Pedagogisch contact of duidelijke kledingvoorschriften? 'In gesprek blijven, bevragen en doorvragen zijn onmisbare instrumenten om het contact zuiver te houden. En dan nog.'
25 april 2016
'We moeten op tijd opstaan om naar werk of school te gaan, ook al is het lichaam nog moe. We eten op min of meer vastgestelde tijden, niet als we honger hebben. Er wordt verwacht dat we stil op een stoel zitten, terwijl ons lichaam behoefte heeft om te bewegen.' Jasja van den Brink onderzoekt de verhouding die we in deze westerse maatschappij - en in deze tijd - tot ons lichaam hebben. 'Het lichaam is er om gebruikt te worden, in dienst te staan, meer niet.' In een nieuwsbericht op een Haagse basisschool waarin de directrice de jonge kinderen van duidelijke kledingvoorschriften voorziet, ziet Jasja een relatie met onderwijs- en opvoedingsvraagstukken: de neiging tot protocollen en instrumentele oplossingen en daarmee de afbreuk aan de pedagogisch relatie. 'In gesprek blijven, bevragen en doorvragen zijn onmisbare instrumenten om het contact zuiver te houden. En dan nog.'Het stond op 20 april 2016 gewoon in de krant:
Op katholieke basisschool De Paradijsvogel in Den Haag gelden duidelijke voorschriften: meisjes die make-up dragen of hemdjes met spaghettibandjes, worden geweerd.
'Als ik vind dat de kleding van een leerling niet past binnen de fatsoensnormen op school, bel ik de ouders op,' zegt directrice Nieke Opstal-Klint in het AD. Met haar strikte kledingvoorschriften wil de directrice behalve de leerlingen ook het personeel tegen zichzelf in bescherming nemen. 'Meisjes hebben in groep 5, 6 soms al vrouwelijke vormen zonder dat zij door hebben dat ze daarmee gevoelens bij sommige mannen kunnen losmaken. Ik wil niet in de situatie komen dat een meester de hele dag uitkijkt op meisjes zonder bh in strakke hemdjes. Als ouders hem dan beschuldigen van gluren, heb je geen verweer. Die strijd verlies je altijd als leerkracht.'[1]
Logischerwijs stak er een storm van protest op: Slutshaming! En kwam er bijval van de ‘normen- en waarden fetisjisten’, zoals James Worthy ze noemde. Daarnaast concludeerde hij fijntjes ‘…dat het dus onfatsoenlijk is dat die meisjes zich als 'hoeren' kleden, maar het niet onfatsoenlijk is om een schoolgaand tienermeisje een hoer te noemen’ [2].
Ik ben het overigens volmondig met hem en Meester Bart eens, die over de kwestie tweette: Best schrijnend dat docenten in de jaren '90 al moeilijk deden over naveltruitjes en er anno 2016 nog steeds niet overheen zijn. Maar daar gaat het mij even niet om, iedereen heeft een mening: gefeliciteerd. Wat mij interesseert zijn de concepten die achter deze overtuigingen zitten en waar de hele maatschappij van doordrenkt is.
Even voor de context: Sinds dit voorjaar participeer ik in het traject Pedagogische Tact en Leiderschap van het NIVOZ. Dat levert mij veel op; ik vind het heerlijk om het met een groep min of meer gelijkgestemden over onderwijs en onderwijsgerelateerde vragen van gedachten te wisselen. Zo was er op 14 april jl een bijeenkomst waarbij in de ochtend gelegenheid was om vragen te stellen aan Simone Mark naar aanleiding van haar boek en ideeën over Pedagogisch Contact. Ik had hier al wel over gehoord, maar me er nog niet zozeer in verdiept en was wel nieuwsgierig naar de inhoud en de vragen die het bij mij op zou roepen. Op de website pedagogischcontact.nl lees ik het volgende: Overheden en instellingen hebben uit angst voor incidenten en excessen gekozen voor een instrumentele aanpak met als doel fysiek contact met kinderen te beperken of zelfs te verbieden. Deze protocollering ontkent echter het existentiële niveau van de pedagogische relatie, waarin opvoeder en kind elkaar ontmoeten ‘van mens tot mens’.
Precies de kwestie die nu op De Paradijsvogel speelt. Daar is wat voor te zeggen: We vinden het lastig om aan te geven waar de grenzen liggen, dus we verbieden het gewoon. Helder. De consequentie is echter dat hiermee voorbij gegaan wordt aan het volgende:
In de pedagogische relatiestaat de kwaliteit van de ontmoeting - een wederzijdse gevoelsmatige wisselwerking - centraal. Daarbij is tactvol handelen van de leraar geboden. Contact kan gezien worden als de verbinding die nodig is om tactvol te kunnen handelen. Contact ontstaat door de uitwisseling van gevoelens en gedachten die de ander raken. Bij fysiek contact is er sprake van lichamelijke nabijheid tussen leraar en leerling, waarbij een wisselwerking plaatsvindt.
De informatie leidde bij mij tot een nadere beschouwing over de verhouding tot ons lichaam en die tot de geest/het verstand, wat leidde tot de volgende stellingen:
In onze huidige maatschappij staat het belang van het lichaam onder dat van de geest. We conditioneren onszelf en onze kinderen om hierin mee te gaan. We moeten op tijd opstaan om naar werk of school te gaan, ook al is het lichaam nog moe. We eten op min of meer vastgestelde tijden, niet als we honger hebben. Er wordt verwacht dat we stil op een stoel zitten, terwijl ons lichaam behoefte heeft om te bewegen. Zwanger? Gefeliciteerd, maar wel gewoon doorwerken tot je verlof. En dan zo snel mogelijk weer deelnemen aan het arbeidsproces.
De geest moet wel sterk zijn, want het vlees is zwak. Het lichaam wordt gezien als het ondergeschikte omhulsel van de geest. Het is er om gebruikt te worden, in dienst te staan, meer niet. Met als uiterste consequentie de vrouw als zielloos lustobject en de man als gedienstig kanonnenvlees.
Wat vervolgens leidde tot de volgende vragen - variërend van vrij concreet tot meer filosofisch - aan Simone Mark over Pedagogisch Contact:
- Zouden we ons als maatschappij niet evenwichtiger ontwikkelen als we in de - schoolse en buitenschoolse - opvoeding meer aandacht besteedden aan de behoeften van en het omgaan met het lichaam? Zouden de grenzen van wat wel en niet gewenst is qua aanraking, dan niet als vanzelf helder zijn?
- Is er volgens jou een link tussen onze verhouding tot de aarde en onze verhouding tot ons lichaam? Dat de aarde niet iets is om te exploiteren, - met geweld- te nemen, maar om in dankbaarheid en met eerbied van te genieten?
- En zou het niet zo kunnen zijn dat de onderwaardering van ons lichaam indirect kan leiden tot excessen als oorlog en terrorisme? De overtuiging van de geest wordt zo van belang geacht dat het lichaam van jou en anderen daar zonder pardon voor geofferd mag/moet worden?
Simone kon zich in de strekking van de eerste vraag vinden en gaf mooie voorbeelden van waar het soms ‘fout’ ging en tot welke verkramping dat kan leiden.
Aan de laatste twee vragen zijn we niet toegekomen, aangezien het thema wat besproken werd zoveel reacties opriep dat het gesprek binnen de tijd houden een goede uitdaging was. Want waar ligt die grens dan precies, wat doe je als een leerkracht een kietelspelletje bedenkt en jij dat als kind vreselijk vindt? Ben je als 7-jarige in staat om je lichamelijke integriteit te bewaken of is het aan de volwassene om hier tactisch mee om te gaan? En wat als de volwassene hier blind voor is?
Wat tegelijkertijd heel mooi aangeeft hoe complex de materie is. Hoe lastig het soms is om het goede te doen, ook in de ogen van de leerling. Want onderwijs is mensenwerk. En mensen zijn soms onhandig, maken fouten, voelen niet aan wat wel en niet gewenst is. In gesprek blijven, bevragen en doorvragen zijn onmisbare instrumenten om het contact zuiver te houden. En dan nog.
Wat mij in ieder geval niet gewenst lijkt, is om de menselijke omgang in scholen te beperken tot uitsluitend het mentale niveau. Ik wens De Paradijsvogel heel veel sterkte en wens de leerlingen toe dat ze hun weelderige veren vol zelfbewuste trots aan de buitenwereld mogen laten zien.
Jasja van den Brink is pedagoog, onderwijstrainer en –coach en moeder van drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Meer op de website van Raafels.
Reacties