Herzien in plaats van herstel: 'Extra ondersteuning is waardevol, maar slechts tijdelijke zuurstof.’
15 oktober 2025
Danny Weeda schrijft over de toenemende handelingsverlegenheid binnen scholen en de vraag hoe we de ruimte kunnen benutten die tijdelijke maatregelen ons geven. ‘Elke vorm van extra ondersteuning is een signaal van structurele disbalans.’ Danny is schoolleider binnen scholengroep Penta en tijdelijk gedetacheerd als projectleider bij het samenwerkingsverband, waar hij zich richt op de verdere ontwikkeling van inclusief onderwijs. 'De thema’s die ik dagelijks tegenkom in gesprekken met schoolleiders en betrokkenen vormen de achtergrond van dit essay.’
Het Nederlandse onderwijs kraakt onder de spanning tussen maatschappelijke verwachtingen en pedagogische werkelijkheid. Steeds meer leerlingen ervaren druk, onzekerheid, angst of somberheid. Het aantal jongeren met internaliserende problematiek stijgt al jaren gestaag, zo blijkt uit onderzoeken van het Trimbos-instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Waar vroeger vooral ‘opvallend gedrag’ aandacht vroeg, zien scholen nu juist de groei van ‘stille leerlingen’ die vooral van binnen worstelen.
Wie dagelijks in een school werkt, ziet hoe leerlingen niet bezwijken aan onwil, maar aan overprikkeling. Scholen reageren daarop met een groeiend arsenaal aan ondersteuningsvormen: van zorgteams en extra schoolmaatschappelijk werk tot psychologielessen, mindfulness-trainingen en weerbaarheidscursussen, allemaal bedoeld om leerlingen overeind te houden in een systeem dat zelf nauwelijks nog ademhaalt. Deze initiatieven zijn waardevol en vaak onmisbaar. Toch vervullen ze in essentie de rol van een overdrukventiel: ze laten tijdelijk de druk ontsnappen zodat het systeem kan blijven draaien. De verleiding is groot om te denken dat de problemen daarmee zijn opgelost. In werkelijkheid markeren deze interventies vooral het onvermogen van het systeem om zichzelf aan te passen.
Het gevaar van dat ventiel is de ruststand die erop volgt: de gedachte dat het met de juiste zorgstructuren wel weer hanteerbaar wordt. Maar elke vorm van extra ondersteuning is geen bewijs van stabiliteit, ze is een signaal van structurele disbalans. Ze koopt tijd, niets meer en niets minder. En die tijd moet wat mi betreft gebruikt worden om het fundament van ons onderwijs opnieuw te doordenken. Van curriculum tot professionalisering, van visie tot leiderschap.
De post-industriële erfenis van het onderwijs
Het Nederlandse onderwijs is, zoals de WRR in Druk, druk, druk (2023) beschrijft, nog altijd gevormd door een industriële logica. Het is ingericht op standaardisering, efficiency en meetbaarheid, op het produceren van gekwalificeerde burgers in voorspelbare batches. Toetsen, cijfers en doorstroompercentages zijn de symbolen van succes geworden.
Maar deze logica past steeds slechter bij een samenleving die diverser, complexer en emotioneler is geworden. Jongeren groeien op in een wereld waarin kennis overal beschikbaar is, maar betekenis steeds moeilijker te vinden. Een systeem dat stabiliteit wil produceren, terwijl de wereld om hen heen beweegt, raakt uit de pas.
‘Een onderwijssysteem dat stabiliteit wil produceren, terwijl de wereld beweegt, raakt uit de pas’
Het SCP noemt dit de ‘druk-generatie’: jongeren die zich voortdurend ‘gemeten’ voelen, op school, op sociale media, in hun sociale kring. De Onderwijsraad (2021) spreekt van een verengde onderwijsopdracht: te veel nadruk op prestaties, te weinig aandacht voor sociale en morele ontwikkeling. Hoogleraar Luc Stevens – oprichter van NIVOZ - verwoordt het als: ‘Onderwijs is geen voorbereiding op het leven, het is het leven zelf.’
Leraren en schoolleiders voelen die spanning elke dag. Ze willen recht doen aan leerlingen, maar worden tegelijk gevangen in een structuur die vooral gericht is op controle en verantwoording. In dat krachtenveld verschuift de energie van nabijheid naar beheersing, van vertrouwen naar verantwoording. Het gevolg is handelingsverlegenheid, niet uit onwil, maar uit een systeem dat het moeilijk maakt om werkelijk menselijk te handelen.
Ouders en de verschuivende opvoedingsnorm
Ook de relatie met ouders is veranderd. Waar ouderbetrokkenheid ooit een partnerschap was, is het in toenemende mate een onderhandelingsrelatie geworden. Ouders zijn beter geïnformeerd, mondiger en vaak ook bezorgder. Ze verwachten maatwerk en veiligheid. De school is voor velen niet langer een publieke voorziening, maar een dienstverlener.
Deze ontwikkeling hangt samen met wat psychologen de laag-risico-opvoeding noemen. Ouders proberen hun kinderen te beschermen tegen falen en frustratie, uit liefde, maar ook uit angst. Daardoor leren jongeren minder omgaan met tegenslag en onzekerheid.
Scholen kunnen opvoeding achter de voordeur niet veranderen, maar zij kunnen wél normatief stelling nemen in wat zij van belang vinden. Dat vraagt niet om confrontatie, maar om gezamenlijkheid. Wanneer scholen in een regio samen een duidelijke pedagogische koers uitspreken, ontstaat consistentie en rust. Ouders kunnen dan niet langer ‘shoppen’ naar soepelheid en scholen hoeven niet steeds opnieuw te buigen onder druk.
Onderwijs dat zich laat leiden door elke ouderverwachting, verliest zijn publieke opdracht. Onderwijs dat zijn waarden helder uitdraagt, biedt richting. Aan leerlingen, ouders en professionals.
Van overdruk naar transformatie
Wanneer we erkennen dat extra ondersteuning slechts ademruimte biedt, moeten we die ruimte benutten voor structurele hervorming op drie niveaus: onderwijsontwerp, professionele cultuur en leiderschap.
‘Wanneer we erkennen dat extra ondersteuning slechts ademruimte biedt, moeten we die ruimte benutten voor structurele hervorming op drie niveaus: onderwijsontwerp, professionele cultuur en leiderschap.’
Het curriculum moet eenvoudiger, betekenisvoller en beter afgestemd op de wereld waarin jongeren leven. Minder versnippering, meer samenhang. Kennis, vaardigheden en burgerschap verdienen een geïntegreerde plaats, zodat leren weer een vorm van betekenisvolle ontmoeting wordt in plaats van een optelsom van vakken.
De professionele cultuur vraagt om scholen als lerende gemeenschappen. Professionalisering is geen cursus, maar een manier van samen werken en denken. Handelingsverlegenheid verandert pas in handelingsbereidheid als teams ruimte krijgen om te reflecteren, te onderzoeken en fouten te mogen maken. Dat vraagt ook om een herziening van hoe we naar macht en verantwoordelijkheid kijken. De bundel Macht en handelingsverlegenheid (Bijleveld, De Ruyter & Frissen, 2022) laat zien dat professionals niet tekortschieten uit onkunde, maar uit structurele spanning tussen regels, verantwoordelijkheid en morele afweging. Echte verandering begint daarom niet bij protocollen, maar bij reflectie op die spanning zelf.
Leiderschap vormt de scharnier tussen druk en ruimte. Goed leiderschap creëert veiligheid om te vernieuwen en bewaakt tegelijk de norm. In een systeem dat gewend is aan controle vraagt dat moed: de moed om richting te geven zonder te micro-managen, om los te laten zonder vrijblijvendheid.
Dat vraagt om tijd, om rust en om stabiliteit. Maar misschien nog belangrijker: om vertrouwen. Want scholen kunnen alleen veranderen als ze niet voortdurend hoeven te bewijzen dat ze veranderen.
Een laatste gedachte
De kern van het probleem is niet dat scholen tekortschieten in zorg, maar dat het systeem tekortschiet in aanpassing. Zolang het onderwijs blijft reageren met nieuwe lagen van ondersteuning zonder het fundament te herzien, blijft het overdrukventiel sissen tot het metaal vermoeid raakt. In de vorm van lerarentekort, ziekteverzuim en uitputting in de teams?
Extra ondersteuning is waardevol, maar slechts tijdelijk zuurstof. Ze geeft ademruimte, geen rust. De vraag is wat we doen met die tijdelijke ademruimte. Gebruiken we haar om verder te rennen of om opnieuw te bezinnen?
Wie de ademruimte benut om te herzien in plaats van te herstellen, werkt niet aan minder druk, maar aan meer menselijkheid. Aan onderwijs wat weer ademt, luistert en ziet.
Reacties