Nuance in diagnostiekdebat: pleidooi voor het normaliseren van opvoedingsproblemen
13 januari 2017
Negen op de tien 12 tot 25-jarigen zijn tevreden met hun leven. Vooral met hun vriendenkring en psychische gezondheid – aldus het CBS (2016). Dat nergens ter wereld het welbevinden van kinderen zo groot is, wisten we al van Unicef (2007-2013). Paradoxaal genoeg krijgt één op de zes kinderen in Nederland een vorm van hulp, zo becijferde emeritus hoogleraar opvoedkunde Jo Hermanns (2015). Ook het aantal kinderen dat medicijnen krijgt voorgeschreven bij problemen met opvoeden groeit. Orthopedagoog Hans Koppies vraagt zich af: ‘It takes a village to raise a child’, maar anno 2016 ook een hulpverlener en een apotheek?
Dit artikel verscheen eerder in PiP magazine en op de website van Hans.
Probleemgedragingen zijn handelingen waarvan de beoordelingen het resultaat zijn van de interpretaties van de betrokkenen’ – Jan Dirk van der Ploeg, emeritus hoogleraar orthopedagogiek
Bij zijn afscheid als hoogleraar orthopedagogiek hield Piet de Ruyter zijn gehoor aan de Vrije Universiteit voor dat ‘geconcludeerd kan worden – omdat andere wetenschappelijke disciplines gegeven hun aard onvoldoende oog hebben voor hulpverlening bij een stagnerende opvoeding – orthopedagogiek een bittere noodzaak is.’ Dat was in 1999.
Sindsdien verdubbelden in tien jaar tijd de indicaties voor Bureau Jeugdzorg (van 40.000 naar bijna 90.000), nam het aantal kinderen en jongeren in de ggz fors toe (van 140.000 naar 267.000) en verviervoudigde (van 11.000 naar 39.000) het aantal rugzakjes in het onderwijs nagenoeg (Hermanns, 2013). Ook het aantal kinderen dat met psychiatrische stoornissen als ADHD en autisme de spreekkamer verliet, nam in dezelfde periode explosief toe. Exacte cijfers over ADHD zijn gek genoeg niet voor handen, maar ongeveer 3% van de kinderen tussen de vier en twaalf jaar zou autisme hebben (Gezondheidsenquête CBS, 2014). Ter vergelijking: wereldwijd ligt de prevalentie van autisme tussen 0,6-1%.
In het kielzog van deze ontwikkelingen verviervoudigde in tien jaar tijd het voorschrijven van psychostimulantia als Ritalin en Concerta – tot ruim 125.000 gebruikende kinderen in 2014, ofwel bijna 4,5% van de kinderen tussen de 4 en 18 jaar. En ondanks toenemende kritiek groeit dit aantal nog steeds (SFK, 2016). Ook het aantal in de jeugdzorg behandelde kinderen is sinds 2012 opnieuw met 4% gestegen (CBS, 2015).
Deze trend zien we ook bij leerproblemen: ‘Ik denk niet dat er een land ter wereld is waar 12% van de kinderen meer tijd krijgt op examens vanwege dyslexie’, aldus emeritus hoogleraar orthopedagogiek Aryan van der Leij in Brandpunt. ‘Hooguit 3-4% van de kinderen heeft ernstige dyslexie, maar sinds de overheid in 2009 besloot om de dyslexie behandelingen te vergoeden blijft het aantal groeien.'(NB: minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker hebben 20 december j.l. in een brief aan de Tweede Kamer laten weten de zorgen om de dramatische overdiagnose van dyslexie en onterechte dyslexieverklaringen te delen, nader onderzoek volgt).
Saillant gegeven: er zijn veel meer kinderen die zorg krijgen dan er kinderen zijn die volgens bevolkingsstudies problemen zouden hebben die professionele zorg nodig maakt. ‘Zelfs het meest pessimistische epidemiologisch onderzoek komt niet tot zo een hoge schatting van het aantal kinderen dat ernstige problemen heeft. In het algemeen gaat men uit van ongeveer 2 tot 5 % die dit type hulp nodig hebben’(Hermanns, 2013).
De veelgehoorde verklaring dat ‘veel problemen tegenwoordig eerder worden gediagnosticeerd door toegenomen deskundigheid’ kan op basis hiervan naar het rijk der fabelen worden verwezen. En ook een tweede verklaring – dat het zo goed gaat met de jeugd omdat er zoveel professionele hulp wordt geboden – is evenzeer niet houdbaar: van veel interventies is nog niet bekend noch bewezen dat ze effectief zijn (Hermanns, 2009).
Geen opvoeding meer zonder professionele hulp
Hoe heeft het dan zover kunnen komen dat de opvoeding niet meer zonder professionele hulp lijkt te kunnen? Naast het op grote schaal werken aan ‘storingsvrije kinderen’ signaleert Hermanns (2013) een tendens om uitdagingen in opvoeding en onderwijs psychopathologisch te definiëren. En we praten dientengevolge over gedrag van kinderen in termen van ADHD, autisme, depressie. Hoogleraar Pegagogiek Micha de Winter (2015) legt een link met opvoedingsverlegenheid: ‘Het aannemen van die etiketten is in mijn ogen deels een manier om de opvoedingsstrijd op te heffen. Als je problemen hebt met je kind omdat het zich afwijkend gedraagt en je hebt daar een label voor – Asperger, ADHD, ODD – dan is het het probleem van het kind geworden. Dat is het beeld dat wij hebben geconstrueerd.’
Maar de problemen met de jeugd nemen toch ook toe? Nee dus. ‘Alle indicatoren die iets zeggen over hun welbevinden, hun (psychische) gezondheid, de criminaliteit, het middelengebruik en de schoolprestaties staan in het groen’ (Sleeboom, Hermanns, & Hermanns, 2010; Landelijke Jeugdmonitor 2016).
Even terug in de tijd. Om de alsmaar groeiende vraag naar jeugdzorg een halt toe te roepen werd besloten tot een stelselwijziging die 1 januari 2015 een feit werd.
Lees verder.
Reacties