Jos Kessels op onderwijsavond: ‘Het kompas geeft steun, maar daagt ook uit'
4 augustus 2013
Je lot vinden door de Socratische vraagstelling. Filosoof en verteller Jos Kessels hield met zijn poëtische analogieën en persoonlijke anekdotes het volgestroomde Maitland-theater in Driebergen geboeid. 'Het was een ongewone NIVOZ-onderwijsavond,' schreef Annonay Andersson in maart 2013, 'eentje die mijn brein prikkelde, in regionen en op lagen waarvan ik het bestaan amper kende.' Ze doet een greep uit Kessels’ meest treffende vragen - oorspronkelijk door Socrates gesteld - die elk mens dichterbij zijn kompas kan brengen. Of waarmee je als leraar jouw unieke reis en ontwikkeling kan voortzetten. Haar samenvatting.
Ieder mens heeft iets bijzonders te doen (Socrates)
Kessels start met een gedicht van Ida Gerhardt, ‘’De Reiskameraad’’:
Op een onaards uur vertrokken,
wars van alles, zonder reisplan,
elke overlegging mijdend
en mij weidend in mijn vrijheid
bij het dansen van de draden,
weet ik feestelijk in mijn jaszak
het kompas, dat onder Arkel
ik als kind eens op een morgen
heb gevonden in de wegberm.
Dat mijn trots was, dat het nog is,
dat ik Boreas gedoopt heb.
Waaraan nooit iets gemankeerd heeft.
Of ik zuidwaarts ga of zigzag,
onontkoombaar, onverbiddelijk
richt zich de magneetnaald noordwaarts.
Eindelijk reizen wij weer samen,
twee die bij elkander horen,
twee die aan elkaar gewaagd zijn.
Uit: Verzamelde gedichten
Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2001
Kessels brengt het gedicht in verband met de levenstocht, de reis naar het vinden van je kompas. Hij stelt zich een jonge Ida in haar tienerjaren voor, rijdend op haar fiets naar de middelbare school. Zonder ‘reis’, zonder (levens-)plannen, wars van alles. Haar kompas geeft haar steun (‘bij elkaar horen’), maar daagt haar ook uit (‘aan elkaar gewaagd zijn’).
De filosoof herkent het beeld, hij kan achteraf duiden wanneer zijn eigen weg voor hem geopenbaard werd. Na allerlei baantjes die weinig tevredenheid brachten, reisde hij de wereld rond en verbleef in een klooster. Ergens onderweg kocht hij een boekje van de filosoof Rousseau. Hij was erg ontregeld, maar wist ‘Hier gaat mijn leven over, dit soort boeken lezen.’
Hoe dat er in de praktijk uit zou moeten zien, hij had geen idee. Het was een existentiële ommekeer. In deze tijd ontmoette hij ook zijn vrouw, dat hielp hem ook, geeft hij glimlachend toe. ‘Socrates’ uitgangspunt is dat we allemaal ons kompas in ons dragen, maar dat het een enorme klus is om die boven water te krijgen.’
Wat je te doen hebt, heb je zelf gekozen (Socrates)
De manier waarop wij meestal denken (‘waarom overkomt mij dit?’) wil Kessels graag omdraaien. Kijk naar je eigen leven alsof je dit ‘script’ zelf hebt gekozen. Wie kiest, is zelf verantwoordelijk. Dat brengt een heel ander gevoel met zich mee, meer controle, maar ook het gevoel dat alles wat je meemaakt je dichter bij je kompas brengt.
Hij continueert: ‘denken helpt daarbij niet, je moet geraakt worden. De moeilijkheden die je meemaakt, raken een dieper deel van je, delen van je ware ziel komen bovendrijven.’
Het lijkt alsof Kessels ons probeert te stimuleren met nieuwsgierigheid in plaats van met argwaan. Durven we te kijken naar wie we zijn op moeilijke momenten, welke kern komt dan in ons naar boven en wat kunnen we hiermee doen?
Leren is herinneren (Socrates)
Waar gaat jouw leven nu over? Wat vind je nou werkelijk belangrijk? De filosoof reikt ons vragen aan die ons dichter bij ons lot - onze essentie en bestemming - kunnen brengen. Hij legt uit: ‘Je kunt pas leren als je onderscheid kunt maken tussen dingen die gelijk zijn en dingen die niet gelijk zijn?’
Je kompas, je richtingswijzer zal moeten weten wat Noord en wat Zuid is, wat voor jouw goed is en wat niet. Dat leren is volgens Kessels een interessant proces. De eerste stap is weten wat je niet weet, dan ben je immers al halverwege. Als je iets eenmaal doorhebt, dan is het glashard. Zover het cognitieve deel.
Het poëtische stukje van leren raakt Kessels aan door het een ‘zuiveringsritueel’ te noemen. Wij gaan er namelijk vanuit dat wat we waarnemen, de werkelijkheid is. Maar als je in een grot zit, dan ken je niets anders dan duisternis en eendimensionaliteit. Als je er eenmaal uit bent, kun je verder kijken en vele vormen en kleuren zien. Kessels vertelt dit, omdat ‘inzicht over het algemeen wordt gezien als iets conceptueels. Maar als het over je leven gaat, gaat het over jouw omstandigheden, hoe jij tegen dingen aankijkt.
Luc Stevens rondt de avond af met de boodschap die Kessels heeft willen overbrengen: ‘Je moet je eigen zingeving elke dag weer willen herkennen. Elke dag.’
Annonay Andersson is redacteur bij stichting NIVOZ.
Reacties