Parrèsia: 'Weg met de leiders, weg met de hiërarchieën. Of..?'
10 maart 2014
Het is niet zo moeilijk om een stukje te schrijven over hoe slecht managers en bestuurders in het onderwijs zijn, vindt Hartger Wassink. Hoe zeer gericht op hun salaris of status en hoe ze het leven van docenten zuur maken. De voorbeelden liggen voor het oprapen en het haakt aan bij een sjabloon dat in de afgelopen jaren steeds scherper is uitgesneden. Maar wat schieten we ermee op?, zo vraagt hij zich af. 'Zo lang we elkaar in algemene termen zwart blijven maken, is het niets anders dan het uitventen van rancune, het vasthouden aan gestolde opvattingen over hoe het ooit had kunnen zijn. Het verwijst zowel naar een mythe van een niet-bestaand verleden als een utopie van een onrealistische toekomst.' Zijn onderzoekende blog: 'Jij eruit, of ik eruit. Wie durft dat aan?'In het gesprek over hoe het verder moet met het onderwijs komt voortdurend de (hardnekkige) tegenstelling tussen leidinggevenden en leraren terug. Het is misschien wel begonnen met de beroemde Raiffeisen-lezing van Geert Mak uit 2004. Daarin werden managers afgeschilderd als een ‘kaste’ gericht op zelfverrijking en eigenbelang, een ‘korst van gewichtigdoenerij’–ik citeer uit mijn hoofd (update: zie voor nuancering van het citaat de reacties onder dit artikel). In NRC Handelsblad krijgt Leo Prick al jarenlang ruimte voor vergelijkbare, maar minder eloquent geformuleerde praatjes. Maar wat is daar nou erg aan, zullen sommigen zich afvragen? Leiders zijn toch ook slecht, door de bank genomen? En docenten hebben het toch ook moeilijk? Dat moet toch gezegd kunnen worden?
Dat ‘gezegd kunnen worden’ heeft ook een naam: parrèsia, ofwel het vrijmoedig spreken. Hester IJsseling - leerkracht in Amsterdam - brak daar een lans voor, in de twitterdiscussie die ontstond na een blog van VO-collega en mede-auteur van Het Alternatief René Kneyber. Maar het zat me dwars, en in dit stukje wil ik onderzoeken waarom.
Het is niet zo moeilijk om een stukje te schrijven over hoe slecht managers en bestuurders in het onderwijs zijn. Hoe zeer gericht op hun salaris of status en hoe ze het leven van docenten zuur maken. De voorbeelden liggen voor het oprapen en het haakt aan bij een sjabloon dat in de afgelopen jaren steeds scherper is uitgesneden. Maar wat schieten we ermee op? Zo lang we elkaar in algemene termen zwart blijven maken, is het niets anders dan het uitventen van rancune, het vasthouden aan gestolde opvattingen over hoe het ooit had kunnen zijn. Het verwijst zowel naar een mythe van een niet-bestaand verleden als een utopie van een onrealistische toekomst.
Deze manier van argumenteren impliceert dat er eenvoudige oplossingen zijn. Weg met de leiders, weg met de hiërarchieën. Dan krijgen docenten de ruimte die ze toekomt, en dan zullen onze problemen voorbij zijn. Of, als er dan toch leiders moeten zijn: we behandelen ze allemaal met Witte Reus, zodat er geen slechte leiders meer zijn. Iedereen blij en ze leefden nog lang en gelukkig. Maar de kans is groot dat de docenten, die het dan helemaal zelf mogen weten, het ook niet altijd weten. Dat zij ook fouten maken, elkaar het leven zuur maken soms. Elkaar de ruimte niet gunnen, of een hak zetten. Voor eigen gewin gaan, soms; aan hun hypotheek denken, in plaats van aan hun leerlingen. Ook hiervan liggen de voorbeelden voor het oprapen, wie wel eens binnen de muren van een school gekeken heeft. Deze voorbeelden komen alleen minder gauw in de krant.
Vrijuit spreken van de waarheid
Hieruit volgt dat het niet in de groep zit, maar in de persoon. En misschien wel in iedere persoon. Wie zal van zichzelf zeggen dat hij of zij perfect is? Geen fouten maakt? Nooit een hork is, en wel eens te snel aan zichzelf denkt, in plaats van aan het belang van een ander? Het is een menselijk tekort, waar iedereen voortdurend op moet letten. Iedereen heeft daarom de spiegel van een ander nodig die af en toe ongezouten de waarheid zegt. Dat is parrèsia: het vrijuit spreken van de waarheid. Sterker, bij parrèsia gaat het om zodanig vrij spreken, dat de spreker zichzelf in levensgevaar brengt tegenover de machthebber.
Zo’n stukje tegen managers lijkt daar een voorbeeld van, maar is het niet. De spreker houdt het algemeen, en dus veilig. Geen machthebber die zich persoonlijk aangesproken hoeft te voelen, en daarmee geen daadwerkelijk persoonlijk gevaar voor de spreker. Het zou parrèsia zijn, als de spreker zich rechtstreeks richt tot zijn eigen leidinggevende, en daar zijn mening uitspreekt. Dat is veel spannender, omdat het, als het gesprek misloopt, consequenties kan hebben: 'Jij eruit, of ik eruit.' Wie durft dat aan?
Ik ben daar overigens erg voor. Ik zou willen dat er meer leraren ‘nee’ zouden zeggen. ‘Nee’ tegen een overmaat aan toetsen, een overmaat aan papierwerk dat nauwelijks meer iets toevoegt in termen van verantwoording. ‘Nee’ tegen het optuigen van een bureaucratie waar het kind in verdwijnt, terwijl het daarom begonnen is. ‘Nee’ tegen dure studiedagen en cursussen waar niemand wat aan heeft. En ‘nee’ tegen een politiek die het onderwijs reduceert tot een schakeltje in een beperkt economisch-wetenschappelijk discours.
Als je dat ‘nee’ persoonlijk uitspreekt, beheerst, omkleed met argumenten en bereid bent te luisteren naar het weerwoord, ontstaat er ook iets anders, als het goed is.
Er is de kans om een gesprek aan te gaan over waar het dan wél over moet gaan in het onderwijs. Als je tegen iets bent, heb je de verantwoordelijkheid om ook te benoemen waar je voor bent.
Daar is in het onderwijs maar één antwoord op: de leerling, de goede ontwikkeling van jonge mensen. Als we daarover met elkaar in gesprek komen, leraren, leidinggevenden, wetenschappers, politici, wie dan ook, dan raken we aan onze bron, aan de drijfveren waarom we ons werk doen. Dan kunnen we samen zoeken naar mogelijkheden om die goede ontwikkeling dichterbij te brengen, in plaats van te blijven hangen in het benoemen van de obstakels. Dan gaan we zoeken naar waar we elkaar kunnen versterken in onze rollen, in plaats van te klagen over waar we last van hebben. En laten we ons erop voorbereiden dat we zullen tekortschieten, dat we fouten gaan maken. Dat doen leerlingen ook, voortdurend. En dan helpen we ze om het nog eens te proberen, maar dan beter. Die houding is niet alleen nuttig in de klas.
Hartger Wassink is als organisatiepsycholoog altijd actief geweest op het grensvlak van onderzoek en advieswerk in de onderwijssector. Vanaf augustus 2013 is hij bij het NIVOZ een van de mensen die het onderzoeksforum handen en voeten geeft. Hij blogt via zijn eigen website De Professionele Dialoog.
Reacties