Een curriculum van Grote Vragen
6 mei 2015
Op 28 mei 2015 organiseerde NIVOZ op initiatief van Dick van der Wateren een studieochtend onder de titel ‘Het curriculum en de geëngageerde leerling’. Naast Dick leverde ook Gert Biesta een bijdrage aan deze ochtend. Beiden schreven ze een inleiding, waarin ze hun ideeën over een mogelijk nieuw perspectief op het curriculum uit de doeken doen. Het stuk van Biesta zal binnenkort geplaatst worden. Daarna verschijnt nog een beschouwing van Hartger Wassink, die beide inleidingen in breder perspectief zet en een paar voorbeelden uit andere landen zal geven. In onderstaande inleiding zet Dick van der Wateren uiteen wat voor hem het belang is om opnieuw naar het onderwijscurriculum te kijken. Tegelijk doet hij –op hoofdlijnen– een voorstel voor hoe zo’n curriculum vorm zou kunnen krijgen.
Vragen stellen stimuleren
Jonge mensen vinden in het huidige onderwijs veelal weinig aansluiting met de wereld buiten school en met de vragen waarmee zij rondlopen. De vraag waarom een bepaald vak of onderwerp relevant voor hen is, kunnen scholen niet altijd goed beantwoorden. Er is vaak weinig verband tussen de vakken onderling en zelfs tussen de onderwerpen die binnen een vak aan de orde komen.
Bovendien gaat het in het huidige onderwijs te veel over de antwoorden en veel te weinig over de vragen. We belonen leerlingen die de 'goede' antwoorden geven (dat wil zeggen: die in het antwoordenboekje staan) en stimuleren te weinig de leerlingen die lastige en interessante vragen stellen. Die vragen hebben niet altijd een eenduidig antwoord, maar zijn wel de vragen waarmee we onze kennis vergroten.
Ik zou willen nadenken over een curriculum dat niet is gebouwd op een centraal vastgelegde canon, maar op een collectie vragen, zoals de mensheid die in de loop van zijn geschiedenis en tot op de dag van vandaag stelt.
Omdat mensen steeds nieuwe vragen stellen, kan zo'n collectie blijven groeien. Vragen kunnen we gedurende ons hele leven opnieuw stellen. En zo kunnen we een curriculum van vragen opbouwen vanaf het begin van de basisschool tot het eind van het voortgezet onderwijs. Dezelfde vragen keren regelmatig terug en, naarmate de kennis en vaardigheden van onze leerlingen toenemen, worden ze op een steeds hoger niveau onderzocht.
Rijke vergezichten
Grote Vragen of essentiële vragen zijn vragen die gaan over oorsprong, betekenis, ethiek en zingeving. Het zijn bijvoorbeeld vragen over het ontstaan van het universum, het zonnestelsel, de Aarde, het leven, en de mensheid. Vragen over de zin van het bestaan, over menselijke relaties, taal en communicatie, over technologie. En ook ethische vragen over goed en kwaad, arm en rijk, of de relatie tussen mens en natuur. Vragen die beginnen met waarom, waardoor, wat...als en hoe; naast de meer gangbare vragen over het wie, wat, waar en wanneer.
Wanneer we meteen de antwoorden geven, zoals in veel lesmethoden gebeurt, slaan we de deur naar het leerproces dicht.
Goede vragen – vooral wanneer leerlingen die zelf hebben bedacht – openen juist talloze deuren naar rijke vergezichten. Eén simpele vraag kan de start zijn van een project waarbij verschillende vakken betrokken zijn, zodat kinderen veel meer kunnen leren dan wanneer we hen alleen de vragen en antwoorden uit een leerboek aanbieden.
Die vragen zijn relevant, niet alleen omdat ze ons leren hoe de wereld, het leven en de mensheid zijn ontstaan en functioneren, maar ook omdat ze licht werpen op recente en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van klimaat, biodiversiteit, grondstoffen, voedsel, arm en rijk, oorlog en vrede. De vragen staan niet op zichzelf. Om ze te kunnen onderzoeken is het belangrijk om inzicht te krijgen in de samenhangen tussen verwante domeinen, zoals filosofie, ethiek, sociaalwetenschappelijk-, natuurwetenschappelijk- en wiskundig denken. Maar ook het kunnen toepassen van ontwerpgericht denken, van technologie, de rol begrijpen van taal en communicatie, of alternatieve invalshoeken vanuit kunst en sport verkennen.
Leren vragen te stellen
Wanneer jonge mensen leren de juiste vragen te stellen wordt het onderwijs voor hen relevant. De kunst van vragen stellen maakt hen autonoom, omdat ze daarmee niet afhankelijk zijn van informatie die hen wordt aangeboden, maar die informatie ook zelfstandig kritisch kunnen toetsen. Bovendien is vragen stellen de basis van creativiteit en het bedenken van oplossingen.
Een curriculum van Grote Vragen kan zo een belangrijke bijdrage zijn in de ontwikkeling van jonge mensen, zowel voor wat betreft hun kennis en vaardigheden als hun rol in een democratische maatschappij en hun persoonlijke vorming tot kritisch en autonoom individu.
Als we willen onderzoeken of en hoe zo’n curriculum kan worden ontwikkeld, kunnen we vragen stellen als:
- Aan welke criteria moet zo’n curriculum van Grote Vragen voldoen?
- Wie is verantwoordelijk voor de inhoud en de kwaliteit van het curriculum?
- Welke kernconcepten moeten met de Grote Vragen worden gedekt?
- Wat is de rol van leraren?
- Welke rol speelt ontdekkend leren?
Een van de onderstaande boeken zouden tot die Grote Vragen kunnen inspireren.
- Biesta, Gert J.J., and Mark Priestley (2013). “A curriculum for the twenty-first century?” in Reinventing the curriculum. New trends in curriculum policy and practice, edited by Mark Priestley and Gert J.J. Biesta. London: Bloomsbury.
- Yuval Noah Harari (2015). Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid. Amsterdam: Thomas Rap
- Bas Heijne (2008). Grote Vragen. De nieuwe eeuw tussen hoop en vrees. Amsterdam: Prometheus
- Jay McTighe & Grant Wiggins (2013). Essential Questions: Opening Doors To Student Understanding. Alexandria, VA: ASCD
- Peter Westbroek (2013). De ontdekking van de Aarde. Het grote verhaal van een kleine planeet. Amsterdam: Balans
Reacties