Stichting Nivoz logo
Sterkt leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht

Nivoz platform hetkind

'Eigenlijk houd ik van mijn beroep, maar die lastige kinderen, die maken het mij moeilijk'

26 december 2013

Psychologe en leerkracht Beate Letschert schreef het slothoofdstuk van het boek Pedagogische tact. Daarin gaat ze onder andere in op de dynamiek die kan ontstaan, wanneer een kind zich buiten de groep voelt staan en destructief gedrag gaat vertonen. Een situatie die niet zozeer vraagt om sancties of terechtwijzingen, maar om het zíen van het kind. 'Het gaat erom de competenties die het kind inzet in destructieve zin, voor het onderwijs te benutten en het kind op die manier in de gemeenschap van de klas terug te winnen.'

“Eigenlijk houd ik van mijn beroep”, verzucht een jonge collega tegen psychologe, pedagoge én leerkracht Beate Letschert. Maar, gaat die collega verder: “Alleen die probleemkinderen, die maken het me lastig. Ik voel me zo machteloos.” Als Beate voorstelt om een goede snuf pedagogiek toe te voegen, reageert de jonge leerkracht als door een wesp gestoken: “Pedagogiek? Daar heb ik geen tijd voor. Ik ben al blij als ik de leerstof een beetje over het voetlicht krijg.”


Voor Beate de aanleiding voor een overdenking over wat een storend gedrag storend maakt. En over de positie van pedagogiek in ons onderwijs. Ze schreef er het slothoofdstuk over in het boek Pedagogische tact. Uit dat hoofdstuk volgt hier een passage over de dynamiek tussen leraar en klas, waarin een kind dat lastig gedrag vertoont steeds destructiever wordt en steeds meer kinderen met zich meesleept. “Ongewild ondersteunen we dit soort processen als we uitsluitend met terechtwijzen of sancties reageren op probleemgedrag, maar het kind verder onopgemerkt laten.”

Buiten het gemeenschapsgevoel

Hoewel kinderen die destructief gedrag vertonen de leraar dwingen om zich steeds weer met hen bezig te houden,  waardoor ze voortdurend in het centrum van de belangstelling staan, zien deze kinderen zichzelf helemaal niet als middelpunt.

Integendeel: wanneer ik zo’n kind tijdens een begeleidingsgesprek de vraag stel: Dit is jouw klas. Welk kruis ben jij?”, dan wijst het meestal een kruis aan de rand van de cirkel of buiten de kring van de klassengemeenschap aan. Bij de vraag: ‘Welk kruis zou je graag zijn?’ gaat de vinger echter zonder aarzelen naar het midden.

Als het kind de keuze heeft tussen onopgemerkt te zijn en opgemerkt te worden, dan kiest het steeds het laatste. Ook wanneer die opmerkzaamheid uitsluitend met negatieve middelen afgedwongen kan worden en dan met sancties is verbonden.

Onopgemerkt  blijven is voor kinderen (zoals voor de meeste mensen) eenvoudig niet te verdragen. Wanneer bovendien het zelfbeeld van het kind zo slecht is, dat het gewoonweg niet geloven kan geaccepteerd te worden en gelijkwaardig te zijn, dan bevecht het zich de opmerkzaamheid met destructieve middelen. Het zelfbeeld blijft echter gemankeerd, hoewel het kind in het middelpunt staat. Het zelfbewustzijn blijft gering en de discrepantie tussen willen en kunnen wordt in fantasie en realiteit gecompenseerd.

Manuel (16) schrijft:

Mijn wens is het, en niet alleen die van mij, maar ook die van Alexander, om één keertje, hij als tennisster en ik als de beste voetballer van de wereld en dan allebei pas 16 jaar oud, in een Rolls Royce naar school te rijden. We stellen ons dat zo voor: ik heb de vorige avond mijn eerste interland gespeeld, bijvoorbeeld tegen Brazilië, en ik heb 15 doelpunten gemaakt. (…) We stellen het ons dan zo voor dat we de volgende twee weken in alle kranten en tijdschriften op de voorpagina staan. De volgende morgen zal iedereen ons op school opwachten. Ons huis is de hele nacht door journalisten belegerd geweest. We moesten daarom in een hotel slapen.

Hier gaat het niet alleen om almachtsfantasieën van een puberende tiener. Onmiskenbaar is ook de wens om iets groots te verrichten, het verlangen naar succes en naar gelding. Voor de vervulling van dergelijke wensen biedt de reclame talloze suggesties. Reclame bedient zich zelfs van dergelijke fantasieën en ensceneert bewust de vermenging van fantasie en realiteit.

Wanneer het niet lukt om een kind met opvallende gedragsproblemen in de gemeenschap van de klas te integreren en het een gevoel te geven dat het daar een vaste positie heeft, dan gebeurt het volgende.

Het kind manoeuvreert zich buiten de gemeenschap van de klas en begint de groep waartoe het eigenlijk behoort, te attaqueren. Daarbij voelt het zich door andere leerlingen (vaak lotgenoten en gelijkgezinden) bevestigd. Snel vormt er zich dan een groepje om het kind. Daarin is het dan daadwerkelijk het middelpunt.

Er worden op die manier 'compensatiegemeenschappen' gevormd en 'vijandbeelden' gecreëerd, slechte bedoelingen van anderen worden verondersteld en conflicten worden gecultiveerd. Ongewild ondersteunen we dit soort processen als we uitsluitend met terechtwijzingen of sancties reageren op probleemgedrag, maar het kind verder onopgemerkt laten.

Bij kinderen die opvallen door hun gedrag gaat het niet steeds om prestatiezwakke leerlingen. Vaak zijn deze kinderen juist intelligent en potentieel prestatiesterk. Een groot deel van hun vaardigheden – net als van hun kracht en van de strategieën die ze hanteren – gaat echter in de verkeerde richting. Het gaat er daarom om de competenties die het kind inzet in destructieve zin, voor het onderwijs te benutten en het kind op die manier in de gemeenschap van de klas terug te winnen.

Meer over het boek Pedagogische Tact, kosten € 22,-, zie www.pedagogischetact.nl of bestel hier

Reacties

0
Login of vul uw e-mailadres in.


Er zijn nog geen reacties
Delen:
Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor de nieuwsbrief