Onderwijsavond Arjen Wals: duurzaamheid is een continue zoektocht waarop wel een goed, maar nooit een definitief antwoord te vinden is
16 april 2018
‘Hoe vertaalt duurzaamheid zich nu in jouw onderwijspraktijk?’ Het is een vraag die we, voorafgaand aan de onderwijsavond, stelden aan een groep (vo-)docenten. Het antwoord op die vraag was niet makkelijk. Sterker nog, bij niemand kwamen er meteen voorbeelden naar boven en eigenlijk moesten ze toegeven dat het niet direct een thema is dat makkelijk te verbinden is aan hun onderwijs, aan hun klassen met leerlingen. Zelfs al waren ze zich wel degelijk bewust van het belang ervan. De lezing van Arjen Wals, hoogleraar Transformatief Leren voor Sociaal-ecologische Duurzaamheid, heeft ongetwijfeld inspiratie opgeleverd.
Als we als redactie met de docenten gaan eten vóór we naar Wals gaan luisteren, staat er vlees op het menu. Voor de vegetariërs onder ons is wel een alternatief, maar dat moeten ze dan wel apart bestellen. Eline Stolp, docent op UniC, vraagt me of ik ook vlees zou hebben genomen als er standaard geen vlees op het menu had gestaan en ik het speciaal had moeten bestellen. De kans is groot dat ik dan inderdaad gewoon het vega-menu had gegeten. Waarop haar antwoord is dat het toch eigenlijk raar is dat duurzaam niet de standaard is. En dat is precies ook waar Arjen Wals de avond mee begint: onduurzaam wordt makkelijk gemaakt, duurzaam moeilijk, iets dat hij “unsustainability by default” noemt. Toch ziet Wals wel een beweging die probeert onderwijs meer dienstbaar te maken aan de planeet en minder aan de economie. De economische beweging kijkt vooral naar welke waarden er zitten in ons onderwijssysteem die gericht zijn op het versterken van de economie en het voorbereiden van kinderen op de arbeidsmarkt en niet op duurzaamheid.
Op de vraag wat duurzaamheid nu eigenlijk is, is volgens Wals geen makkelijk antwoord te geven. Dat antwoord is namelijk afhankelijk van de context, het moment in de tijd, de plaats. Een spaarlamp in Nederland is bijvoorbeeld een stuk duurzamer dan een spaarlamp in Burundi, waar de spanning op het net nogal eens zorgt voor voortijdig sneuvelende lampen en waar kapotte lampen niet op een duurzame manier verwerkt worden. Die “vaagheid” van het begrip en het gebrek aan duidelijkheid maken dat mensen niet snel ‘meedoen’. Want duurzaamheid is een continue zoektocht waarop wel een goed, maar nooit een definitief antwoord te vinden is. Het moet ingegeven zijn door zorgen voor de natuur, voor de ander, voor de toekomst. Het vraagt om een kernwaarde en als die er niet is, betekent duurzaamheid ook niets. Omdat het veel kan betekenen en het voor sommigen bovendien niet per se een heel aantrekkelijk onderwerp is, is het voor ons onderwijs ook een lastig begrip. De kracht is dat we het zelf betekenis kunnen geven in de context waarin we leven. Dat kúnnen we niet alleen, dat móeten we volgens Wals ook, want het is een urgent vraagstuk.
Tijdperk
We leven in een tijd waarin biodiversiteit heel hard afneemt: wij als mensen zijn waarschijnlijk de veroorzakers van de zesde periode van massale soortensterfte. Er is een enorme keuze uit plastic producten in de winkels en deze keuze neemt nog altijd exponentieel toe. Er zijn weliswaar steeds meer bedrijven die aan de slag gaan met duurzaamheid (bijvoorbeeld de plant bottle van Coca Cola), maar toch gaat het dan vooral om imago, om marketing.
Fake news
Mensen weten inmiddels ook niet meer goed wie ze nog kunnen vertrouwen: is het de overheid, de wetenschap? Je moet burgers, en met name kinderen, dus heel goed leren hoe ze zelf het onderscheid kunnen maken tussen nieuws en nepnieuws. Dat dat niet meevalt, zien we bijvoorbeeld in steeds meer dagbladen, die wekelijks ‘fact checks’ doen om te kijken in hoeverre bepaalde claims al dan niet waar zijn.
Het gaat er niet alleen om dingen beter te doen, we moeten ook betere dingen doen
Veel van wat wij doen aan duurzaamheid is het proberen te optimaliseren van systemen die we gecreëerd hebben. Misschien moeten we die richting veranderen. Meer mensen op de wereld hebben nu toegang tot mobiele telefonie en draadloze netwerken dan tot schoon drinkwater. Mensen worden steeds meer gedegradeerd tot consumenten, die inkomen genereren en dat vervolgens uitgeven. Efficiency bepaalt wat er mogelijk is in dit systeem.
Het is moeilijk om dat economische, globaliserende denken ter discussie te stellen. Er is wel steeds meer belangstelling voor deeleconomie, voor het toevoegen van betekenis in plaats van economische waarde.
21st century skills
Van de zogenaamde “21st century skills” is ook een zeer economische interpretatie mogelijk, zodat het meteen weer gaat over competitief zijn. Daarmee passen ze heel mooi in het systeem van individualisering. Bij de 21st century skills kun je de normatieve vraag stellen wat dit type denken versterkt in de samenleving, en wat het verzwakt. Het onderwijs is zo steeds meer een verlengstuk geworden van de globaliserende economie. Het geven van richting is een zoektocht waarbij morele, ethische waarden een belangrijke rol spelen. Zo meet PISA rekenen en taal en sciences, en daarop doen we het blijkbaar slechter nu. Maar wie weet doen onze kinderen het op andere gebieden wel heel goed? Dat meten we echter niet. Dat is de grote valkuil van PISA.
Pedagogische ruimte
Duurzaamheidseducatie is lastig vast te leggen. De dia rechts gaat over de pedagogische ruimte om zelf invulling te geven aan wat, gegeven waar je bent, duurzaam is, als een manier om naar duurzaamheid in het onderwijs te kijken. Op de dia zijn twee assen te zien: hiërarchisch versus egalitair en gesloten versus open.
Als je kinderen leert in een lesbrief waar ze hun afval moeten weggooien, is dat dan educatie, of training? (linksboven) Je kunt ze ook laten nadenken over hoe ze andere mensen kunnen helpen bij duurzaamheid (voetstapjes naar een vuilnisbak leiden, rechtsboven). Laat kinderen meer buiten zijn, buiten leren, de gemeenschap mobiliseren en de omgeving inrichten (rechtsonder).
Groene omgeving
Wat kan een groene omgeving nou precies betekenen voor een school? Dan kun je denken aan minder stress, minder geluidshinder, schonere lucht, meer leer- en werkplezier, hogere creativiteit, de aanwezigheid van een informele ontmoetingsplek, een actievere leefstijl, en een betere motoriek. Ook op economisch vlak zijn er voordelen: gezondheid, minder ziekteverzuim, de buitenomgeving biedt een extra leslokaal, er is minder criminaliteit en vandalisme. Als laatste zijn er ook natuurlijke voordelen, zoals minder wateroverlast en frissere lucht.
Lesmateriaal
Hoe kan lesmateriaal bijdragen aan waardenontwikkeling en gedragsverandering? Een voorbeeld: je kunt met kinderen bijvoorbeeld eens de Happy Meal van McDonalds onder de loep nemen. Wat zit er in je Happy Meal? Is het wel eerlijk gemaakt? Wat is eerlijk eigenlijk? Is het diervriendelijk? Is het veilig? Als een soort CSI (critical sustainability investigator) gaan de kinderen zo een maaltijd doorgronden. Waar komen alle ingrediënten vandaan? Wat is voor jou een echt ‘happy’ meal? Waarom is deze maaltijd zo goedkoop? Klopt dat eigenlijk wel, dat dit eten zo goedkoop is? Zo komen we naar een duurzaamheidsdidactiek (zie dia). Het bieden van handelingsperspectieven is daarbij heel belangrijk: er moet een oefenplek zijn om te experimenteren en ontwerpen, om dingen te veranderen.
De vier kerncompetenties van leren voor duurzaamheid
Met name de vierde competentie op dit lijstje (“Het maken van ethische en morele afwegingen en het kritisch beschouwen van de waarden die deze afwegingen beïnvloeden”) wordt in onze ‘post truth’-tijd steeds belangrijker. Wie geloof je, op basis waarvan, van welke argumenten? Wat is feit, wat is mening? Duurzaamheidsvraagstukken bieden bij uitstek gelegenheid om hierover te leren. We moeten de waarden waarin we gevangen zitten expliciet maken en alternatieve waarden (zoals empathie en spiritualiteit) onderzoeken. En als we het over het curriculum hebben: ja, het curriculum is belangrijk, maar we moeten niet vervallen in het alleen maar maken van lesmateriaal. Zaken als docentprofessionalisering zijn ook belangrijk. Daarbij komt dat je er goed aandoet wanneer je begint bij de vragen die er werkelijk toe doen, en dan kijkt naar de vakinhouden die daarbij kunnen helpen. Als school kun je een voorbeeld zijn, omdat dat je verhaal over duurzaamheid aan de leerlingen ook krachtiger maakt.
De “sustainable development goals” van de VN bieden daarbij handvatten voor scholen om inhoud anders te ordenen. Het woord “duurzaamheid” is op termijn misschien wel niet meer nodig, maar op dit moment staat de aarde er zo beroerd voor dat we die term nog wel even moeten gebruiken.
Meer informatie
Je kunt de gehele PowerPoint van Arjen Wals hier downloaden. Daarnaast kun je de avond ook terugbeluisteren via Soundcloud.
Joyce van den Bogaard is redacteur bij hetkind en moeder van twee kinderen.
Reacties