Gun kinderen hun eigen ruzies
29 mei 2017
Kinderen die elkaar af en toe plagen, elkaar dwarszitten en op sommige momenten niet meer met elkaar door één deur kunnen! Wie kent het niet? Volwassenen gaan zich er dan mee bemoeien, maar daardoor wordt het er vaak niet beter op. Marlies Bras wijst op de woorden van de Israelische leraar, kinderpsycholoog en therapeut Haim Ginott (1922–1973): Een goede ouder kun je afmeten naar wat hij niet bereid is voor zijn kind te doen!' Ofwel: Gun de kinderen hun eigen ruzie. En hun eigen oplossing!Je kan therapeut zijn. Je kan pedagoog zijn. Maar als je daarnaast ook nog gewoon moeder bent, blijven de dagelijkse beslommeringen je niet bespaard. Dus ook ons gezin werd geteisterd door de de continu-maar-weer-oplaaiende-brandjes in de vorm van:
“Maham ze slaat.”
“Ja, maar zij...!”
“Maaam, nu doet ze het weer!”
“Blijf van me af”
"Ja, alleen als jij van mij afblijft.”
“Ach je bent gewoon een stomme trut”.
Daarbij kwam het vaak voor dat één van de twee het onvrijwillige slachtoffer was van al deze lichamelijke en woordelijke aanvallen. Ik - een moeder met een groot rechtvaardigheidsgevoel -vond dat het mijn taak was om er alles aan te doen om het slachtoffer te beschermen. Ik sprong dus vanuit mijn reddersrol hun conflict in, met woorden als: “Ben je gek geworden! Slaan en schoppen doen we niet! En als je niets leuks weet te zeggen, hou dan je mond!”
Hoe harder ik riep dat slaan en schoppen niet toegestaan was, hoe meer klappen er uitgedeeld leken te worden. Hoe meer ik opperde dat je wel boos mocht zijn, maar niet alles kon zeggen, hoe creatiever en vooral kwetsender de woorden en naampjes werden. Dat ging zo door tot bij mij de maat vol was en ik me tot de aanstichter richtte met woorden als: “Nu ben ik er klaar mee. Wegwezen jij. Ik wil je voorlopig niet meer zien of horen!”
Na mijn duidelijke woorden, verliep het scenario eigenlijk altijd hetzelfde. Het (in mijn ogen) vermeende slachtoffer ging met een verontwaardigd gezicht zitten wachten tot de straf van zuslief voorbij was. Vervolgens vertrokken ze naar boven om samen achter gesloten deuren (en zonder ruzie!) te gaan spelen. Af en toe sijpelden er wat woorden door de dichte deur. Woorden als: “tsssss zeg”, “chagrijnig!” En ik bleef beneden achter met een schuldgevoel en enorme vraagtekens. “Wat verwachten ze dan?”
En toen kwam ik ze tegen! De gouden woorden. De gouden woorden van Haim Ginott die een eind maakte aan al mijn schuldgevoelens en frustraties over deze voor mij zo energievretende brandjes.
Hij schreef: Een goede ouder kun je afmeten naar wat hij niet bereid is voor zijn kind te doen!
Deze woorden klonken mij (als persoon die het liefst met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk wil bereiken) als muziek in de oren. Dit waren mijn reddende woorden die een eind zouden maken aan al mijn frustraties over deze eindeloze ruzies. Ik kon niet wachten. Gelukkig hoefde ik ook niet lang te wachten! Al snel diende zich het eerste oefenmoment aan. Een conflict met als inhoud: Wie mag kiezen wat we gaan spelen!
Vol goede moed nam ik plaats op een stoel in de keuken, terwijl het geweld in de woonkamer langszaam losbarste. Als zeer gemotiveerde leerling had ik mij natuurlijk gedegen voorbereid. Ik zou me houden aan de volgende instructies:
- Kom niet van je stoel
- Houd je mond.
- Je mag je er drie keer mee bemoeien. Maar vanuit je stoel en zonder preek.
Om het wat makkelijker te maken had ik wat voorbeeldzinnetjes paraat.
Binnen de kortste tijd viel de eerste klap, gevolgd door een schreeuw en de uitroep: “Mama...Ze slaat!”
Daar gingen we: “Maam, ze heeft me geslagen!”
Bemoeienis nummer één: “Ach meid dat is naar”
De tweede zin volgde als snel: Ja, maar zij sloeg mij eerst!” Zin nummer twee “Ach jeetje”.
Nu moest ik oppassen, de ruzie was nog geen drie minuten op gang en ik had nog maar één zin over.
Bij de schreeuw: “Maaaaaaam ik zei stop hou op en ze stopt niet met slaan”, gooide ik mijn derde en laatste bemoeienis in hun strijd. “O, dat is wel erg vervelend voor je. Hee meiden, dit is jullie ruzie. Ik vertrouw er op dat jullie er samen wel uitkomen. Ik ben even de was opvouwen."
Van die was kwam weinig terecht. Niet omdat ik mijn principe van het zo weinig mogelijk doen zo ver door wilde voeren. Maar gewoon omdat ik mezelf moest tegenhouden om niet naar beneden te rennen en ze alsnog uit elkaar te trekken om ze de les te lezen.
Mijn geduld werd gelukkig niet lang op de proef gesteld. Binnen drie minuten waren daar de verlossende woorden: ... Als jij dan juf bent, mag ik dan poesje zijn? Gevolgd door gedender op de trap en de woorden “Mam, we zijn in de speelkamer...En ik mag poesje zijn, leuk hè!”
Waarom had ik me al die tijd toch zo uitgesloofd als (ongevraagde) redder in nood.
Ik besloot vanaf nu een luie moeder te worden. Een moeder die bereid is zo min mogelijk voor haar kinderen te doen. Eén ding was zeker: het zou er een stuk gezelliger door worden. Natuurlijk, ruzies zijn er nog steeds. Er wordt nog steeds gescholden, soms geslagen. Maar het grote verschil is dat ik me er niet meer mee bemoei! Het is hun ruzie, dus ik blijf zitten waar ik zit, neem nog een kop thee, roep af en toe iets vanuit betrokkenheid en medeleven. En ik laat ze weten dat ik erop vertrouw dat ze het samen oplossen.
En dat doen ze! Op hun eigen manier. Ze lossen het zelf op (En dat kunnen ze snel en goed!) Het is even oefenen, maar als je er hard voor werkt, is het heel goed haalbaar om een ouder te zijn die zo min mogelijk doet! Je krijgt er blije en zelfstandige kinderen van!
Marlies Bras, kindertherapeute, schrijft regelmatig verhalen over opvoeding en onderwijs op haar blog Tread Softly.
Reacties