Nuance in het debat over onderzoek: 'Sommige aspecten van de werkelijkheid vragen om een biologische, andere om een psychologische, sociologische of filosofische benadering'
22 april 2017
'Ik geloof onmiddellijk dat je door middel van empirisch-analytisch onderzoek kunt aantonen dat bepaalde instructietechnieken effectiever zijn dan andere. Maar voordat je ze kunt toepassen, moet een kind bereid zijn zich te engageren met wat jij als leraar op het oog hebt. En dat kun je niet afdwingen.' Op 13 april liet de Tweede Kamer zich informeren door experts over curriculumherziening. Onder de aanwezigen was onder andere hoogleraar onderwijspsychologie Paul Kirschner en emeritus-hoogleraar orthopedagogiek Luc Stevens. Op Didactief Online verscheen er een artikel over. Nu reageert filosofe en leerkracht Hester Ijsseling daarop met een pleidooi voor verruiming van de onderzoeksdisciplines waar we ons in onderwijs door laten inspireren en beïnvloeden. 'Onderzoek naar effectieve instructietechnieken en onderzoek naar bereidheid en engagement zouden mijns inziens niet tegenover elkaar maar naast elkaar moeten staan.'Kirschner bestrijdt onderwijsmythes. In het onderwijs doen inderdaad diverse quasiwetenschappelijke theorietjes de ronde die geen hout snijden, en het is goed om daartegen argumenten te blijven inbrengen, steeds weer. Het blijft een hardnekkig verschijnsel. De meeste leraren zijn nu eenmaal niet academisch opgeleid en kunnen niet altijd goed beoordelen wat al die theorieën die op internet de ronde doen, waard zijn. Het is belangrijk dat we met elkaar steeds blijven proberen de complexe werkelijkheid recht te doen.
Het is echter precies onder invloed van de scientistische cultuur waarvan juist Kirschner de voorman lijkt te zijn, een cultuur waarin zogenaamde 'harde cijfers' verafgood worden, dat tegenwoordig de frase 'onderzoek heeft aangetoond' in het onderwijs in ieders mond bestorven ligt, vaak zonder dat men weet welk onderzoek dan, of wat dat onderzoek in feite waard is. "De wetenschap zegt het, dus is het waar."
En dan komt daar de grote ontmaskeraar van onderwijsmythes, professor Paul Kirschner, en vervolgens lopen de leraren in groten getale en met hetzelfde gebrek aan oordeelsvermogen achter deze nieuwe goeroe aan. Echt wijzer zijn ze daardoor niet geworden, want ook de absolute en eenduidige waarheid die Kirschner lijkt te verkondigen is een simplificatie en daarmee een mythe.
Ik geloof onmiddellijk dat je door middel van empirisch-analytisch onderzoek kunt aantonen dat bepaalde instructietechnieken effectiever zijn dan andere. Maar voordat je ze kunt toepassen, moet een kind bereid zijn zich te engageren met wat jij als leraar op het oog hebt. En dat kun je niet afdwingen. Zoals het spreekwoord zegt: je kunt een paard naar de rivier brengen maar je kunt hem niet doen drinken.
Effectieve instructie neemt de bereidheid van de leerling als uitgangspunt, terwijl die er vaak niet is. Als je je een leerling voor de geest haalt met wie je je geen raad weet, die je niet begrijpt, die zich verzet - die kun je pas 'effectief instructie geven' als hij of zij zich voor je openstelt en de relatie met jou aangaat. Hoe die relatie ontstaat? Daar kunnen empirisch-analytici weinig zinnigs over zeggen, omdat het geen causaliteitsrelatie is, maar een betekenisrelatie.
Onderzoek naar effectieve instructietechnieken en onderzoek naar bereidheid en engagement zouden mijns inziens niet tegenover elkaar maar naast elkaar moeten staan. De twee onderwerpen bestrijken verschillende aspecten van de werkelijkheid en vragen om verschillende onderzoeksbenaderingen. Effect kun je empirisch-analytisch onderzoeken, engagement en relatie behoren eerder tot het geesteswetenschappelijk domein.
Sommige aspecten van de werkelijkheid vragen om een biologische, andere om een psychologische, sociologische of filosofische benadering, en zo zijn er nog andere benaderingen denkbaar, Als ik mijn been breek ga ik naar de dokter, als ik mijn woede niet kan beheersen ga ik naar de psycholoog. Bij vragen over vrijheid en verantwoordelijkheid en engagement raadpleeg ik de pedagogiek en de filosofie.
Voordat ik als leraar ook maar iets met een kind kan beginnen, komt het erop aan dat een kind 'als subject kan verschijnen'. Wat betekent het om als subject te verschijnen? Dat is een filosofische vraag. Noch de biologie, noch de sociologie, noch de onderwijskunde, noch de filosofie of de pedagogiek vertellen het hele verhaal.
Het spreken over onderwijs is heden ten dage sterk gepsychologiseerd. Leraren, schoolleiders en bestuurders lijken zich nauwelijks bewust van de eenzijdigheid van dat perspectief. Er wordt alom gepraat in termen van gedrag en gedragsregulering, alsof kinderen circuspoedels zijn, objecten van effectieve beïnvloeding. De filosofie en de pedagogiek daarentegen benaderen kinderen als subjecten die handelen in relatie tot anderen, en onderzoeken mogelijke interpretaties van de betekenis van dat handelen. De geesteswetenschappen belichten daarmee een aspect van de werkelijkheid dat onderbelicht blijft in de manier waarop heden ten dage over onderwijs gesproken wordt.
In die zin is de monomane stelligheid van Kirschner evenzeer een mythe als de misvattingen die hij bestrijdt, want niet alles wat buiten zijn wereldbeeld valt is lariekoek. Zelfs als Kirschner het zo niet bedoelt, dan is het wel de manier waarop zijn verhaal door veel leraren, schoolleiders en bestuurders wordt opgevat - op dezelfde oppervlakkige manier zoals die waarmee de 'multiple intelligences' van Gardner en de 'mindset' van Dweck zijn gesimplificeerd.
Lees verder.
Hester IJsseling is filosoof en sinds mei 2017 verbonden aan de pabo van de Thomas More Hogeschool te Rotterdam.
Reacties