'Hoeveel vertrouwen hebben we eigenlijk in kinderen als we voortdurend testen of ze wel genoeg hebben geleerd?'
19 november 2016
Waarom nemen we scholen voortdurend de maat en gaan we er vanuit dat werknemers moeten worden aangespoord om minder te verzuimen? Hoeveel vertrouwen hebben we eigenlijk in kinderen als we voortdurend testen of ze wel genoeg hebben geleerd? En wat zegt dat over het vertrouwen in leerkrachten? Hanneke Saaltink onderzoekt - om te beginnen - haar eigen relatie tot het begrip vertrouwen, als moeder van een 21-jarige dochter die vier maanden alleen de wereld rondreist. 'Voor vertrouwen moet je moeite doen.'
‘…. en vind je dat goed? Oh, ík zou geen oog meer dicht doen!’
Het was niet de eerste keer dat iemand dat geschrokken uitriep. Iedere keer weer draaide mijn maag om. Onze 21-jarige dochter wilde vier maanden gaan rondreizen in Azië, alleen. Voor thuisblijvende ouders is dat dus doodeng. En naarmate het afscheid dichterbij kwam, leek de wereld steeds gevaarlijker en onherbergzamer te worden. Vliegtuigen kunnen spoorloos van de radar verdwijnen, veerboten kapseizen en ik zag goedwillende vrijwilligers bijna geplat worden toen ze probeerden een angstige olifant in een vrachtwagen te drijven. En dan durfde ik nog niet eens te denken aan die twee verantwoordelijke, goed voorbereidde jonge vrouwen die enthousiast op reis gingen en onvindbaar werden.
Toch hebben we nooit gedacht dat we haar konden verbieden om te gaan. Ze trainde vooraf wekenlang elke dag om haar knieschijf, die een paar keer pijnlijk uit wandelen ging, op zijn plaats te houden. Ze liet zien waar ze naartoe wilde. Samen zochten we naar een hostel in Singapore en bij het zien van foto’s van backpackers in vrolijke, gemeenschappelijke chat-ruimten werd mijn beeld van een alleenreizende jonge vrouw in Azië langzaam losgezongen van verontrustende verhalen uit het nieuws. Het vertrouwen groeide.
En nu ze dan echt weg is, blijkt het allemaal weer helemaal anders te zijn dan wij ons voorstelden. ‘Vandaag heb ik gedoken naar een wrak, het was prachtig en ik leef nog steeds,’ app’te ze. We merkten dat alleen reizen zelden echt alleen is. Overal zijn jonge mensen onderweg en dat doen ze samen. In haar blog las ik hoe ze dwars door de jungle liep en na een hachelijke afdaling een moeder orang-oetang met baby ontmoette. Vastbesloten pakte de aap haar arm en probeerde haar mee te nemen de jungle in. En soms zitten we zomaar een uurtje te kletsen via Skype, net alsof ze naast ons zit op de bank. Thuis genieten we van de verhalen, trots merken we hoe ze problemen oplost, ontdekkingen doet, mensen ontmoet, vrienden maakt, hoe ze een andere wereld leert kennen, verliefd wordt misschien.
Maar toch …. als ik een aantal dagen niets heb gehoord groeit de ongerustheid. Het is als toen ik de eerste keer mijn zes weken oude zoon achterliet bij goede vrienden om een stukje te gaan varen. Het was alsof ik met een onzichtbaar draadje met hem verbonden was. Een draadje met een beperkte lengte. De straat uit ging goed; in de roeiboot stappen en de gracht uit varen in het zonnetje was heerlijk, maar toen ik de bocht om voer kwam er een vage onrust opzetten, die groeide en groeide. Tot ik verbaasd constateerde dat het niet meer ging, ik móést terug. Zo staat het draadje nu ook af en toe te strak gespannen. Die ongerustheid voelen is niet moeilijk. Het gaat vanzelf, ineens zijn ze er gewoon, de zorgen en de angstige fantasieën.
Voor vertrouwen moet je moeite doen. En ik denk aan de keer dat ze drie jaar was, die inmiddels volwassen dochter, en naar het kinderdagverblijf ging. Ineens pakte ze haar lievelingsknuffel en gaf ‘m aan mij: ‘Je mag ‘m wel even, voor als je mij mist, dan wordt je niet zo verdrietig’, zei ze. Daarna stapte ze vol vertrouwen het kinderdagverblijf binnen. Pas later dacht ik hoe goed ze dat had gedaan voor ons alle twee. Voor zichzelf had ze een anker gemaakt, veilig thuis bij haar moeder. En ík had een extra sterk draadje dat ik lang kon laten vieren. Bovendien zag ik hoe goed ze voor zichzelf kon zorgen en dat geeft pas echt vertrouwen.
Toch snap ik ze goed,
al die ouders die aarzelend hun net vierjarigen achterlaten
in een volle, lawaaiige kleuterklas.
Ik merk hoe ze nog even, ongerust, staan te kijken, verstopt op de gang. Wordt mijn kind niet gepest? Luistert ‘ie wel naar de juf en loopt ‘ie niet weg? Voelt ‘ie zich wel prettig en weet ‘ie wat ‘ie moet doen? Ziet de juf wel wat ‘ie allemaal al kan en wil?
Ik snap de schrik als een moeder per ongeluk ziet hoe haar kind buiten op de speelplaats in een afgelegen hoekje op de grond wordt gegooid door de grote jongens. Ik begrijp hoe het is om diezelfde zesjarigen ineens thuis te krijgen om te spelen met jouw al heel grote maar toch nog maar net vierjarige zoon; ‘alsof er een soort pubers in je huis komen’, zo vertrouwde een andere moeder mij eens toe. En dan al die nieuwe woorden en andere gedragingen die ze meenemen naar huis.
Een collega bedankt de ouders altijd voor het ‘lenen’ van hun kinderen. En dat is heel terecht, het vraagt vertrouwen om je kind urenlang achter te laten in een wereld waar je toch eigenlijk weinig vanaf weet.
Voor dat vertrouwen moet je moeite doen. De eerste impuls is meestal al het gevaar en eigen initiatief zo veel mogelijk uit te bannen. Ik zag een keer een invaller die om de vijf minuten alle kinderen telde en er dus steeds een paar kwijt was. Of een kleuterleerkracht die de prikpennen boven op de kast zette, omdat ze zo gevaarlijk waren.
Je kunt proberen alle kinderen als een kloek onder je vleugels te houden bij het naar huis gaan of je kunt vertellen dat ze bij je blijven wachten als ze hun ouders nog niet zien en er op vertrouwen dat ze dat dan doen. Waarom nemen we scholen voortdurend de maat en gaan we er vanuit dat werknemers moeten worden aangespoord om minder te verzuimen? Hoeveel vertrouwen hebben we eigenlijk in kinderen als we voortdurend testen of ze wel genoeg hebben geleerd? En wat zegt dat over het vertrouwen in leerkrachten?
Maar hoe doe je het dan wel?
Ik denk allereerst door er vanuit te gaan dat een ander altijd een goede reden heeft om te doen wat ‘ie doet. Dat mensen én kinderen weten wat ze wel kunnen en wat niet en wanneer ze hulp nodig hebben. Vertrouwen is iets dat moet groeien en voor dat groeien zijn in ieder geval twee mensen nodig. Daarbij is vertrouwen geven net zo belangrijk als het krijgen. Als ik merk dat niemand gelooft dat ik iets kan, wordt het echt heel moeilijk om te doen. Terwijl je van het tegenovergestelde vleugels krijgt, dan kun je (bijna) alles. Wat natuurlijk geen garantie is tegen ongeluk. Want ja, soms loopt iets anders dan verwacht of ontstaan er problemen. Dat hoort er ook bij.
Voorlopig bijt ik me dus dapper door de zorgen-wolkjes heen en geniet ik zoveel mogelijk van die dochter van ons, ver weg in Azië.
Hanneke Saaltink staat een aantal dagen van de week als groepsleerkracht voor een kleutergroep. Als er tijd is duikt ze haar eigen atelier in. Over haart ervaringen blogt ze op haar eigen site ‘Als kunst en onderwijs elkaar raken’. Op deze site laat ze zien wat kunst, onderwijs en kinderen met elkaar te maken hebben en hoe ze elkaar beïnvloeden.
Reacties