Moeder en dochter na de zelfdoding in Den Bosch: 'Er is verdriet, maar ook saamhorigheid en compassie'
29 januari 2017
'Het is net na 10.15 uur op maandagochtend. Ik werk bij uitzondering thuis, als er op mijn telefoon een appje van mijn dochter binnenkomt. En dat is raar, want ze is in de les op school, en telefoongebruik is dan niet toegestaan. Ik besluit dus om hem maar even te lezen, want wie weet is er iets. Niet veel later zit ik te trillen op de bank door wat ik zojuist gelezen heb.' De dochter van hetkind-redacteur Joyce van den Bogaard zit op het Stedelijk Gymnasium in Den Bosch, waar twee weken geleden een docent een einde maakte aan zijn leven. Joyce blikt terug op de week die voorbijging.Mijn eerste gevoel is dat ik naar haar toe moet, er moet zijn voor haar. We appen snel op en neer over hoe het nu op school is, wat er geregeld is en wat er met de leerlingen gebeurt nu. Niemand weet het nog, maar voor zoiets kun je ook geen draaiboek bedenken. Ze vertelt dat Slachtofferhulp al op school is en dat de kinderen die het hebben zien gebeuren in de gymzaal worden opgevangen. Mijn dochter hoort daar gelukkig niet bij en krijgt na verloop van tijd te horen dat ze mag blijven, maar ook naar huis mag gaan, als ze niet in een leeg huis thuis komt. Ik app haar of ik haar zal komen halen, met de fiets of met de auto, maar ze zegt dat het wel lukt en dat ze op de fiets naar huis komt. Ik app mijn collega’s kort met wat er gebeurd is en dat ik niet weet of ik vandaag nog aan werken toekom.
Niet veel later stapt ze beduusd de keuken binnen. Ik omhels haar en dan komen de traantjes. Mijn 14-jarige grote dochter, die nog nooit in haar leven iemand van heel nabij verloren heeft, die dan ineens dit moet meemaken. Een van haar favoriete docenten, en dan ook nog op deze manier. Hoe moet je daarmee omgaan als ouders? Nadat de traantjes weg zijn, begint ze te praten, en ik luister. Naar hoe er een mededeling kwam via de intercom en dat ze het niet goed hadden kunnen horen in haar projectgroepje, maar dat ze dachten dat er iemand van de trap gevallen was. Maar toen kwam de mededeling dat de lamellen dicht moesten en kreeg ze in de gaten dat er serieus wat mis was. De uiteindelijke mededeling zorgde voor tranen, niet alleen bij de kinderen, maar ook bij de docenten. We hadden al wel het vermoeden dat het niet heel goed ging met meneer Oltmans, maar wie had dit kunnen bedenken?
Als ze uitverteld is en op de bank gaat zitten, weet ik het ook niet goed meer. Ik vraag haar wat ze zou willen vanmiddag. Wil ze rustig thuis blijven, of liever iets leuks gaan doen ter afleiding? Ze stelt voor om samen te gaan lunchen buiten de deur, en dat doen we. Tijdens de lunch praten we, maar ook is ze constant in contact met haar klasgenoten, die natuurlijk al net zo geschrokken zijn, en volgt ze nauwgezet het laatste nieuws. Boos en geschokt is ze als ze de eerste vervelende reacties leest op Facebook, over hoe deze docent ongetwijfeld door de leerlingen gepest was en dat de jeugd van tegenwoordig geen respect meer heeft voor leerkrachten. ‘Mam, hij was echt superaardig, dat vond iedereen!’ Ik stel haar voor om maar even niet verder te lezen, maar als ze hoort dat de rector met een verklaring gaat komen op televisie, wil ze naar huis toe om dat te zien.
In de loop van de dag krijgen we een mail van de school, dat de lessen de volgende dag door zullen gaan, maar zullen beginnen met een uur in hun eigen klas, met hun eigen mentor. Daar is mijn dochter blij mee, want toevallig zat ze net deze week in de projectweek, in een groepje met kinderen uit andere klassen, dus ze heeft haar klasgenoten nog maar nauwelijks gezien. Ik vraag of ze wil dat ik haar breng, en ze zegt dat ze dat fijn zou vinden. Samen rijden we zwijgend in de auto naar school. Ze geeft aan best nerveus te zijn over hoe het zal zijn op school: de sfeer, het verdriet, de plek. Ik zeg dat ik me dat helemaal kan indenken, want het is ook niet niks. Terwijl we aankomen bij de school, zien we de straalwagens van de pers nog staan. ‘Loop maar gewoon door naar binnen, naar je klasgenoten,’ zeg ik, in de hoop dat ze haar alsjeblieft met rust laten. In de school is een lokaal ingericht waar iedereen bloemen of herinneringen achter kan laten, waar leerlingen kunnen praten met Slachtofferhulp als ze daar behoefte aan hebben, en waar ze gewoon samen kunnen zijn.
Als ze thuiskomt, vertelt ze over het grote verdriet bij iedereen, over de gesprekken met de mentor, de vragen die er leven, en dan ineens zegt ze: ‘Het klinkt misschien raar, maar ik heb het idee dat we allemaal veel dichter naar elkaar toe zijn gegroeid, ook de docenten. Sommige leraren moesten ook huilen en dan zie je ineens dat het ook maar mensen zijn, echte mensen.’ En ik zie aan haar dat het uit de grond van haar hart komt. Ik hoor dat er veel compassie is bij de leerlingen voor hun docent. Meer dan veel volwassenen in de buitenwereld en op internet voor hem konden opbrengen. Hoe naar de gebeurtenis ook is, ik vind het hartverwarmend om te zien hoe deze kinderen steun vinden bij elkaar en hun docenten, en hoe die ‘jeugd van tegenwoordig’ zo respectvol om kan gaan met een gebeurtenis als dit. Ik ben trots op de school, trots op de docenten, trots op de kinderen. En ik ben niet de enige: de leerlingen krijgen een ontroerende mail van de conrector, namens alle medewerkers van de school, over hoe trots ze zijn op hoe iedereen elkaar steunt, over dat de docenten veel steun hebben van hun leerlingen. Het doet me goed dat te horen.
In de dagen erna haalt ze met ons herinneringen op aan de overleden docent. Over hoe grappig hij was, dat hij altijd veel water dronk en dan tegen de kinderen zei dat ze dat ook zouden moeten doen omdat water drinken heel gezond is. Hoe hij, zomer en winter, de ramen openzette met de mededeling dat zuurstof goed voor ze was. Hoe hij leerlingen soms pannenkoek noemde. En dan ineens komen er weer traantjes en vertelt ze hoe ze soms in bed ligt en hem dan zo boven op het dak ziet staan, eenzaam en alleen. Het maakt me verdrietig dat ze daarover na moet denken, maar het is zoals het is, en we praten met elkaar over wat een depressie met mensen kan doen.
Op vrijdagmiddag is er in het Theater aan de Parade een besloten afscheidsbijeenkomst voor de hele school. Om 14 uur komen ze samen. ‘Ik heb de hele tijd gehuild,’ zegt ze, ‘maar gelukkig werd ik getroost.’ Als ze na afloop de zaal uitlopen en in de foyer komen, wacht er nog een verrassing: er staat, geheel in stijl van meneer Oltmans, een pannenkoekenbakker, met pannenkoeken voor iedereen. Als ze dat thuis vertelt, ontroerd als ze hierdoor was, breek ik zelf ook bijna. Wat een bijzonder gebaar.
Het was een schoolweek zoals we die nog niet eerder gehad hebben, en zoals ik die ook nooit meer hoop mee te maken. Ik voel verdriet om de eenzaamheid en wanhoop die haar docent gevoeld moet hebben, maar ik voel ook ontroering om hoe de school en de kinderen dit met elkaar gedaan hebben. Ik voel trots over hoe mijn dochter kon omgaan met zijn besluit, hoe ze respectvol over hem bleef praten en hoe ze haar verdriet kon delen thuis. En ik ben trots op de school, die zo goed is omgegaan met deze delicate gebeurtenis, in een sfeer waarin mijn kind op haar eigen tempo haar verdriet heeft kunnen verwerken. Het ‘gewone leven’ is weer begonnen, maar deze gebeurtenis zal haar op meerdere vlakken nog lang bijblijven, vermoed ik.
Joyce van den Bogaard is redacteur bij hetkind en moeder van twee kinderen.
Reacties