‘Ik ben blij dat u het nu weet, nu begrijpt u me beter. Ik schaam me zo.’
18 november 2015
Deze week (16-21 november) is uitgeroepen tot de Week Tegen Kindermishandeling. Bovendien is op 20 november de Internationale Dag van de Rechten van het Kind. In dat kader zullen we deze week een aantal blogs posten over dit thema. Dit blog is geschreven door docent Inge Spaander, over hoe zij wakker ligt als ze ontdekt dat een meisje uit haar klas thuis misbruikt wordt, en hoe ze heeft kunnen helpen. 'Ik schaam me ook. Voor de walging die ik voel, voor het overweldigend gevoel van ‘had ik het maar eerder geweten’ en vooral voor hoe al die gevoelens mijn handelen vertragen.'De momenten dat ik me als docent het meest onmachtig voel zijn niet de momenten dat een klas niet luistert of als leerlingen ondanks veel moeite van mijn en hun kant niet goed presteren. Op die momenten doe ik een graai in mijn enorme schat aan ervaring, val ik terug op lessen van mijn voorbeelddocenten met meer ervaring en zet ik een flinke dosis realiteitszin in om ’s nachts niet te lang wakker te liggen. Nee, het zijn niet die momenten die me met een gevoel van machteloosheid naar huis laten gaan.
Ik ben nog niet lang docent als er een leerling naar mij toe komt met een verontrustend verhaal over de thuissituatie van een andere leerling. Ze eindigt haar verhitte relaas met: ‘Ik heb het zelf gezien, juf, maar ik mocht er niets over zeggen tegen u.’ Ik weet direct dat het waar moet zijn. Dus dit is er aan de hand met deze leerling, die ons continu op de proef stelt met haar wisselende gedrag en resultaten, haar vele ziekmeldingen en haar afstandelijkheid. Ik vraag om raad bij een collega; samen besluiten we dat ik met de leerling in gesprek ga . Het wordt een lang gesprek. Zij onwillig, boos over het verraad van haar vriendin, ik vastberaden om haar te helpen, weinig ruimte gevend. Langzamerhand vinden we elkaar, ontstaat er vertrouwen. Uiteindelijk zegt ze zachtjes vanonder de enorme bos haar voor ogen: ‘Het is waar. En het gebeurt vaker.’ Stilte.
Nu weet ik het dus. Ik kijk naar ons: docent en leerling tegenover elkaar, op tafel een verhaal dat me doet huiveren. Een verhaal dat ik het liefst wil oppakken en bij het grofvuil wil zetten. Op laten halen, weg ermee. Klaar. Maar in de stilte die valt na het uitspreken verandert er niets. Of toch? ‘Ik ben blij dat u het nu weet, nu begrijpt u me beter. Ik schaam me zo.’ Ik schaam me ook. Voor de walging die ik voel, voor het overweldigend gevoel van ‘had ik het maar eerder geweten’ en vooral voor hoe al die gevoelens mijn handelen vertragen. In de weken erna vormen we samen een verbond: we praten, we lachen, ik help met huiswerk en maar heel soms komt het verhaal weer op tafel te liggen. Het gaat beter op school. Ze is opener en vrolijker, meestal. Iedere dag wordt ze een beetje meer zichzelf. ‘Er is niets veranderd, maar ik ben wel veranderd, ik hoef niet meer te liegen.’
Altijd te laat
Het is fijn om een leerling bij te staan en groei te zien. Maar dit is niet als een onvoldoende voor wiskunde, je wil er niet samen aan werken om het langzaam beter te maken. Er is geen volgende toets, geen volgend rapport, geen herkansing. Geen tijd voor geduld. Op het moment dat jij het te horen krijgt, je vermoedens hebt, is het al te laat. Je bent altijd te laat. En dus stopt het niet bij luisteren, niet alleen omdat jij dat niet wilt, ook omdat dat niet mag. Je bent verplicht melding te doen van de situatie bij de verantwoordelijke instanties. Instanties die meer kunnen, meer mogen dan jij. Instanties die kunnen handelen buiten de school, zodat de school een veilige haven kan blijven. Op de dag dat het hoge woord eruit is bel ik samen met de zorgcoördinator zo’n instantie. Ik deel kale, koude gegevens over de leerling met een gestreste stem aan de andere kant van de lijn. Ik vraag wat er gaat gebeuren, maar de stem weet het nog niet. Hoe kan ik de leerling voorbereiden op dat wat komen gaat? De stem weet het nog niet. Na het ophangen begint het vacuüm van wachten. Wachten op actie. Wachten tot het echt stopt. Iedere dag zie ik haar naar huis fietsen. De glimlach die ze op school steeds vaker laat zien ver weggestopt in haar rugzak. Zij gaat naar huis, ik ga naar huis. En ik weet dat ik haar help, dat de school haar helpt, zich ietsje beter te voelen, maar er is nog niets veranderd. Mijn wachten, mijn luisteren, mijn bellen met instanties, het voelt als niets doen of in ieder geval veel te weinig. Ik voel me machteloos. Machtelozer dan zij zich voelt. In een van onze gesprekken zegt ze: ‘Ik heb nu het gevoel dat ik er zelf wat aan heb gedaan om het beter maken.’ Dapper meisje.
Weg
Op een dag is ze er niet meer. Het vacuüm van wachten is voorbij. Na vele gesprekken, telefoontjes, pogingen tot verbeteringen in het gezin, is ze weg. Weggehaald en ondergebracht op een veilige plek aan de andere kant van het land. Het team is opgelucht, ik ben opgelucht: eindelijk hulp, eindelijk stopt het. Maar voor haar is het is nog niet klaar: een instelling met veel probleemkinderen, een pleeggezin dat streng christelijk is en haar niet weet te temmen, korte, moeilijke bezoekjes aan thuis, terug willen, weg willen, foute jongens, criminele vriendinnen uit het tehuis. Ze wordt achttien, gaat op zichzelf wonen, volgt een opleiding en nog is het niet klaar. Voor haar is het nooit klaar. Omdat het nu eenmaal gebeurd is.
Als zij weg is leef ik verder, doceer ik verder, alsof er niets gebeurd is. We hebben af en toe contact, maar andere leerlingen met soortgelijke problemen dienen zich aan, nemen haar plek in. En hoewel ik steeds beter weet hoe je met dit soort situaties moet omgaan, wat er kan gebeuren, wie je kunt inschakelen, hoe je de leerling het beste helpt, ik ben me nooit minder machteloos gaan voelen. Hoeveel ik ook doe om de situatie beter te maken, het ongedaan maken kan ik nooit.
Inge Spaander is onderwijsdenker, verhalenverteller en docent media & entertainment op het Thorbecke Voortgezet Onderwijs.
Reacties