Over kleuters en kleuterjuffen: 'Alsof gras harder gaat groeien als je eraan trekt...'
7 januari 2016
'Kleuters zijn gericht op hun binnenwereld en zij reageren op de wereld vanuit hun innerlijke prikkels. Ze ‘groeien’ van binnen naar buiten... Als je bij hen iets wilt bereiken, is je startpunt hun belevingswereld.' Jack Provily blikt terug op de transitie van kleuter en lager onderwijs naar basisonderwijs. Hij beschrijft zijn eigen ervaring in het werken met kleuterleidsters en hoe hun kennis en ervaring hem inspireerden bij het inrichten van een nieuwe school in Hellevoetsluis, en hij kijkt vooruit, naar hoe het straks en nu zal zijn als deze inspirerende mensen niet langer deel uitmaken van het onderwijspersoneel. Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Kinderwijz.Het is dit jaar exact 30 jaar geleden dat de wet op het Basisonderwijs in werking trad. Hierdoor verdween de kleuter- en lagere school en was de basisschool een feit. De bedoeling was om de overgang van kleuter- naar lagere school voor kinderen zo klein mogelijk te maken. De basisschool zou zorgen voor ononderbroken leerlijnen en de overgang van groep 2 naar groep 3 zou een overgang zoals in alle andere leerjaren worden.
Tevens zorgde de nieuwe wet ervoor dat de opleiding voor kleuterleidsters (KLOS: Kleuter Leidster Opleiding School) werd opgeheven en samen met de Pedagogische academie (de voormalige Kweekschool) in 1985 opging in de PABO (Pedagogisch Academie Basis Onderwijs).
Nu, na ruim 30 jaar, zijn de laatste leerkrachten die opgeleid zijn op de KLOS, aan het afscheid nemen: Wat betekent dit voor het onderwijs en voor het jonge kind?
Ruim voor de wet op het basisonderwijs operationeel werd, is op grote schaal geëxperimenteerd door kleuter- en lagere scholen, in opdracht van het ministerie van Onderwijs. Voorwaarde voor deelnemende scholen was om de overgang van groep 2 naar groep 3 zo soepel mogelijk te laten verlopen. Er zou uitgebreid gerapporteerd worden zodat alle scholen in Nederland gebruik konden maken van de ervaringen van deze proefscholen.
Zelf was ik een van de gelukkigen die mee kon doen met dit experiment. Het leek voor ons relatief eenvoudig. Een nieuwe school in een nieuw schoolgebouw met een nieuw team in een nieuwe wijk in Hellevoetsluis, een groeigemeente in de omgeving van Rotterdam. Wij konden gelijk starten met een gezamenlijke missie en visie op onze nieuwe basisschool.
De wereld van leerkrachten van kleuters bleken echter in grote mate te verschillen van die van de leerkrachten van de oude lagere school. We begrepen elkaar niet, ondanks alle inspanningen. Toen dat uiteindelijk na veel tijd en veel praten en luisteren wel lukte, groeide bij ons het besef dat de kleuterleidsters zich richtten op de ontwikkeling van het individuele kind terwijl bij de leerkrachten van de lagere school de leerstof in relatie tot de kinderen centraal stond.
Het betekende voor ons dat wij besloten dat het fundament van de basisschool moest liggen bij de visie van de kleuterleidsters. De lagere school zou zich moeten aanpassen aan de kleuterschool. In groep 3 moest het onderwijs anders ingericht worden. Met dat als prioriteit zijn we de school gaan vormen.
We beseften dat jonge kinderen zich anders ontwikkelen dan schoolkinderen. Een kleuter is geen ‘schoolkind’. Rond het zesde levensjaar zien we de meeste kleuters veranderen in schoolkinderen. Bij sommigen is dat als ze net vijf jaar zijn terwijl anderen pas die stap maken als ze bijna acht zijn.
Aansluiten bij de belevingswereld
Kleuters zijn gericht op hun binnenwereld en zij reageren op de wereld vanuit hun innerlijke prikkels. Ze ‘groeien’ van binnen naar buiten... Als je bij hen iets wilt bereiken, is je startpunt hun belevingswereld.
De relatie met de leerkracht is nog belangrijker dan in latere jaren, jongere kinderen zijn meer met hun eigen verhaal bezig dan met dan van de andere kinderen, regelmaat is een voorwaarde, ze kunnen met aandacht hun eigen keuze uitvoeren maar bij een verplichte taak nauwelijks concentratie opbrengen, visuele ondersteuning is noodzakelijk en hun fantasie is zonder grenzen.
Wij leerden van onze collega-kleuterleidsters dat we betekenisvolle situaties in groep 3 moesten creëren als we wilden aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
We hebben dat gedaan door bijvoorbeeld hoeken te organiseren zoals de kinderen dat in groep 1 en 2 gewend waren en we lieten kinderen starten met het leesprogramma wanneer zij eraan toe waren en de werkvormen hierbij werden concreter van aard, beter passend bij leerlingen van deze leeftijd.
Door deze aanpassingen sloot het onderwijs in groep 3 beter aan bij de leerlingen en ontstond er een logische overgang van de kleutergroepen naar groep 3. Het onderwijs in groep 4 bleef programmagericht zoals het altijd al was. Logisch dat de moeizame overstap van groep 2 naar groep 3 zich bij ons verplaatste van 3 naar 4!
Uiteindelijk besloten we om ons onderwijs in te richten op basis van thema’s en daarmee ontstond ook onze interesse voor ontwikkelingsgericht onderwijs en hebben we getracht om dat vorm te geven in de hele school. Door leerlingen goed te observeren en de ontwikkelingslijnen te weten, wisten we welk volgende stapje we leerlingen moesten aanbieden om hen te laten groeien. Een werkwijze die voor de kleuterleidsters altijd al de basis voor hun handelen vormde.
In mijn carrière heb ik geleerd dat er in groep 3 vaak nog veel kleuters zitten. Het zijn nog niet de schoolkinderen zoals ze later wel zijn. Dat betekent dat wat we aanbieden in groep 3 bij een aantal kinderen beter moet aansluiten bij hun innerlijke wereld. Als ik in de praktijk zie dat scholen moeten handelen met herfstsignaleringen en leesprotocollen, vraag ik me dus af of we wel rekening houden met die kleuters in groep 3...
Kleuterleidsters zijn ooit opgeleid om in groep 1 en 2 een leeromgeving te creëren, om de kinderen spelend te laten ontdekken, om met concrete materialen te werken en om uit te gaan van een open leersituatie (de binnenwereld van het kind is uitgangspunt). In groep 3 zien we vaak een methodische aanpak, met trainen en aanleren van kennis en vaak werken de kinderen op papier. Van een open leersituatie is geen sprake meer, de leersituatie is gesloten geworden.
Toch nog steeds een grote overgang
De versoepelde overgang zoals de wet op het BAO voor ogen had, lijkt dus vaak niet plaats te vinden. Kinderen hoeven niet meer van de kleuterschool naar de lagere school maar de overgang van 2 naar 3 blijkt vaak nog een hele grote!
Daarnaast constateer ik in de praktijk dat de aanpak, die past bij (oudere) schoolkinderen, meer en meer plaatsvindt in de groepen 1 en 2. Er wordt steeds meer met een programma, een methode gewerkt waardoor de eigen inbreng van kinderen tot een minimum wordt beperkt. Klassikale doelen worden prioriteit gemaakt en leerlingen in groep 1 en 2 kunnen daardoor al een "achterstand" oplopen! Gevolg is dat er soms al een hulpplan voor deze kinderen wordt opgesteld. Kinderen zijn in hun ontwikkeling nog niet aan iets toe maar ze krijgen dan toch iets extra zoals extra hulp, extra opdrachtjes, etc. Alsof gras harder gaat groeien als je eraan trekt...
De echte kleuterleidsters hebben zich verzet tegen deze ‘verschoolsing’ van de groepen 1 en 2. Helaas is er op veel scholen niet naar hen geluisterd en is daar het gedachtegoed van de KLOS verdwenen.
Toen de focus van scholen op Handelings Gericht Werken (HGW) kwam te liggen en de daarbij horende onderwijsbehoeften van leerlingen, vroegen veel voormalig kleuterleidsters zich af wat er nieuw was. Goed kijken naar kinderen en daarop aansluiten met je onderwijsaanbod is hen op de KLOS als standaard aangeleerd. Tijdens de trainingen HGW die ik heb gegeven, merkte ik altijd dat ongeloof van de kleuterleidsters op als ze hoorden dat wat zij geleerd hadden tijdens hun opleiding nu gepresenteerd werd als een nieuw fenomeen.
De groepsoverzichten en groepsplannen, die soms als enorme administratieve rompslomp werd ervaren, deed hun verbazing veranderen in wanhoop. Volgens hen kun je de ontwikkeling van jonge kinderen nu eenmaal niet in een groepsplan beschrijven. Voor veel voormalig kleuterleidsters was dit ook de druppel. Ik heb de laatste jaren - helaas - moeten ervaren dat ze, al dan niet voortijdig, het onderwijs hebben verlaten omdat ze het werken met jonge kinderen fantastisch vinden maar de administratieve last er omheen als te zwaar ervaren.
Toen en nu
Gelukkig zie ik in de praktijk dat er veel jonge leerkrachten geïnspireerd zijn geraakt door de oude kleuterleidsters en zich met groot enthousiasme wijden aan passend onderwijs voor jonge kinderen. Mijn indruk is dat dit echter een relatief kleine groep leerkrachten is en door de massale uitstap van kleuterleidsters in deze jaren zal hun aantal eerder afnemen dan toenemen.
Op een paar geweldige uitzonderingen na, vrees ik dat de basisschool geen nieuwe schoolvorm is geworden. De oude lagere school heeft er twee klassen bij gekregen.
Hoe is te verklaren dat een opleiding tot kleuterleidster van 3 jaar nu teruggebracht is tot modules van een paar maanden op de huidige hogescholen? Stelde dat dan niets voor in de jaren zeventig? Waarom is er op veel scholen geen specifiek beleid voor ‘het jonge kind’ terug te vinden? Waarom zijn inspecteurs van onderwijs meer geïnteresseerd in de scores van CITO dan in de aanpak van jonge kinderen op een school? Waarom is er zo weinig aandacht voor de jonge kinderen? Waarom is er zo weinig waardering voor de oude kleuterleidsters?
Allemaal vragen die de uittredende kleuterleidsters stellen. Vragen waar ik ook graag een antwoord op zou willen. Deze antwoorden kunnen ons nu helpen. Want ik ben zo bang dat we die kleuterleidsters straks gaan missen. Dat we er straks achter komen hoe gelijk zij hadden. Dat we er straks achter komen dat we hun ervaring nodig hebben. Dat we er straks achter komen dat we onze jonge kinderen tekort hebben gedaan.
Jack Provily is werkzaam geweest als leerkracht, intern begeleider en directeur in het Primair Onderwijs. Sinds augustus 2012 is hij onderwijsbegeleider. Dit is zijn website Zo Mooi Anders.
Reacties