Kapstokken om het gesprek te beginnen
7 september 2017
''Dat vind ik nou eenmaal’ of ‘ik begrijp jou niet’ is te gemakkelijk, ik wil dat kinderen uit hun comfortzone komen,' zei Tanja Jadnanansing in het voorjaar van 2016. Zij was toen naast PvdA-kamerlid, ook vmbo-docente in Amsterdam. In haar klas moest alles bespreekbaar zijn, maar wel met een methode, want daar vroegen haar leerlingen om. Samen werden ze een klas met LEF, die elkaar leerde bevechten met argumenten, door Luisteren, Empathie en Feedback. Dit artikel is afkomstig uit ons vierde magazine, GRENZEN in onderwijs & opvoeding.
Het was na de aanslagen op Charlie Hebdo. Er waren veel heftige discussies in mijn vmbo-klas. We zaten in een klein lokaal, met leerlingen die niet op hun mondje gevallen zijn. Een aantal jongens besloot met één jongen niet meer te praten, omdat hij gezegd had dat Charlie Hebdo een bedenksel van de Joden was. De rest van de klas liet zich duidelijk horen: ‘Dat kan je niet zeggen!’ Maar in mijn klas wil ik dat alles gezegd kan worden, dat we alles kunnen bespreken.
‘Ik vind het goed hoor juf dat u dat vindt, maar dan hebben we wel een methode nodig om dat te doen’, zei de alerte Delano. ‘Oh dear’, was mijn eerste gedachte. Ik keek snel naar mijn duo-leerkracht, Mihai Popa: ‘Ja, verzin wat, Tanja!’ ‘Lef’, kwam er uit mijn mond. Lef, omdat je dat moet hebben om echt met elkaar te praten. Het was het eerste wat er in me opkwam. Het moest natuurlijk ook ergens voor staan. En dus werd ‘LEF’ de afkorting voor Luisteren, Empathie en Feedback.
Een paar maanden daarvoor hadden we in de klas een jongen die nog maar kort in Nederland was. Hij straalde uit dat hij mee wilde doen, maar stond toch aan de zijlijn. Ik vroeg hem waarom. ‘Ik wil wel meedoen, maar ik heb de woorden niet’, antwoordde hij. Tsja, als je de basisvaardigheden mist, lukt het ook niet om deel te zijn van de rest. Dat was een eye-opener. We kunnen wel steeds zeggen dat we met elkaar moeten gaan praten, maar met wat kapstokken die je kunnen helpen dat gesprek te beginnen, is het gemakkelijker je klas over die drempel te krijgen.
‘Weet u wat er gebeurt? Wij horen wel heel veel, maar we luisteren niet’, had een jongere eens tegen me gezegd. Dat werd het eerste uitgangspunt. Maar je ook actief opstellen in het inleven in de ander en durven reageren. Ik wilde een veilige omgeving creëren waarin alles gezegd kan worden, ook heel ‘rare’ meningen. Laatst kwam mijn klas in een debat terecht met een vwo-klas. Die andere klas kon niet geloven dat ze met hen durfden te discussiëren, en vaak nog beter dan zij. ‘Waarom hebben jullie opeens een mening?’ ‘Wij hebben een methode!’, had Delano gezegd. Daar spreekt zo’n zelfvertrouwen uit.
Waar die behoefte aan een methode vandaan kwam – daarover heb ik pas later nagedacht. Het is, denk ik, wat jongeren gewend zijn op school: lesmethodes, protocollen et cetera. Het gaat om het gevoel van houvast. Maar het is echt van hen.
In de aanloop naar het referendum over Oekraïne hebben we het daar natuurlijk over gehad. Moeten we voor of tegen stemmen? In de klas ben ik gewoon een juf en ga ik geen politiek voeren. Dus we hebben geluisterd naar een filmpje over het land en de leerlingen maakten aantekeningen. Daarna hebben ze een brief geschreven aan een jongere in Oekraïne om uit te leggen of ze voor of tegen het associatieverdrag waren. Ik denk dat als ze zich tot iemand richten, ze zich ook actiever gaan inleven in die persoon. Mihai en ik hebben dat achteraf gevraagd: was dit nou een goeie manier om het over dit onderwerp te hebben? Ja, antwoordde de klas. Het was een mooie oefening, maar ze hadden graag meer willen weten over de jongeren aan wie ze de brief schreven.
Het hele schooljaar hebben Mihai en ik steeds aan de leerlingen gevraagd of dit voor ze werkt. Want er is natuurlijk niks kant en klaars aan, we doen het samen. Delano had altijd een vreselijk grote mond. Op een of andere manier heeft hij het omarmd. Hij heeft nog steeds veel praatjes, maar ze komen nu voort uit kritisch denken.
Mijn drijfveer: ik wil de ander graag goed begrijpen. Ik wil continue verbinden en de ander zien. Dat helpt in de klas, maar kan in de politiek soms tegen me werken. Ik vind dat je van mensen heel hoge verwachtingen mag hebben, het ze niet te makkelijk mag maken. In de klas hoop ik dat de jongeren net even een stapje verder gaan. Soms lukt het ook niet, dat is ook in orde. Dan zeggen ze: ‘Nu volg ik u niet meer.’ Als we altijd doen wat we hebben gedaan, krijgen we wat we altijd hebben gehad. Ik wil dat kinderen uit hun eigen comfortzone komen. ‘Dat vind ik nou eenmaal’ of ‘ik begrijp jou niet’ is te gemakkelijk, te lui. Kom uit je denkpatronen, train die hersenen!
Ik kan wel zeggen dat LEF voortkwam uit diepe waarden die ik heb, maar dat was op dat moment niet zo. Later heb ik er pas meer substantie aan gegeven. Ik hoop verdieping te brengen en elkaar een spiegel voor te houden. Om antwoorden te vinden in een snel veranderende wereld waar social media ongekende mogelijkheden biedt, maar ook veel onbesproken blijft. Omdat je elkaar wel spreekt maar niet echt voelt, elkaar wel hoort maar niet echt luistert. Daarvoor lijkt social media te snel en zijn juist langzame gesprekken nodig. Dan ontstaat er echt connectedness. De samenleving is fundamenteel veranderd. Daar kun je bang van worden, maar wat als je over die angst heen stapt en de wereld van ongekende verhalen en gesprekken binnentreedt?
Elke dag lees ik uit de Bhagavad Gītā [een heilig boek binnen het Hindoeïsme, red.]. Hoofdstuk 4, ‘Wijsheid in Handelen’, is mijn favoriete hoofdstuk. Daarin zegt Krishna: ‘Sta op en vecht.’ Niet als in vechten met wapens, maar vechten met woorden. Samen in woorden ver- binding vinden.
Tanja Jadnanansing is programmamanager aan het Albeda College, een mbo-school in Rotterdam.
Dit schooljaar onderzoekt NIVOZ het begrip ‘volwassenheid’. Zeven Onderwijsavonden en Masterclasses staan in het teken van het begrip, een onderzoek dat een mogelijke ingang vormt voor jouw pedagogische opdracht. Als leraar, schoolleider of in een andere onderwijs- of opvoedrol.
Reacties