'Onderwijs niet langer definiëren als dat wat een leraar doet met een klas tussen twee zoemers'
24 mei 2013
Docent Johannes Visser is het met Sander Dekker eens dat onderwijs zou moeten veranderen van een industrieel proces naar individueel maatwerk. ‘Da’s een klus voor de leraar’, meent Dekker. ‘Ook’, stelt Visser: ‘Maar dat lukt niet zonder een systeemverandering.’ Hij pleit ervoor onderwijs niet langer nauw te definiëren als dat wat een leraar doet met een klas tussen twee zoemers. Want dan pas ontstaat er ruimte – om de classroom te flippen, om de deadlinedag van de schoolkrant als leerstof te zien, om flow te creëren... Een bijdrage van Geert Bors.Voor wie het nog niet gelezen heeft: Johannes Visser – leraar Nederlands en auteur bij De Correspondent – heeft in 2013 een artikel gepubliceerd dat veel herkenning zal oproepen bij leden van hetkind én de discussie over de ontwikkeling van onderwijs verder helpt --> Waarom de schoolbel moet worden afgeschaft, inzien.
Samenvatting: Visser begint met een citaat van staatssecretaris Sander Dekker, waarin deze pleit voor een onderwijs dat niet langer georganiseerd is als een “industrieel proces, waarbij de gemiddelde leerling de norm bepaalt en iedereen hetzelfde programma doorloopt”. Dekkers ideaal is maatwerk, waarbij je uitgaat van de individuele behoeftes en mogelijkheden van je kinderen. Aan de leraar de niet eenvoudige taak die handschoen op te pakken.
Eens met de probleemstelling, zegt Visser, maar hoe kom je tot maatwerk? “Er zal niets veranderen zolang het systeem de middelmatigheid juist faciliteert.”
Schipperen tussen burn-out en middelmaat
Wat hij daarmee bedoelt, wordt snel duidelijk: de leraar Nederlands neemt de lezer mee in zijn planning voor de volgende dag. Uitgebreid beschrijft hij hoe hij de recensies van 3 gymnasium van persoonlijk commentaar kan voorzien; hoe hij de fouten in het proefexamen van havo 5 zou kunnen categoriseren, zodat de klas zich gerichter kan voorbereiden op het examen; hoe hij een mooie powerpoint zou kunnen maken over het leven van W.F. Hermans, met aansluitende opdrachten, toegesneden op ieders niveau. En zo verder. Of hij kiest optie 2: het lesboek, klassikaal werken, geen gedoe.
Kortom: maatwerk kan. Soms. “Met 151 leerlingen in mijn klassen moet ik keuzes maken. Ik schipper voortdurend tussen burn-out en middelmaat.”
Een pleidooi voor minder klokuren, dus? Mmja, dat helpt gemotiveerde leraren zeker om kwalitatief betere lessen te geven. Maar liever zou Johannes Visser het onderwijs bij de wortel aanpakken: “Willen we af van het onderwijs als industrieel proces, dan is het niet voldoende om alleen de omvang van de lesgevende taak omlaag te halen. We moeten af van het idee dat aan die terminologie ten grondslag ligt, namelijk dat er pas sprake is van onderwijs wanneer de docent lesgeeft aan een vaste klas tijdens een afgebakend lesuur.”
De beste leservaringen vallen in de ‘buitenschoolse’ uren
Wanneer je het idee zou kunnen loslaten dat ‘onderwijs’ iets is met een vaste klas, een vast tijdsinterval, een vast lokaal, ontstaat er ruimte. Daarmee komt Visser tot twee suggesties:
Suggestie 1) laat het systeem differentiëren, niet de leraar.
Waarom zou een leraar twee uur achter elkaar dezelfde les werkwoordspelling geven, terwijl zijn collega een paar meter verderop precies diezelfde les óók nog eens geeft? Analoog aan het flipping the classroom-principe dat bijvoorbeeld Jelmer Evers hanteert, stelt Visser dat hij zijn lessen zou kunnen opnemen. Voor wel 500 leerlingen. En voor volgend jaar nog eens. En dat hij software zou kunnen inzetten om leerlingen op basis van hun specifieke fouten de gepaste extra instructie te geven. Zodat er tijd overblijft in de klas om écht maatwerk te leveren: uitleg voor wie het nog steeds niet snapt. Een alternatief programma voor hen, die de les sowieso niet nodig hadden: “Niet de leraar moet zich in dit systeem in allerlei bochten wringen om te schakelen tussen verschillende niveaus, het systeem doet dat voor hem”.
Suggestie 2: Organiseer flow
De beste onderwijservaringen met leerlingen heeft Visser tijdens de uren die niet mee tellen als onderwijstijd: er is geen puber die op zijn klok kijkt, als de voorbereiding voor het schooltoneel tot half zes duurt. Er staat niemand na 35 minuten met zijn tas bij de deur, wanneer hij op de deadlinedag de redacteuren van de schoolkrant van schrijftips voorziet. Want dat zijn uren van intrinsieke motivatie, uren van wat Csikszentmihalyi ‘flow’ noemt. Een flow die je vooral niet moet afkappen met een zoemer die aangeeft dat er weer vijftig minuten verstreken zijn.
Oproep: op welke school krijgt flow de ruimte?
Visser concludeert: “De route naar geweldig onderwijs leidt niet via de docent of via de omvang van de lesgevende taak. De route naar onderwijs dat onze leerlingen past, loopt via een systeem dat dat onderwijs faciliteert, waarin onderwijs niet gedefinieerd wordt als een docent die aan een vaste klas lesgeeft tijdens een afgebakend lesuur, maar waarin flow georganiseerd kan worden.”
Een dergelijk pleidooi voor het aanpakken van de context waarin leraar en leerling elkaar treffen, lijkt wel wat op de manier waarop hoogleraar sociologie Hans Adriaansens zijn university colleges georganiseerd heeft en waarover hij in 2008 een NIVOZ-lezing hield.
Geert Bors
Reacties