengestelde boek 'Het Alternatief, weg met de afrekencultuur' houdt leerkracht Hester Ijsseling - een van de vele auteurs - een vurig pleidooi voor het ontwikkelen van een eigen taal om met elkaar over onderwijs te spreken in plaats van beleidstaal te papegaaien. Dat doet zij vanuit beroepsopvatting, levensbeschouwing en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Reden voor Lidy Peters om IJsseling op te zoeken op haar school De Kleine Reus. Een portret dat eerder is gepubliceerd in magazine Betere Begeleiden van de LBBO. IJsseling: 'Voorkom zeker weten.'In het door jou geschreven hoofdstuk ervaar ik een prachtige koppeling van filosofisch denken aan een ingewikkelde onderwijstaak. Ben je als leerkracht filosofie gaan studeren of als filosoof een onderwijsopleiding gaan volgen?
‘Ik ben na de middelbare school filosofie gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1997 ben ik gepromoveerd tot doctor in de wijsbegeerte. Na een aantal jaren als Nietzsche-onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen te hebben gewerkt, begon de academische wereld me te knellen. In 2000 heb ik afscheid genomen en ben de pabo gaan doen. Inmiddels werk ik ruim tien jaar in het primair onderwijs, maar de filosofische attitude is nog altijd - en zelfs meer dan ooit - verbonden met mijn beroepsopvatting als leraar.’
Je blog heeft als motto een citaat van Remco Campert: ‘Jezelf een vraag stellen, daarmee begint het verzet, en dan die vraag aan een ander stellen.’ Welke vraag stel je jezelf als leerkracht het dringendst en aan wie wil je die vraag vervolgens ook stellen?
‘Dat motto heb ik pas recent boven mijn blog geplaatst. Op zich ben ik helemaal niet zo gericht op verzet. Mijn avatar (profielfoto op twitter en blog) verbeeldt de Vrede, en als je goed kijkt zie je dat ze heel relaxt op haar harnas rust. Ik zoek geen strijd. Maar soms is het wel nodig je stem te verheffen. De keuze voor het motto van Campert hangt nauw samen met iets dat me momenteel sterk bezighoudt. In Amsterdam heeft het Breed Bestuurlijk Overleg samen met onderwijswethouder Pieter Hilhorst een stichting opgericht, Beter Primair Onderwijs genaamd, die een opbrengstgerichte kwaliteitscontrole gaat uitoefenen op alle Amsterdamse scholen. De aanpak lijkt al in beton gegoten, het handboek is al gedrukt.
Het heeft mij onaangenaam getroffen dat dit top down gedropt is, zonder ruggespraak met de leraren, terwijl het toch de leraren zijn die de kwaliteit van het onderwijs daadwerkelijk moeten waarborgen. Ik stel mezelf de vraag hoe we als leraren de speelruimte kunnen vinden om dit initiatief naar ons toe te trekken, want ik kan niet aanvaarden dat leraren worden behandeld als onmondige kinderen - sterker nog, op een manier waarop leraren kinderen allang niet meer behandelen. Via blog en twitter en in de personeelskamer stel ik mijn collega’s in het primair onderwijs de vraag: wat is jouw opvatting van goed onderwijs? Hoe denk je daar het beste voor te kunnen zorgdragen?’
Je hebt er moeite mee dat je verantwoording moet afleggen aan externe controleurs die geen oog hebben voor de maatstaven die jij als leerkracht hanteert en je eigenlijk bij voorbaat al passeren, beschreef je in ‘Het Alternatief’.
‘Dat zoiets kan gebeuren - de oprichting van zo’n kwaliteitsbureau door besturen en gemeente - heeft te maken met het feit dat teveel leraren in het primair onderwijs geen visie uitdragen en niet weten, of in elk geval niet laten horen, waar ze voor staan. En ja, als je die ruimte niet vult, dan stapt een ander erin. Inmiddels heb ik een groep Amsterdamse denkende leraren bij elkaar die zich voorbereidt om samen met bestuurders en gemeente tot een gelijkwaardige dialoog te komen over invulling en vormgeving van de kwaliteitsaanpak. De vraag die daarbij centraal staat is: wat is goed onderwijs en hoe dragen we daar met elkaar het beste zorg voor? Bestuurders zouden denkende teams in het verwezenlijken van hun zelf geformuleerde ambities moeten faciliteren, in plaats van hen volkomen te negeren en in hun beroepseer te krenken.’
In je levensbeschouwing en beroepsopvatting als leraar stel jij centraal: de kunst om het zeker weten te voorkomen. Kun je uitleggen waarom je dit zo belangrijk vindt voor jezelf als leerkracht en voor de leerlingen?
‘In de klas is het belangrijk een zeker ontzag te hebben voor de uiteindelijke onkenbaarheid van de ander. Je kunt je verdiepen in een kind, je kunt heel betrokken zijn bij wat een leerling nodig heeft, je kunt de ambitie hebben aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind, maar uiteindelijk moet je altijd de bescheidenheid bewaren dat al je ideeën daarover slechts interpretaties zijn. Leraren kunnen vanuit hun leiderspositie gemakkelijk in de val trappen dat ze denken te weten wat een kind bezielt, waarom een kind achterstevoren zit of voor zijn beurt praat of slordig schrijft of zijn werk niet af heeft. Het is belangrijk altijd de mogelijkheid open te houden dat het anders is dan jij denkt.
Zolang je dat voor mogelijk houdt, kijk je beter naar je leerlingen en blijf je jezelf en de ander vragen stellen. Het maakt dat je met je leerlingen in gesprek blijft over wat er aan de hand is.
Lees verder
Lidy Peters is onder meer Intern Begeleider op de Violenschool in Hilversum. Ze schrijft over onderwijs en opvoeding, onder meer voor het magazine van de Landelijke Beroepsgroep voor Begeleiders in het Onderwijs --> lbbo.nl
Reacties