Petra Ponte’s strijd voor rechtvaardig onderwijs
9 augustus 2015
In 2008 ging het lectoraat Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis, onder leiding van Prof. dr. Petra Ponte, aan de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht van start. Bij de afsluiting in 2012 is het boek Rechtvaardig onderwijs (Verbeek & Smit, 2012) verschenen waarin naast Ponte een aantal auteurs hun plaats bepalen ten opzichte van het onderwerp het handelen van leraren in de onderwijscontext: de ‘educatieve praxis’. De boodschap? ‘Durf kritisch te zijn en je plaats te bepalen ten opzichte van het door ons geliefde onderwijs.’In het voorwoord van het boek kadert Drs. Ben Smit (kenniskringlid en mede-redacteur) Ponte’s centrale hartenkreet: rechtvaardig onderwijs: ‘Naast vaardigheid (competentie) in onderwijs en onderzoek speelt rechtvaardigheid (eerlijkheid, verantwoordelijkheid, autonomie, zorgvuldigheid, betrokkenheid) in deze bijdragen een belangrijke rol.’
Lees het hele voorwoord: Voorwoord_Smit_2012
Daarnaast delen we ook het eerste hoofdstuk van Petra Ponte zelf. Zij verdedigt in haar stuk de pittige stelling: Vaardig onderwijs is nog geen rechtvaardig onderwijs. Hoe zij deze stelling uiteenzet en welke consequenties hieruit volgen kan hieronder gelezen worden.
Vaardig onderwijs is nog geen rechtvaardig onderwijs
Positiebepaling in het lectoraat ‘Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis’
In 1992, tijdens de perestrojka- en glasnostperiode in de voormalige Sovjet-Unie, initieerde Oleg Gazman en zijn team van het Institute for Pedagogical Innovations (in Moskou) talrijke vernieuwingen op het gebied van leerlingbegeleiding. Deze vernieuwingen stonden in het teken van de democratisering van het Russisch onderwijs die werden gesteund door de toenmalige minister van onderwijs Dneprov. De helaas vroegtijdig overleden Oleg vroeg ons destijds: ‘Hoe ziet jullie democratisch onderwijs eruit?’. Hij bedoelde daarmee niet het recht op deelname aan het onderwijs, want dat recht bestond ook tijdens het totalitaire Sovjetregime. Hij doelde wel op de vraag hoe via interactie en communicatieprocessen in de dagelijkse praktijk van ons onderwijs recht gedaan wordt aan de eigenheid en mogelijkheden van individuele leerlingen.
Op het moment dat hij zijn vraag stelde, realiseerde ik me dat ik met lege handen stond; dat wij in Nederland fundamentele vragen over hoe met leerlingen om te gaan en met welk doel niet meer gewend waren te stellen. Oleg’s vraag luidde voor mij dan ook een lange periode in van samenwerking met Amerikaanse, Engelse, Nederlandse en Russische opleiders, onderzoekers en leraren binnen verschillende internationale projecten. Later kwam daar ook de samenwerking met verschillende universiteiten in Australië en de Scandinavische landen bij. Het leidmotief was en is nog steeds een gezamenlijke zoektocht naar de wijze waarop rechtvaardig onderwijs gestalte kan krijgen.
Het lectoraat ‘Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis’ bouwde voort op de ervaringen in al deze projecten. Zo stelde ik in mijn entreerede (Ponte, 2009) – bedoeld als positiebepaling van het lectoraat – dat we het gedrag van leerlingen wilden onderzoeken als praxis. Dat wil zeggen als interactie tussen leerlingen en leraren in een sociale context. Een interactie die altijd betekenis heeft in termen van de inherent aanwezige ‘mores’; dus in termen van wat pedagogisch als gewenst of ongewenst gezien wordt of kan worden. Ik stelde ook dat we ons daarbij in het bijzonder wilden richten op de intrinsieke – dus altijd aanwezige – betekenis van onderwijsgedrag in termen van sociale rechtvaardigheid voor kwetsbare leerlingen.
Lees verder: Vaardig onderwijs_Ponte_2012
Reacties