Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

Hoe kijken we naar onderwijs? Als iets onvermijdelijks of laten we ons leiden door wat mogelijk is?'

22 november 2017


Cees de Wit pleit ervoor leerlingen meer en actief te betrekken bij hun onderwijs. 'Het pleidooi om kinderen meer als partners te zien, is geen pleidooi voor ‘vrijheid blijheid’. Wel een pleidooi om met elkaar nog eens in gesprek te gaan over het WAT en het HOE.'


Deze bijdrage is een ingekorte versie van deze blog dat eerder gepubliceerd is op de website van KPC Groep en verscheen eerder op onze website.


Hoe kijken we naar ons onderwijs?

Al jaren speel ik met het idee een school die regelmatig tevredenheidsonderzoeken uitvoert onder leerlingen en ouders te vragen om eens mee te doen aan een experiment. Daarin wordt het tevredenheidsonderzoek tweemaal afgenomen. De eerste keer op de gebruikelijke manier, de tweede keer nadat ouders en  leerlingen een inspirerend verhaal hebben gehoord over een school met een echte participatiecultuur. En dat dan wel in de woorden van de directeur en enkele ouders en leerlingen. Een school dus waar ouders zich partner voelen van de leraren en actief betrokken zijn bij zowel de ontwikkeling en het leren van hun kind als bij de groep/klas van hun kind en de organisatie. En een school waar leerlingen meedenken over hun onderwijs en de school als gemeenschap en zich mederegisseur en dus ook medeverantwoordelijk voelen voor hun eigen ontwikkeling en leren. Daarna nemen we dat tevredenheidsonderzoek nog eens af. Wat denkt u dat daar uitkomt? Mijn vermoeden: veel ouders en leerlingen zullen ineens veel kritischer naar hun school en het onderwijs gaan kijken, met als gevolg een lagere tevredenheidsscore.

Ons eigen referentiekader doet er dus toe. Wie zich laat leiden door het onderwijs als gegeven, als sterk door traditie bepaald, als iets onvermijdelijks, zal een school c.q. het onderwijs op een andere manier waarderen dan wie zich laat leiden door wat mogelijk is (en elders al gepraktiseerd wordt!) en door hedendaagse opvattingen over ontwikkeling en leren.

Een andere bril ...

Een groeiend aantal PO- en VO-scholen en bewegingen, sluit in hun opvattingen over ontwikkeling en leren nauw aan bij de natuurlijke drang tot ontwikkeling en leren, de leergierigheid en de behoefte om iets te bereiken, waarover kinderen van jongs af aan beschikken. Zouden Nederlandse kinderen in dat opzicht verschillen van andere kinderen? Ik geloof daar niks van. Wat mij blijft intrigeren is wat kinderen zich in de eerste vier jaar van hun leven ‘eigen’ maken aan kennis, inzichten, vaardigheden en houdingen. En dat in informele settings. Een prestatie om U tegen te zeggen.

Essentieel is daarin het besef dat ze dat ontwikkelen en dat leren ook zelf doen. Dat kan de beste ouder of de beste leraar niet voor hen doen. En ofschoon we vaak zeggen dat we het beste uit alle kinderen willen halen, kunnen we ze alleen maar helpen dat zelf te doen. Maar dat kan alleen indirect, door hun omgeving te beïnvloeden. Want die ontwikkeling en dat leren vinden natuurlijk niet in het luchtledige plaats. Dat gebeurt steeds in interactie met de fysieke en de sociale omgeving, waarin ze verkeren. Ze doen het zelf, maar leraren en anderen doen er wel degelijk ook toe!

Ook de opbrengsten realiseren zij in principe dus zelf. En dat is een interessant gegeven in een context waarin we juist de onderwijsprofessionals er steeds meer toe pressen om opbrengstgericht te werken. Wie zich realiseert dat het de kinderen zijn die de opbrengsten realiseren - en die opbrengsten omvatten meer dan alleen met toetsen te meten is - zal kinderen niet meer zien als louter object van opvoeding en onderwijs maar als subject wiens eigen inbreng minstens zo belangrijk is als die van de opvoeder of leraar.

Implicaties

Wie deze redenering volgt, ontkomt niet aan een aantal conclusies of in elk geval indringende vragen:

Het gaat niet aan om zomaar te beweren dat een leerling of een groep leerlingen niet of minder gemotiveerd is. Dat we dat vaak horen op en rond scholen, zegt nog niets. We doen leerlingen meer recht met uitspraken als: ‘ze zijn anders gemotiveerd’, of: ‘ze zijn niet of minder gemotiveerd voor het onderwijs dat wij hun bieden’.

We zullen kinderen meer als partners moeten zien op het traject dat we met hen lopen en hun moeten vragen wat zij nodig hebben om hun potentie te realiseren. Wie echt in gesprek gaat met kinderen zal merken dat zij - al heel jong - zo hun eigen opvattingen hebben over bijvoorbeeld wat bij hen wel werkt en wat niet of minder. Of over het leef- en werkklimaat in hun school en hoe dat te optimaliseren zou zijn. Vragen we ze dat ook? En doen we daar ook iets mee?

Zouden we in ons onderwijs niet meer moeten proberen aan te sluiten bij die natuurlijke drang tot leren en je ontwikkelen? Het is in dit verband interessant om de ontwikkeling en het leren van kinderen binnen en buiten de schoolmuren eens met elkaar te vergelijken. De discrepanties daartussen nemen almaar toe. Echte verbindingen ertussen mankeren nog al te vaak. En daarmee missen we ook kansen om het onderwijs boeiend(er) te maken.

Geen vrijheid blijheid

Het pleidooi om kinderen meer als partners te zien, is geen pleidooi voor ‘vrijheid blijheid’. Wel een pleidooi om met elkaar nog eens in gesprek te gaan over het WAT en het HOE. Zelfs als we vooralsnog blijven vasthouden aan het WAT - de inhoud en de doelen die we willen realiseren - rust op ons als volwassenen de dure plicht alles uit de kast te trekken om die doelen voor kinderen betekenis en zin te geven. Het ‘waarom zou ik?’ is niet af te doen met de opmerking ‘omdat het nou eenmaal moet’. Je kunt vragen hebben omtrent wat kinderen moeten leren, maar er is geen doel dat voor hen niet te plaatsen is in een boeiende context. Zeker niet in deze tijd waarin niet alleen de reële wereld buiten de school, maar ook de virtuele wereld boeiende impulsen bieden voor ontwikkeling en leren. En waarom zouden we kinderen niet mee laten denken over het HOE? Is het niet ook een doel van het onderwijs dat ze steeds zelfstandiger worden en (mede)regisseur van hun eigen ontwikkeling en leren?

Het mooie van het betrekken en laten participeren van kinderen op deze manier is dat we in één en dezelfde beweging werken aan kwalificatie, socialisatie en subjectwording of persoonsvorming (in de woorden van Biesta). Ik ben ervan overtuigd dat dit hun motivatie zal bevorderen en ook het werk van de leraar veel boeiender en interessanter zal maken.

Cees de Wit is onderwijsadviseur. In zijn advieswerk bestrijkt hij een breed terrein, van strategische beleidsadvisering en systeem doorbrekende innovatieve projecten tot projecten rond partnerschap tussen ouders en school en de participatie van leerlingen, bij voorkeur in relatie tot de school als gemeenschap. De Wit is sinds een aantal jaren docent aan de Postacademische opleiding Schoolpsycholoog van het RINO (Amsterdam) en het SPON (Nijmegen). Zijn motto: Er is niets zo praktisch als een goede visie.

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief